ECLI:NL:RBAMS:2025:2093

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
C/13/757693 / FA RK 24-6752
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • C.M. Mellema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeschikking verdeling beperkte gemeenschap van goederen in echtscheidingsprocedure

Op 13 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een eindbeschikking gewezen in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij de verdeling van hun beperkte gemeenschap van goederen aan de orde was. De zaak, geregistreerd onder nummer C/13/757693 / FA RK 24-6752, betreft een verzoek van de vrouw om de verdeling van de huwelijksgemeenschap, inclusief de aandelen van de man bij Adidas. De rechtbank had eerder op 11 februari 2025 een tussenbeschikking gegeven waarin werd vastgesteld dat Nederlands recht van toepassing is en waarin verschillende verzoeken van beide partijen werden afgewezen.

In de eindbeschikking heeft de rechtbank de aandelen bij Adidas aan de man toegewezen, maar de vrouw heeft recht op de helft van de waarde van deze aandelen, vastgesteld op € 2.305,-. De man moet daarnaast nog een bedrag van € 1.152,50 aan de vrouw voldoen. De rechtbank heeft de verdeling van de beperkte gemeenschap als volgt vastgesteld: de man krijgt de inboedelgoederen en bankrekeningen op zijn naam, terwijl de vrouw de inboedelgoederen en bankrekeningen op haar naam krijgt, met de verplichting om een bedrag van € 2.317,66 aan de man te voldoen.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en partijen hebben het recht om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam. De uitspraak is gedaan door rechter mr. C.M. Mellema en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. A.A. Kuijper.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
locatie Amsterdam
zaaknummer / rekestnummer: C/13/757693 / FA RK 24-6752
Beschikking d.d. 13 maart 2025 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te geheim adres,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat voorheen mr. H.L.M. Lichteveld thans mr. A. Taheri-Bhajan, gevestigd te Capelle aan den IJssel,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat voorheen mr. D.H. Bialkowski thans mr. A. Hashem Jawaheri, gevestigd te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van 11 februari 2025;
  • het F9-formulier van 24 februari 2025 van de zijde van de vrouw.
1.2.
Bij beschikking van 11 februari 2025 – voor zover hier van belang – :
  • is voor recht verklaard dat Nederlands recht van toepassing is op de verdeling van de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen;
  • is de wijze van verdeling gelast van de woning aan de [adres] ;
  • is het verzoek van de vrouw op grond van artikel 843a Rv ten aanzien van de bankrekeningen afgewezen;
  • zijn de wederzijdse verzoeken van partijen met betrekking tot de bruidsgave afgewezen;
  • is het verzoek van de man tot veroordeling van de vrouw om mee te werken aan het tot stand brengen van de Iraans religieuze echtscheiding afgewezen;
  • is de beslissing ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgemeenschap en het verzoek van de vrouw op grond van 843a Rv in dat kader pro forma aangehouden in afwachting van de reactie van de vrouw op de door de man bij F9-formulier van 21 januari 2025 ingediende stukken.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft op 11 februari 2025 een tussenbeschikking (hierna: de tussenbeschikking) gewezen. De rechtbank blijft bij hetgeen in de tussenbeschikking is overwogen en beslist.
2.2.
De rechtbank heeft in de tussenbeschikking de vrouw in de gelegenheid gesteld inhoudelijk te reageren op de stellingen van de man ten aanzien van zijn aandelen bij Adidas.
De aandelen
2.3.
De man heeft verzocht de aandelen bij Adidas aan hem toedelen tegen een waarde van € 2.305,-. De vrouw heeft verzocht de helft van deze aandelen aan haar toe te delen.
2.4.
Ingevolge artikel 3:185 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter, voor zover de deelgenoten over een verdeling niet tot overeenstemming kunnen komen, op vordering van de meest gerede partij de wijze van verdeling gelasten of zelf de verdeling vaststellen, rekening houdende naar billijkheid zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang.
2.5.
De rechtbank acht het redelijk de aandelen bij Adidas toe te delen aan de man, nu de man deze aandelen heeft opgebouwd bij zijn werkgever. Omdat de aandelen onderdeel uitmaken van de huwelijksgemeenschap heeft de vrouw wel recht op de helft van de waarde van deze aandelen per de peildatum. De man heeft aangevoerd dat de waarde van de aandelen op de peildatum € 2.305,- bedroeg. De man heeft deze stelling, op verzoek van de rechtbank, nader met stukken onderbouwd. De vrouw is in de gelegenheid gesteld hierop inhoudelijk te reageren, maar heeft de door de man gestelde waarde niet betwist. De rechtbank zal daarom aansluiten bij de door de man gestelde waarde en bepalen dat de man in het kader van de verdeling nog een bedrag van € 1.152,50 aan de vrouw moet voldoen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
stelt de verdeling van de tussen partijen bestaande beperkte gemeenschap als volgt vast:
- aan de man wordt toebedeelt:
o de inboedelgoederen die hij onder zich heeft (met uitzondering van de hierna te noemen goederen die aan de vrouw worden toegedeeld) en zijn Adidas lemon sport shorts, zonder nadere verrekening met de vrouw;
o de op zijn naam staande bankrekeningen en het daarbij behorende saldi zonder nadere verrekening met de vrouw;
o de aandelen bij Adidas, onder de verplichting om € 1.152,50 aan de vrouw te voldoen;
- aan de vrouw wordt toebedeelt:
o de inboedelgoederen die zij onder zich heeft en de handmixer, de sandwich maker, de stofzuiger (Bosch) en het strijkijzer, zonder nadere verrekening met de man;
o de op haar naam staande bankrekeningen en het daarbij behorende saldi, onder de verplichting om een bedrag van € 2.317,66 aan de man te voldoen;
3.2.
verklaart de beslissing met betrekking tot de verdeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. M. Mellema, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.A. Kuijper op 13 maart 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.