ECLI:NL:RBAMS:2025:2269

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
AMS 23/5383
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek tegen woningbouwvereniging wegens onveilige elektriciteitsvoorziening

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 8 april 2025, met zaaknummer AMS 23/5383, is het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek ongegrond verklaard. Eisers, huurders van een woning in Amsterdam, hadden het college van burgemeester en wethouders verzocht om handhavend op te treden tegen woningbouwvereniging [woningbouwvereniging] vanwege een onveilige elektriciteitsvoorziening. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft afgewezen, omdat de woning, gebouwd in 1935, voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 voor bestaande bouw. De rechtbank stelt vast dat de eisers niet kunnen aanspraak maken op de door hen geclaimde voorzieningen, zoals een 3x25 ampère aansluiting, omdat de regelgeving voor woningen gebouwd vóór 1996 niet vereist dat alle stopcontacten geaard zijn. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het handhavingsverzoek op goede gronden heeft plaatsgevonden en dat er geen sprake is van een onveilige situatie die in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/5383

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2025 in de zaak tussen

[eisers] , uit Amsterdam, eisers,

en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder (het college),
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek.
1.1.
Met het bestreden besluit van 24 juli 2023 op het bezwaar van eisers is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eisers en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

Voorgeschiedenis
2. Eisers huren een woning in de [adres] [huisnummer] te Amsterdam (de woning) van Woningbouwvereniging [woningbouwvereniging] ( [woningbouwvereniging] ), eigenaar van de woning. De woning is gebouwd in 1935.
2.1.
Eisers hebben het college op 2 februari 2022 verzocht om handhavend op te treden tegen [woningbouwvereniging] omdat de elektriciteitsvoorziening in de woning niet deugt en zij zich daardoor onveilig voelen. In de woning ontbreekt een 3x25 ampère (A)-aansluiting en dat leidt tot kortsluiting wanneer er tegelijk meerdere elektrische apparaten worden ingeschakeld. Ook zijn niet alle stopcontacten in de woning [1] geaard. Dit is volgens eisers in strijd met het Bouwbesluit 2012, dat hen recht geeft op een veilige voorziening voor het afnemen en gebruiken van energie. [2]
2.2.
Het college heeft eisers’ verzoek op 9 mei 2022, en ook na bezwaar op
2 november 2022, afgewezen. Volgens het college hebben eisers de verkeerde procedure doorlopen. Zij hadden eerst melding bij [woningbouwvereniging] moeten doen, voordat zij bij de gemeente een succesvol verzoek konden indienen. Uit navraag bij [woningbouwvereniging] is gebleken dat zo’n melding niet is gedaan. Indien eisers melding doen bij [woningbouwvereniging] , kan [woningbouwvereniging] met eisers contact opnemen voor het uitvoeren van een inspectie ter plaatse en, indien nodig, de vereiste voorzieningen treffen. Het college merkt over het ontbreken van geaarde stopcontacten verder op voorhand op dat deze bij woningen die vóór 1996 zijn gebouwd alleen verplicht zijn in de aanwezige badkamer en keuken. Daarom is er voor het college geen mogelijkheid om wegens strijd met het Bouwbesluit handhavend op te treden.
2.3.
Eisers hebben daartegen beroep ingesteld. Het beroep is op 31 mei 2023 op zitting behandeld. Op de zitting heeft het college toegezegd dat hij een nieuw besluit neemt op de bezwaren van eisers, waarna eisers hun beroep hebben ingetrokken.
Aanleiding voor deze procedure
3. Het college heeft op 24 juli 2023 een nieuw besluit op bezwaar (het bestreden besluit) genomen met inachtneming van hetgeen op de zitting van 31 mei 2023 is besproken. Het college verklaart de bezwaren van eisers wederom ongegrond en laat het besluit van 9 mei 2022, onder aanvulling van de motivering, in stand. Het college is daarbij ingegaan op de punten die volgens de rechtbank in het eerste bestreden besluit van
9 november 2022 gebrekkig zijn gemotiveerd, te weten de toepasselijke norm in relatie tot de door eisers gestelde splitsing van het pand in 2013 en een vóór 2002 uitgevoerde renovatie van de woning.
3.1.
In het bestreden besluit wordt ingegaan op de toepasselijke regelgeving. Het Bouwbesluit 2012 wijst de algemene gebruiksnorm aan waar de woning aan moet voldoen. Het gaat hier om de technische installaties in de woning. Hierover zegt de Regeling Bouwbesluit welke versie van de norm precies is aangewezen. Artikel 6.8 van het Bouwbesluit omschrijft in dit geval waar een elektriciteitsinstallatie van een bestaande woning aan moet voldoen, te weten aan de toepasselijke versie van NEN 1010 bij lage spanning. [3] Conform het Bouwbesluit 2012 en de toepasselijke – want afhankelijk van het bouwjaar – versie van NEN 1010 moeten nieuw aangelegde elektrische installaties volledig voorzien zijn van randaarde. Voor bestaande installaties, aangelegd vóór 1997 geldt deze verplichting in de toepasselijke versie van NEN 1010 (versie 1010-8:2021) enkel in de keuken en de badkamer. Daarvan is bij eisers sprake omdat hun woning is gebouwd in 1935. Het Bouwbesluit/NEN 1010 schept geen verplichting tot het aanleggen van drie groepen (van 16 en/of 25 ampère). De elektrische voorzieningen waaronder de stopcontacten voldoen daarom aan de eisen van de toepasselijke versie van NEN 1010.
3.2.
Het college heeft voorts bij zijn beoordeling het document over een renovatie betrokken dat eisers hebben getoond op de zitting van 31 mei 2023. Het betreft een brief uit 2002 van [woningbouwvereniging] aan eisers over een huurverhoging waarin wordt gerefereerd aan een “grote beurt”. [4] Volgens eisers heeft deze renovatie al vóór 2002 plaatsgevonden. Volgens het college is echter geen sprake van een renovatie van zodanige aard dat de elektriciteitsinstallatie volledig zou moeten worden voorzien van randaarde. Bij deze renovatie (groot onderhoud) is volgens een gecertificeerd installateur van [woningbouwvereniging] de electriciteitsinstallatie niet aangetast en de aanpassingen die zijn gedaan zijn van geringe aard. Daarom is het college van oordeel dat dit geen verplichting schept voor [woningbouwvereniging] om de elektriciteitsinstallatie aan te passen naar de allernieuwste normen. Eisers hebben ook niet aannemelijk gemaakt dat dit anders zou zijn met andere documenten dan de brief over de huurverhoging. De stopcontacten dienen daarom te voldoen aan de normen van bestaande bouw van vóór 1996 en daar wordt aan voldaan, aldus het college.
3.3.
Ook de splitsing van de woning in 2013 heeft het college bij zijn beoordeling betrokken. In de splitsingsvergunning, overgelegd bij het verweerschrift, worden geen aanvullende eisen gesteld aan de elektriciteitsinstallatie van de woning. Door de afdeling Vergunningen is ook bevestigd dat deze niet zijn gesteld en dat dit ook niet had gehoeven. De woning dient enkel te voldoen aan de eisen van bestaande bouw van woningen gebouwd vóór 1996 en daar wordt aan voldaan.
3.4.
Volgens het college voldoet de woning aan de eisen van het Bouwbesluit en aan de NEN 1010. Dit betekent dat de afwijzing van het handhavingsverzoek volgens het college op goede gronden heeft plaatsgevonden.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of het college het handhavingsverzoek op goede gronden heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat het college het verzoek om handhaving heeft kunnen afwijzen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
Eisers hebben aangevoerd dat het college zich niet heeft gehouden aan de opdracht van de rechter op de vorige zitting van 31 mei 2023. In het bestreden besluit wordt niet ingegaan op de klacht over het ontbreken van 3x25 A-stroom in de woning. Ook is ten onrechte geconcludeerd dat er geen verplichting bestaat tot de aanleg van geaarde stopcontacten in de hele woning. Door het ontbreken van deze voorzieningen moeten zij wonen in een woning met een onveilige elektriciteitsvoorziening. Zij blijven bij alles wat zij in het vorige beroep hebben aangevoerd. Zij vinden dat het Bouwbesluit hen recht geeft op een veilige elektriciteitsinstallatie en die hebben zij nu niet, want als zij meerdere apparaten tegelijk aansluiten dan krijgen zij kortsluiting. Zij vragen hier al meer dan 20 jaar om bij [woningbouwvereniging] . Zij willen namelijk van het gas af, en zijn dat inmiddels ook, en willen elektrisch kunnen verwarmen en koken. Dat is nu niet mogelijk. Het college doet volgens eisers alles wat [woningbouwvereniging] wil. Zij achten daarom de gevoerde procedure bij het college in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Tevens is sprake van strijd met de artikelen 2, 8 en 13 van het EVRM.
4.3.
Met het college is de rechtbank van oordeel dat het algemene aansturingsartikel van het Bouwbesluit, waarin wordt bepaald dat een bouwwerk met een voorziening voor het afnemen en gebruiken van energie een veilige voorziening voor het afnemen en gebruiken van energie heeft, niet betekent dat eisers aanspraak kunnen maken op de door hen geclaimde voorzieningen. Alle woningen gebouwd vóór 1996 zijn onderworpen aan de minimumeisen die het Bouwbesluit voorschrijft. Eisers bestrijden ook niet dat de NEN-norm waarnaar het Bouwbesluit verwijst voor woningen gebouwd vóór 1996 anders luidt. Hun stelling dat verweerder geen aandacht heeft besteed aan hun claim op 3x25 A-stroomvoorziening is verder feitelijk onjuist, omdat daarop in het bestreden besluit wel degelijk is ingegaan.
4.4.
Met betrekking tot de stelling van eisers dat een renovatie op of rond 2002 en een splitsing van het pand in 2013 maakt dat voor hun woning de normen voor nieuwbouw in plaats van bestaande bouw zouden gelden, en dat daarom in de hele woning de stopcontacten geaard moeten zijn, overweegt de rechtbank als volgt.
4.5.
Artikel 4 van de Woningwet (geldend ten tijde van het bestreden besluit) omschrijft dat indien een bouwwerk gedeeltelijk wordt vernieuwd, veranderd of vergroot, de voorschriften als bedoeld in artikel 2 van de Woningwet, voor zover zij betrekking hebben op dat bouwen, slechts van toepassing zijn op die vernieuwing, verandering of vergroting. Gedoeld wordt op de voorschriften van het Bouwbesluit. Eisers hebben tegenover de resultaten van het onderzoek dat het college heeft verricht naar deze renovatie op of rond 2002 niets anders gesteld dan dat het volgens een brief van [woningbouwvereniging] zou gaan om “een grote beurt”. Daarmee is niet aannemelijk geworden dat er ook grote veranderingen hebben plaatsgevonden aan de elektriciteitsvoorziening in de woning waaruit zou volgen dat de regels voor nieuwbouw zijn gaan gelden.
4.6.
Voorts heeft het college terecht gewezen op de splitsingsvergunning waarin geen nadere eisen zijn gesteld aan voorzieningen in de woningen. Er wordt in de splitsingsvergunning wel verwezen naar een Convenant, maar het college heeft dit nagevraagd bij de afdeling Vergunningen en deze heeft bevestigd dat daarbij geen nadere eisen zijn gesteld aan de elektriciteitsvoorzieningen van de woning van eisers en dat dit ook niet had gehoeven. Eisers hebben hier tegenover gesteld dat [woningbouwvereniging] de woningen uit hun blok die op de vrije markt verkocht zijn, wel heeft voorzien van een elektriciteitsvoorziening met 3x25 A-stroom en overal geaarde stopcontacten heeft aangebracht. Ook hebben zij ter zitting nog verwezen naar een mededeling van [woningbouwvereniging] omtrent aanpassingen in woningen elders, waar inductiekookplaten bij een renovatie zijn aangebracht. Naar het oordeel van de rechtbank maakt dit echter niet dat [woningbouwvereniging] ook verplicht zou zijn op grond van (destijds) geldende regelgeving hiertoe in de woning van eisers over te gaan. Dit betekent dat het college terecht het handhavingsverzoek van eisers heeft afgewezen.
4.7.
Verder is de rechtbank met het college van oordeel dat van schending van het door artikel 2 (en 8) van het EVRM beschermde recht op leven geen sprake is. De uit artikel 2 van het EVRM voortvloeiende materiële preventieve beschermingsplicht resulteert in diverse aparte verplichtingen. Zo is het aan de Staat om stappen te nemen teneinde zijn burgers die onder zijn rechtsmacht ressorteren te beschermen tegen potentieel levensbedreigend gevaar. Dit betekent onder meer dat de Staat dient te zorgen voor adequate wet- en regelgeving en potentieel gevaarlijke activiteiten reguleert (vergunningen, toezicht en handhaving). Ook moet de Staat praktische maatregelen nemen die erop zijn gericht het leven van zijn burgers te beschermen tegen levensbedreigende gevaren, en dient de Staat het publiek hierover te informeren. Tot slot moet zijn voorzien in adequate procedures waarmee tekortkomingen en fouten van de verantwoordelijken kunnen worden opgespoord. De rechtbank is van oordeel dat de situatie waaraan eisers refereren om te beginnen er geen is van levensbedreigende aard. Alle woningen gebouwd vóór 1996 moet volgens de geldende regelgeving voldoen aan de hiervoor besproken eisen voor bestaande bouw. Niet gezegd kan worden dat eenieder woonachtig in een huis gebouwd vóór 1996 zich bevindt in een acute levensbedreigende situatie. Alleen al hierom kan het beroep op artikel 2 van het EVRM niet slagen.
4.8.
Verder heeft het college terecht overwogen dat van schending van artikel 6 en 13 van het EVRM (recht op een eerlijk proces voor een onafhankelijke rechter) geen sprake kan zijn bij een (verlengde besluitvormings)procedure door een bestuursorgaan. Beoordeeld dient te worden of door het college gelet op artikel 7.3, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden afgezien van een hoorzitting. Het eerste besluit op het bezwaar van eisers van 2 november 2022 (dat in deze procedure niet voorligt) was naar het oordeel van het college kennelijk ongegrond, omdat de juiste procedure niet was gevolgd en omdat meteen duidelijk was dat het Bouwbesluit niet verplichtte tot de door hen in de woning gewenste aanpassingen. Dat naar aanleiding van hetgeen door eisers (eerst, dus eigenlijk te laat) op de zitting van 31 mei 2023 werd aangevoerd over de gestelde renovatie en splitsing door het college is besloten om de beslissing op bezwaar te herzien en beter te motiveren, maakt niet dat het op grond van het ingediende bezwaar onterecht besloot tot een kennelijk ongegrond bezwaar en van horen heeft afgezien. Dat na de intrekking ter zitting en voor het nemen van het onderhavige bestreden besluit geen hoorzitting is gehouden, acht de rechtbank ook niet in strijd met artikel 7.3 van de Awb, omdat een nadere vaststelling van de feiten en omstandigheden niet nodig was, gelet op hetgeen op de zitting van 31 mei 2023 al uitvoerig was besproken en geconcludeerd. [5]

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. van Duinen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In elk geval wel in de badkamer en in de keuken.
2.Artikel 6.7 van het Bouwbesluit 2012 (aansturingsartikel)
3.Zie artikel 6.8, eerste lid onder a. van Bouwbesluit 2012. In woningen is sprake van lage spanning.
4.Dit blijkt uit het door eisers overgelegde transcript van hetgeen op de zitting van 31 mei 2023 is gezegd. De zitting was door of namens eisers opgenomen.
5.Zie noot 4.