3.3.1.Ten aanzien van feit 1 en feit 2 – feiten en omstandigheden
Op 5 juni 2023 om 04:15 uur hoorde de politie een harde knal vanuit de omgeving van het [adres] in Amsterdam-Noord. Toen de politie ter plaatse kwam, lagen er voor de portiek van [adres] nummers [huisnummers] twee cobra’s6 die met grijze duct tape aan elkaar vastgemaakt waren. De lonten van die cobra’s6 waren donker verkleurd en vlakbij was een natte plek die naar benzine rook.
Op 5 juni 2023 om 11:00 uur heeft de bewoner van [adres] [huisnummer] de politie gebeld, omdat hij op het balkon aan de voorkant van zijn woning een fles met gele vloeistof en een stuk grijze duct tape had gevonden. Het balkon van [adres] [huisnummer] bevindt zich recht boven de plek waar de cobra’s6 zijn aangetroffen. De inhoud van de fles rook naar brandstof.
Vergelijkend onderzoek naar de duct tape op de cobra’s6 en de fles heeft uitgewezen dat het extreem waarschijnlijk is dat de duct tape op de cobra’s6 en de fles afkomstig zijn van één en dezelfde rol grijze duct tape. Daarbij is voorts gebleken dat het zeer waarschijnlijk is dat de cobra’s6, de duct tape en de fles samen een IED hebben gevormd.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij in de nacht van 4 op 5 juni 2023 in de Hyundai van zijn opa met het kenteken [kenteken] van Rotterdam naar Amsterdam is gereden. Uit onderzoek naar de bankrekening van verdachte is naar voren gekomen dat er die nacht om 00:47 uur met de pas van verdachte drie drankjes en een aansteker zijn gekocht bij een [naam] tankstation in [plaats] . Ook is er om 04:57 uur gepind met de pas van verdachte bij tankstation [naam] aan het [adres] in Amsterdam-Noord. Op camerabeelden van dit tankstation is rond diezelfde tijd een witte Hyundai met het kenteken [kenteken] te zien. Het tankstation [naam] ligt op 3 minuten rijden vanaf de [adres] .
3.3.3.Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan feit 1 subsidiair en feit 2 en overweegt daartoe als volgt.
De aangetroffen cobra’s6, de fles en de duct tape zijn bemonsterd. Op de duct tape is een enkelvoudig DNA-profiel aangetroffen van verdachte en op de cobra’s6 een DNA-hoofdprofiel van verdachte, waarvan de frequentie van voorkomen bij beide DNA-profielen kleiner is dan één op één miljard. Dat wil zeggen dat de kans dat een willekeurig, niet verwant persoon dat DNA-profiel heeft, kleiner is dan één op de één miljard. De bewijskracht van deze DNA-matches is dus zeer groot. Een enkelvoudig DNA-profiel vertegenwoordigt zelfs de grootste bewijswaarde. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat het DNA-profiel dat is aangetroffen op de duct tape en de cobra’s6 van iemand anders zou zijn dan van verdachte en stelt daarom vast dat de aangetroffen DNA-profielen aan verdachte toebehoren.
De DNA-sporen zijn aangetroffen op onderdelen van de IED en kunnen naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als dadersporen. De rechtbank stelt vast dat dadersporen op onderdelen van de IED, namelijk de cobra’s6 en de duct tape zijn aangetroffen. Het is dan aan verdachte om een concreet en aannemelijk alternatief scenario te schetsen van hoe het DNA-materiaal op deze onderdelen is terechtgekomen en hoe die onderdelen op de plaats delict zijn terechtgekomen. Dat heeft verdachte niet gedaan. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij denkt dat zijn DNA op de cobra’s6 en de duct tape terecht is gekomen via de auto van zijn grootvader. Omdat deze verklaring onvoldoende concreet en daarom niet verifieerbaar is, gaat de rechtbank hieraan voorbij.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte in de nacht van 4 op 5 juni 2023 van Rotterdam naar Amsterdam is gereden in de Hyundai van zijn opa en daar in de omgeving van de [adres] een IED, bestaande uit met duct tape aan elkaar geplakte cobra’s6 en een fles gevuld met brandbare stof, voorhanden heeft gehad en daarmee heeft gepoogd een ontploffing teweeg te brengen.
Gevaar voor goederen, levensgevaar, zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of bij de poging tot ontploffing brengen van de IED gevaar voor goederen, levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
De rechtbank stelt vast dat de IED werd ontdekt rond 04:15 uur. Dit is een tijdstip waarop, naar algemeen bekend is, de kans zeer groot is dat het merendeel van de bewoners van de woningen aan [adres] [huisnummers] en de omliggende woningen thuis zijn. De rechtbank stelt vast dat dit ook daadwerkelijk het geval is geweest. De cobra’s6 zijn aangetroffen bij een woning, onder een raam waar op dat moment een kind lag te slapen. De rechtbank is op grond van forensisch onderzoek en het onderzoek ter plaatse van oordeel dat, bij gebruikmaking van een dergelijk zwaar explosief in een dichtbevolkt deel van Amsterdam op een tijdstip dat doorgaans veel bewoners thuis zijn, het gevaar voor de woningen aan [adres] [huisnummers] en de omliggende woningen en voor levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel voor personen die zich vlakbij de ontploffing bevinden, naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is. Daarbij moet in het bijzonder worden gedacht aan de mogelijkheid van het ontstaan van schade of letsel van personen als gevolg van de explosie.
De rechtbank is daarom van oordeel dat bewezen kan worden dat bij de poging tot het ontploffing brengen van de IED gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
Medeplegen
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het handelen van verdachte aangemerkt kan worden als het medeplegen. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat verdachte de IED voorhanden heeft gehad. Op onderdelen van de IED is naast DNA van verdachte ook een vingerafdruk van medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen, namelijk op de duct tape die op de fles zat. Daarnaast maakte de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] op 5 juni 2023 tussen 02:18 uur en 04:16 uur dataverbinding met basisstations op het [adres] in Amsterdam-Noord. Dat is vlakbij de [adres] . Dat sprake is geweest van een gezamenlijk plan, wordt bevestigd doordat verdachte op de zitting heeft verklaard dat hij die nacht samen met anderen in de Hyundai met het kenteken [kenteken] in Amsterdam is geweest. Om 04:57 uur is met de pas van verdachte gepind bij tankstation [naam] aan het [adres] in Amsterdam-Noord. Op camerabeelden van het tankstation is rond dat tijdstip de Hyundai met het kenteken [kenteken] te zien. De GPS-locatie van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] gaf rond diezelfde tijd ook tankstation [naam] aan. Uit onderzoek blijkt dat de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] daarna verbinding heeft gemaakt met het infotainmentsysteem van de Hyundai. Dat verdachte die nacht met anderen, in ieder geval medeverdachte [medeverdachte] , van Rotterdam naar Amsterdam-Noord is gereden om daar met in ieder geval medeverdachte [medeverdachte] een ontploffing tot stand te brengen, staat daarom naar het oordeel van de rechtbank vast.
De bijdrage van verdachte zoals hiervoor uiteengezet is van voldoende gewicht om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank is daarom van oordeel dat medeplegen kan worden bewezen.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot het opzettelijk teweegbrengen van een explosie (feit 1 subsidiair) en het voorhanden hebben van een IED (feit 2) op 5 juni 2023 in Amsterdam.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezenverklaarde feiten hebben betrekking op dezelfde IED en de gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op, zodat verdachte daarvan in wezen één verwijt kan worden gemaakt.