ECLI:NL:RBAMS:2025:2306

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
C/13/748019 / HA ZA 24-261
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring van inbreuk op auteursrecht en nakoming van overeenkomst tussen auteurs

In deze zaak vordert eiser, een neerlandicus en auteur, dat gedaagden, bestaande uit een B.V. en een bekende auteur, inbreuk maken op zijn auteursrecht en een overeenkomst niet nakomen. De zaak draait om een samenwerking tussen eiser en gedaagde 2, die in 2017 een vennootschap onder firma hebben opgericht om samen boeken te schrijven. Eiser stelt dat gedaagden een vervolg op hun gezamenlijk geschreven boek hebben uitgebracht zonder zijn toestemming, wat in strijd zou zijn met een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen, oordelend dat gedaagden niet in strijd hebben gehandeld met de overeenkomst en dat de outline, waar eiser aanspraak op maakt, niet als zelfstandige activa is beschouwd in de verdeling van de activa van de vennootschap. De rechtbank heeft eiser ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 11.480,00. De uitspraak is gedaan op 9 april 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/748019 / HA ZA 24-261
Vonnis van 9 april 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R. Balk te Haarlem,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. Chr.A. Alberdingk Thijm te Amsterdam.
Eiser zal hierna [eiser] worden genoemd. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk [gedaagden] en ieder afzonderlijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 februari 2024, met de daarin genoemde producties,
- de conclusie van antwoord, tevens houdende (voorwaardelijke) eis in reconventie, met de daarin genoemde producties,
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, met de daarin genoemde producties,
- de akte overlegging aanvullende producties van [eiser] ,
- het tussenvonnis van 2 oktober 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de wijziging van eis, tevens houdende akte overlegging aanvullende producties 32 tot en met 38, van [eiser] ,
- de door [gedaagden] overgelegde producties 33 tot en met 40,
- het door [gedaagden] overgelegde aanvullende kostenoverzicht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is neerlandicus, auteur, journalist en bladenmaker.
2.2.
[gedaagde 2] is een bekende auteur. In 2006 heeft [gedaagde 2] [gedaagde 1] opgericht om haar zakelijke belangen te vertegenwoordigen. [gedaagde 2] is enig aandeelhoudster van [gedaagde 1] .
2.3.
[eiser] en [gedaagde 2] hebben een affectieve relatie gehad. In 2016 hebben [eiser] en [gedaagde 2] besloten om samen een reeks thrillerboeken te gaan schrijven. Ten behoeve van dit project hebben [gedaagde 2] en [eiser] op 1 januari 2017 de vennootschap onder firma [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) opgericht, waarin [gedaagde 1] , namens [gedaagde 2] , en [eiser] ieder voor 50 procent deelnamen.
2.4.
Op 29 mei 2017 is een uitgeefovereenkomst tot stand gekomen tussen Overamstel Uitgevers B.V. (hierna: Overamstel) en [bedrijf] , waarin onder meer is overeengekomen dat [bedrijf] in de periode van 2017 tot 2021 een reeks van 5 crime/thriller boeken bij Overamstel zou inleveren, dat [bedrijf] voor elk boek een niet terug te vorderen voorschot van € 200.000,- van Overamstel zou ontvangen en dat het voorschot werd verrekend met royalty’s voortvloeiende uit de verkoop van de boeken (hierna: de Uitgeefovereenkomst). Overamstel heeft daarna het overeengekomen voorschot inzake boek 1 ter hoogte van € 200.000,- aan [bedrijf] voldaan.
2.5.
Op 4 juni 2017 is op de computer van [gedaagde 2] een opzet van de vijfdelige boekenreeks opgesteld met de naam ‘
[naam schets] (alles nog zeer, zeer voorlopig)’, met daarin een voorlopige schets van een onderling samenhangend verhaal van de vijfdelige boekenreeks. Deze outline bedraagt ongeveer 3,5 pagina’s.
2.6.
[eiser] heeft eind 2017 een scenariocursus gevolgd. Ten behoeve van die cursus diende hij een synopsis te schrijven. Deze synopsis, met de titel
[naam synopsis], heeft [gedaagde 2] op 4 december 2017 per e-mail naar [eiser] gezonden. [eiser] heeft de synopsis vervolgens in de cursus ingebracht.
2.7.
Het eerste boek in de vijfdelige serie,
[naam 1e boek], is op 1 maart 2018 door Overamstel uitgebracht. Het boek bevat op de laatste pagina de volgende zogenoemde 'aankeiler' van de verhaallijn van het tweede boek in de vijfdelige reeks met de naam
[naam synopsis] .
Boek twee, [naam synopsis] , verschijnt in 2019
(…)
Het is een van de heetste zomers van de eeuw en rechercheur [naam rechercheur] heeft het zwaar. Hij moet de geruchtmakende moord op een omstreden societymiljonair oplossen – uitgerekend in het milieu waar hij zich als volksjongen het minst op zijn gemakt voelt. [naam rechercheur] gehate tweelingbroer komt na jaren in een Thaise gevangenis als kankerpatiënt terug naar Nederland en wil de laatste maanden van zijn leven bij hem doorbrengen. En, misschien nog het ergste: [naam 1] , de Duitse politica met wie [naam rechercheur] in het voorjaar een romance beleefde, is met een advocaat teruggegaan naar Berlijn en bedingt daar een miljoenendeal. Zal ze nu ooit nog terugkomen?
2.8.
Op 2 maart 2018 is naar aanleiding van het verschijnen van het boek ‘
[naam 1e boek] .’ een interview met [eiser] en [gedaagde 2] gepubliceerd. Daarin staat onder meer het volgende:
[gedaagde 2] heeft vaak gezegd dat ze niet tegen de werkelijkheid op kon verzinnen. Maar dit boek is nadrukkelijk fictie. Wat is er veranderd?
(antwoord [gedaagde 2] ): ‘Blijkbaar kon ik het alleen niet, maar kunnen we het samen wel. We hebben natuurlijk al altijd veel over elkaars werk meegedacht en -gewerkt. Mijn eerste boek, [naam 1e boek gedaagde] , was al aan [eiser] opgedragen, en dat was niet alleen vanwege zijn blauwe ogen: eigenlijk ging er nooit iets de deur uit voor dat hij het had gelezen. Toen hij de afgelopen jaren minder ging werken, had hij steeds meer tijd om met mij mee te denken, te reizen en te researchen. De stap om daadwerkelijk als duo te gaan schrijven was daardoor een heel natuurlijke.’
(…)
Hoe werken jullie?
(antwoord [eiser] ): ‘We verzinnen het samen en zodra we het gevoel hebben dat de plot min of meer staat, schrijven we een outline. [gedaagde 2] gaat die dan per hoofdstuk uitwerken, terwijl ik de research doe. Vervolgens schuiven we de resultaten van ons beider werkzaamheden in elkaar, net zolang tot we er allebei tevreden over zijn.’
2.9.
In de zomer van 2018 is de affectieve relatie tussen [eiser] en [gedaagde 2] geëindigd. [eiser] en [gedaagde 2] hebben toen ook besloten de samenwerking in [bedrijf] te beëindigen.
2.10.
Op 9 november 2018 heeft de advocaat van [gedaagde 2] een vaststellingsovereenkomst opgesteld over de wijze van beëindiging van [bedrijf] . Partijen hebben dat concept aan een fiscaal adviseur voorgelegd, waarna deze een aantal wijzigingen heeft voorgesteld. Daarna is een nieuwe vaststellingsovereenkomst opgesteld, die partijen op 27 november 2018 hebben ondertekend (hierna: de Vaststellingsovereenkomst). Daarin staat, voor zover hier van belang het volgende:
Partijen (…)
Nemen het volgende in aanmerking:
(…)
(C) De vennootschap onder firma heeft in 2017 een boek geschreven met de titel “ [naam 1e boek] ” (het “
Boek”) dat in 2018 is gepubliceerd door Overamstel Uitgevers B.V.; de afspraken met Overamstel Uitgevers zijn vastgelegd in een op 29 mei 2017 getekend Term Sheet, verder aangeduid als de “
Uitgeefovereenkomst”;
(…)

1.Beëindiging vennootschap onder firma

1.1
Partijen komen overeen dat de vennootschap onder firma [bedrijf] wordt beëindigd per 30 november 2018. De onderneming van [bedrijf] wordt per die datum voortgezet door [eiser] als eenmanszaak. Als [eiser] dat wenst, kan hij de naam [bedrijf] blijven voeren.
(…)
2. Financiële gevolgen van de beëindiging
2.1.
Kort+Partners hebben op 7 november 2018 een balans en winst- en verliesrekening t/m 30 september 2018 opgesteld voor [bedrijf] . Tot de activa van [bedrijf] behoren een auto met daarbij behorende reiscabine, auteursrechten op het Boek, de Uitgeefovereenkomst en een of meer bankrekeningen.
2.2.
De auto en de reiscabine worden toegedeeld aan [eiser] . [eiser] zal er ook voor zorgdragen dat de autoverzekering en alle aan de auto en de reiscabine gerelateerde overeenkomsten op genoemde datum op zijn naam zijn gesteld. [eiser] vrijwaart [gedaagde 1] voor aanspraken van derden m.b.t. de auto en de reiscabine vanaf 1 december 2018.
2.3.
De auteursrechten op het Boek en de Uitgeefovereenkomst worden overgedragen aan [gedaagde 1] . [gedaagde 1] zal Overamstel Uitgevers daarvan in kennis stellen. [gedaagde 1] vrijwaart [eiser] voor aanspraken van Overamstel Uitgevers jegens hem of [bedrijf] .
2.4.
[eiser] blijft jegens [gedaagde 1] gerechtigd op de helft van de netto opbrengst van het Boek, voor zover de licentievergoeding hoger is dan het door Overamstel Uitgevers aan [bedrijf] betaalde voorschot. [gedaagde 1] verplicht zich [eiser] van alle relevante ontwikkelingen m.b.t. de financiële afwikkeling van het Boek op de hoogte te stellen.
2.5.
[gedaagde 1] heeft het recht, maar niet de plicht, een vervolg te schrijven op het Boek.
2.6.
[eiser] zal zijn gerechtigd op de bankrekeningen en het saldo op die rekeningen per 30 november 2018. Partijen zullen bevorderen dat de tenaamstelling van de betreffende rekeningen op uiterlijk 30 november 2018 ten name van [eiser] zijn gesteld, althans dat [gedaagde 1] niet langer partij is bij de overeenkomst tussen de bank en de vennootschap onder firma. [eiser] zal [gedaagde 1] ter zake vrijwaren.
(…)
3. FINALE KWIJTING
3.1.
Onder het voorbehoud van uitvoering van deze Overeenkomst, verlenen [gedaagde 1] enerzijds en [eiser] anderzijds elkaar algehele en finale kwijting ten aanzien van al hetgeen zij van elkaar te vorderen hebben of mochten krijgen.
(…)

5.OVERIGE BEPALINGEN

5.1.
Deze Overeenkomst bevat de tussen Partijen gemaakte afspraken, die in de plaats komen van eerdere afspraken die Partijen hebben gemaakt. (…).
(…)
5.8.
Op deze Overeenkomst is Nederlands recht van toepassing. Alle geschillen die naar aanleiding van deze Overeenkomst ontstaan, zullen Partijen in onderling overleg proberen op te lossen door ieder een vertrouwenspersoon aan te wijzen, die vervolgens gezamenlijk een voorstel voor oplossing van het geschil zullen aandragen. Als het geschil niet binnen 4 weken in onderling overleg kan worden opgelost, dan staat het Partijen vrij hun geschil voor te leggen aan de bevoegde rechter binnen het arrondissement Amsterdam.
2.11.
Op verzoek van [gedaagde 1] is de Uitgeefovereenkomst per 1 januari 2019 ontbonden. Op 31 januari 2020 heeft Overamstel met [gedaagde 1] een nieuwe overeenkomst gesloten voor het schrijven van 4 boeken als vervolg op het boek
[naam 1e boek].
2.12.
Eind juli 2023 heeft [gedaagde 2] aangekondigd dat deel 2
" [naam synopsis] "op 19 oktober 2023 bij Overamstel verschijnt. Tevens heeft [gedaagde 2] eind juli 2023 op Facebook aangekondigd, dat zij deel 3
" [naam 3e boek] ''aan het schrijven is en dat zij al een goed beeld heeft van de inhoud daarvan.
2.13.
Bij brief van 11 augustus 2023 heeft de advocaat van [eiser] aan [gedaagde 2] meegedeeld dat zij met het boek “
[naam synopsis] ”, in strijd handelt met de inhoud, de aard en de strekking van de Vaststellingsovereenkomst door de inhoud van dat boek te baseren op de gezamenlijk met [eiser] bedachte outline van de vijfdelige boekenserie.
2.14.
Een door [gedaagden] ingeschakelde jurist heeft in een e-mail van 8 september 2023 gereageerd op voormelde brief en daarin onder meer meegedeeld dat zowel de outline als de synopsis zijn geschreven zonder een inhoudelijke bijdrage door [eiser] .
2.15.
Op 27 september 2023 heeft belastingadviseur Kort+Partners aan [gedaagde 2] inzake [bedrijf] een “
Overzicht van de mutaties in het eigen vermogen van 1 januari 2027 t/m 31 december 2018” gestuurd. In dat overzicht staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Af: (…)
Saldo eigen vermogen [gedaagde 1] is op 30
November 2018 als lening verstrekt aan
[eiser] € 115.746,00
2.16.
In een e-mail van 16 oktober 2023 heeft [gedaagde 1] , onder meer vanwege de aanspraken van [eiser] op het auteursrecht op de verhaallijn en de karakters van ‘
[naam 1e boek]’, het bedrag van € 115.746,00 van [eiser] opgeëist, te betalen binnen een termijn van zes weken.
2.17.
Bij brief van 11 december 2023 heeft de advocaat van [eiser] aan de jurist van [gedaagden] onder meer gevraagd om binnen twee weken aan hem te bevestigen dat 50% van door [gedaagden] ontvangen en nog te ontvangen vergoedingen, licentievergoedingen, royalty’s en/of voorschotten met betrekking tot het boek met de titel “
[naam synopsis]” aan [eiser] zullen worden betaald. [gedaagden] heeft die bevestiging niet gegeven.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert samengevat en na wijziging eis – voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht te verklaren dat:
a) [gedaagden] in strijd met artikel 2.5 van de vaststellingsovereenkomst heeft gehandeld, in het bijzonder dat “een vervolg” in de zin van artikel 2.5 van die overeenkomst a) niet gebaseerd mocht zijn op de outline, meer specifiek dat [gedaagden] het boek met de titel “
[naam synopsis]” niet mocht baseren op deel 2 van de outline en b) geen deel 3 mag bevatten;
b) dat het verrichten van normale exploitatiehandelingen rondom de outline – waaronder:
i) het verder uitwerken van de outline tot het manuscript van het boek met de titel “
[naam synopsis]”,
ii) het gebruik van de titel “
[naam synopsis]” en,
iii) het verlenen van licenties aan derden met betrekking tot het manuscript van het boek met de titel “
[naam synopsis]
door [eiser] en [gedaagden] gezamenlijk had behoren te geschieden, althans niet zonder toestemming van [eiser] had mogen geschieden,
II. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om 50%, of een door de rechtbank in goede justitie te bepalen deel, van de door [gedaagden] ontvangen - en nog te ontvangen - vergoedingen, licentievergoedingen, royalty’s en / of voorschotten met betrekking tot het boek met de titel “
[naam synopsis]”, alsmede deel 3, aan [eiser] te betalen en periodiek - dat wil zeggen: twee keer per jaar - te blijven betalen,
III. [gedaagden] te veroordelen om binnen vier weken aan [eiser] een schriftelijke en door een accountant gecontroleerde opgave te doen van door [gedaagden] ontvangen vergoedingen en / of voorschotten met betrekking tot het boek met de titel “
[naam synopsis]”, alsmede deel 3, reeds ontvangen en nog te ontvangen royalty-statements en deze binnen een week na ontvangst in het geheel door te sturen naar [eiser] ,
IV. [gedaagden] te bevelen om het schrijven en/of doen laten verschijnen van deel 3 te staken en gestaakt te houden;
V. aan de veroordelingen onder III en IV een dwangsom te verbinden voor iedere keer dat [gedaagden] , niet tijdig of niet volledig aan die veroordelingen voldoet,
VI. [gedaagden] te veroordelen in de proceskosten, meer specifiek 50% op grond van artikel 1019h Rv en 50% op grond van het liquidatietarief, inclusief nakosten.
3.2.
[gedaagden] voert verweer, waarop hierna, voor zover van belang, nader zal worden ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.3.
[gedaagden] vordert - onder de voorwaarde dat de rechtbank van oordeel is dat [gedaagden] onrechtmatig handelt jegens [eiser] door inbreuk te maken op zijn rechten, dan wel dat er sprake is van contractbreuk - voor zoveel mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. [eiser] te veroordelen tot terugbetaling aan [gedaagde 1] , althans aan [gedaagde 2] , van het totale bedrag van de geldlening, te weten € 115,764,-, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 27 november 2023,
II. veroordeling van [eiser] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.4.
[eiser] voert verweer, waarop hierna, voor zover van belang, nader zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Kern van het geschil
4.1.
Het door [gedaagde 2] uitgebrachte boek
[naam synopsis]is het vervolg op het boek
[naam 1e boek]. en deel 2 in een (destijds) beoogde vijfdelige boekenserie. Kern van het geschil tussen partijen is de vraag of [gedaagden] hiermee in strijd handelt met de Vaststellingsovereenkomst en met name de vraag hoe in dat kader de woorden “
een vervolg” in artikel 2.5 van de Vaststellingsovereenkomst dienen te worden uitgelegd. Dat artikel bepaalt dat [gedaagde 1] het recht heeft, maar niet de plicht, om
een vervolgte schrijven op het boek
[naam 1e boek].
Standpunt [eiser]
4.2.
[eiser] stelt dat de titel voor het boek
[naam synopsis]en de verhaallijn daarin afkomstig zijn uit de outline. [eiser] verstaat daarbij onder de outline de documenten
[naam schets](zie 2.5) en
Synopsis: [naam synopsis](zie 2.6) samen. [eiser] stelt dat hij en [gedaagde 2] de outline gezamenlijk hebben geschreven. In de outline staan de verhaallijn, de karakters, het perspectief, het thema, de zijplots, de verwikkelingen en de climax voor het boek
[naam synopsis]en de daaropvolgende boeken in de voor Overamstel te schrijven vijfdelige boekenserie. De outline is daarmee een gemeenschappelijk auteursrechtelijk beschermd werk. Anders dan het auteursrecht op boek 1 is het auteursrecht op de outline niet in de Vaststellingsovereenkomst aan [gedaagden] overgedragen. Dat betekent dat [gedaagden] de outline niet meer mag gebruiken bij het schrijven van een vervolg, zonder toestemming van [eiser] Door dit toch te doen schiet [gedaagden] toerekenbaar tekort in de nakoming van artikel 2.5 van de Vaststellingsovereenkomst. Daarnaast stelt [eiser] dat hij als mede auteursrechthebbende op de outline, recht heeft op 50% van de opbrengst van het boek
[naam synopsis]en het aangekondigde deel 3. Alles aldus [eiser] .
Standpunt [gedaagden]
4.3.
[gedaagden] betwist dat zij met het boek “
[naam synopsis]” in strijd handelt met artikel 2.5 van de Vastellingsovereenkomst, dan wel dat met het schrijven van dat boek een inbreuk wordt gemaakt op een auteursrecht dat mede aan [eiser] toekomt. [gedaagden] heeft aangevoerd dat de relatie tussen partijen was beëindigd en dat de Vaststellingsovereenkomst daarom tot doel had partijen over en weer te bevrijden van enige vordering op elkaar en dat in de Vaststellingsovereenkomst daarom een verdeling is gemaakt van de aan [bedrijf] toekomende activa. Bij die verdeling zijn de auteursrechten op
[naam 1e boek]inclusief de daarin opgenomen ‘ankeiler’ aan [gedaagde 1] toebedeeld, alsmede is aan [gedaagde 1] in artikel 2.5 het recht verleend om een vervolg op dat boek te schrijven. Verder is in de Vaststellingsovereenkomst ook de Uitgeversovereenkomst aan [gedaagde 1] toebedeeld. Daaruit blijkt dat het de bedoeling van partijen was dat [gedaagde 2] het schrijfproject zou voortzetten en de in de outline neergelegde opzet voor dat vervolg mocht gebruiken. Dat de outline niet in Vaststellingovereenkomst wordt genoemd komt doordat ten tijde van het sluiten van de Vaststellingsovereenkomst de outline door partijen niet als een te verdelen vermogensbestandsdeel werd gezien. Maar gelet op de bedoeling van partijen om de rechten op een vervolg op [gedaagde 2] over te dragen, vallen onder die overgedragen rechten ook de outline, aldus [gedaagden]
4.4.
Verder voert [gedaagden] aan dat met
[naam synopsis]geen inbreuk op het auteursrecht van [eiser] is gemaakt. De outline is geschreven zonder medewerking van [eiser] . [gedaagden] stelt daarom dat niet [eiser] maar [gedaagde 2] de maker en auteursrechthebbende daarop is. Bovendien stelt [gedaagden] dat voor het vervolg van op
[naam 1e boek] .geen gebruik is gemaakt van de outline uit 2017. [gedaagden] stelt dat er in 2019, zonder overleg met [eiser] , een nieuwe outline voor het tweede boek is opgesteld die met Overamstel is gedeeld. Verder zijn tijdens het schrijfproces veel details in het boek veranderd. Daardoor is meer dan de helft van de oorspronkelijke outline uit 2017 niet teruggekeerd in het boek. Alles aldus [gedaagden]
Beoordeling rechtbank
4.5.
Het gaat in deze zaak primair om de uitleg van het in artikel 2.5 van de Vaststellingsovereenkomst aan [gedaagde 1] verleende recht om “
een vervolg” te schrijven op het boek
[naam 1e boek]. Partijen leggen dat artikel ieder anders uit. De betekenis van een beding in een schriftelijke overeenkomst moet, indien die door partijen verschillend wordt uitgelegd, door de rechter worden uitgelegd aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij alle omstandigheden van het geval van belang zijn (de zogenoemde Haviltex-maatstaf).
4.6.
Aan de hand van die uitleg wordt geoordeeld dat [gedaagden] met het boek
[naam synopsis]niet in strijd handelt met artikel 2.5 van de Vaststellingsovereenkomst en evenmin inbreuk maakt op enig (mede) aan [eiser] toekomend auteursrecht. Daartoe is het volgende van belang.
4.7.
Artikel 3.1 van de Vaststellingsovereenkomst, waarin partijen elkaar algehele finale kwijting verlenen ten aanzien van wat zij van elkaar te vorderen hebben of mochten krijgen, en de daaraan voorafgaande opsomming van de bezittingen van [bedrijf] en verdeling daarvan in paragraaf 2 van Vaststellingsovereenkomst, ondersteunt voldoende de stelling van [gedaagden] dat partijen met de Vaststellingsovereenkomst tot doel hebben gehad om de samenwerking in [bedrijf] definitief ten einde te brengen en al de in [bedrijf] aanwezige activa onder elkaar te verdelen, zodat er na de ontbinding van de vennootschap onder firma niets meer onverdeelds in de boedel van [bedrijf] zou overblijven. Dit is ook in lijn met de wens om in het kader van de beëindiging van de relatie tussen partijen alle banden te verbreken.
4.8.
Bij die verdeling van de activa van [bedrijf] is in artikel 2.3 van de Vaststellingsovereenkomst het auteursrecht op het boek
[naam 1e boek]overgedragen aan [gedaagde 1] , alsmede de rechten en plichten verbonden aan de door [bedrijf] met Overamstel gesloten Uitgeefovereenkomst. [eiser] heeft in dat verband aangevoerd dat in de eerste versie van de Vaststellingsovereenkomst die op 9 november 2018 was opgesteld was bepaald dat [gedaagde 1] een poging tot beëindiging van de Uitgeefovereenkomst diende te ondernemen, maar die verplichting hebben partijen na advies van een fiscaal deskundige in de op 27 november 2018 ondertekende versie niet laten terugkeren. Een inspanning voor [gedaagde 1] tot beëindiging van de Uitgeefovereenkomst zijn partijen dus uiteindelijk niet overeengekomen, zodat aan hetgeen [eiser] daarover heeft aangevoerd, voor zover relevant, voorbij zal worden gegaan.
4.9.
In de Uitgeefovereenkomst hebben [eiser] en [gedaagden] zich via [bedrijf] verbonden om vijf boeken voor Overamstel te schrijven. Vaststaat dat
[naam 1e boek] .het eerste boek was in die reeks. In artikel 2.5 van de Vaststellingsovereenkomst is aan [gedaagde 1] het recht verleend om een vervolg op
[naam 1e boek]te schrijven. Over de inhoud van dat ‘
vervolg’ bevat de Vaststellingsovereenkomst geen nadere omschrijving, maar in de zogenoemde ‘ankeiler’ in
[naam 1e boek] .stond vermeld dat deel 2 in die reeks de titel
[naam synopsis]zou hebben en is daarin ook reeds een schets gegeven van de hoofdpersonages en van de inhoud op hoofdlijnen van deel 2 (zie 2.7).
Ten tijde van het sluiten van de Vaststellingsovereenkomst was in het boek
[naam 1e boek] .dus al vastgelegd wat de titel, de hoofdpersonages en de hoofdlijnen van het vervolg op
[naam 1e boek] .zouden zijn. Het in artikel 2.3. van de Vaststellingsovereenkomst aan [gedaagde 1] overgedragen auteursrecht op het boek
[naam 1e boek] .omvatte daarmee dus ook de in dat boek in de ‘ankeiler’ opgenomen informatie over deel 2, zoals de titel en de hoofdlijnen van deel 2. Daar komt bij dat niet in geschil is dat zowel
[naam 1e boek] .als de informatie in de ‘ankeiler” waren gebaseerd op de in 2017 geschreven outline en dat die outline was opgesteld ten behoeve van het nakomen van de verplichtingen die voor [bedrijf] volgden uit de Uitgeefovereenkomst. [eiser] heeft ook verklaard dat Overamstel de Uitgeefovereenkomst heeft aangeboden op basis van een door hem aan Overamstel gegeven mondelinge uitleg van deel 1 en de outline inzake de overige 4 delen. Dit ondersteunt voldoende, zoals door [gedaagden] is betoogd, dat de outline niet los kan worden gezien van de
[naam 1e boek] ., de ‘ankeiler’, het aan [gedaagde 1] overgedragen auteursrecht op
[naam 1e boek]. inclusief de ‘ankeiler’ en de door [gedaagde 1] overgenomen verplichtingen op grond van de Uitgeefovereenkomst tot het schrijven van 5 boeken.
4.10.
Een en ander in onderlinge samenhang gezien, maakt dat [gedaagden] wordt gevolgd in de door haar gegeven uitleg van artikel 2.5 van de Vaststellingsovereenkomst, in die zin dat een vervolg op [naam 1e boek] . gebaseerd mocht zijn op de outline en dat de voorafgaande toestemming van [eiser] voor het gebruik daarvan niet was vereist. Bij de verdeling in paragraaf 2 van de Vaststellingsovereenkomst van de activa van [bedrijf] is de outline weliswaar niet als zelfstandige activa van [bedrijf] genoemd, maar gelet op de hiervoor genoemde samenhang van de outline met het aan [gedaagde 1] overgedragen auteursrecht op ‘
[naam 1e boek]”, waaronder de informatie in de ‘ankeiler’, de aan [gedaagde 1] overgedragen Uitgeefovereenkomst en het aan [gedaagde 1] verleende recht om een vervolg op dat boek te schrijven, hebben [eiser] en [gedaagden] de outline bij de verdeling van de activa van [bedrijf] kennelijk beschouwd als onderdeel van het aan [gedaagde 1] overgedragen auteursrecht en de met de Uitgeefovereenkomst overgedragen rechten en daarom niet als een zelfstandige activa genoemd. Indien dit anders was geweest dan had in de rede gelegen, gelet op de uit de outline afkomstige informatie die in de ‘ankeiler’ in
[naam 1e boek]was opgenomen, dat [eiser] in de Vaststellingsovereenkomst had uitgesloten dat ook het door [gedaagde 1] te schrijven ‘
vervolg’ op de outline zou worden gebaseerd. Bij gebreke daarvan mocht [gedaagden] artikel 2.5 van de Vaststellingsovereenkomst redelijkerwijs zo begrijpen dat ook de outline viel onder de aan [gedaagde 1] in de Vaststellingsovereenkomst overgedragen rechten en activa en dat bij het schrijven van ‘
een vervolg’ zonder enige toestemming van [eiser] gebruik mocht worden gemaakt van de outline.
4.11.
Met het schrijven van
[naam synopsis]heeft [gedaagden] dus niet in strijd gehandeld met artikel 2.5 van de Vaststellingsovereenkomst of een inbreuk gemaakt op een mede aan [eiser] toekomend auteursrecht. [eiser] wordt daarom niet gevolgd in zijn stelling dat voor het verlenen van een licentie aan Overamstel op het boek
[naam synopsis] ,zijn toestemming en medewerking was vereist en evenmin in zijn stelling dat hij recht heeft op 50% van de opbrengst van dat boek.
4.12.
Of dit betekent dat ook deel 3 gebaseerd mag zijn op de outline kan in het midden blijven nu [gedaagden] heeft meegedeeld dat er geen deel 3 zal komen. In zoverre heeft [eiser] dus geen belang bij zijn vorderingen.
Conclusie
4.13.
Uit het voorgaande volgt dat alle vorderingen van [eiser] dienen te worden afgewezen.
Proceskosten
4.14.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Het gaat hier om een zaak met een zogenoemde gemengde grondslag, dat wil zeggen gedeeltelijk gebaseerd op de door [eiser] gestelde onrechtmatigde daad en gedeeltelijk op de gestelde inbreuk op een auteursrecht. De rechtbank gaat voor de proceskostenveroordeling uit van een 50/50 verhouding tussen deze grondslagen. Dat betekent dat voor de proceskostenveroordeling met als grondslag het auteursrecht voor 50% wordt aangesloten bij de Regeling Indicatietarieven in IE-zaken rechtbanken (hierna: de indicatietarieven) en dat voor de grondslag gebaseerd op onrechtmatige daad voor 50% het liquidatietarief zal worden toegepast.
4.15.
Bij de toepassing van de indicatietarieven voor IE-zaken zal de rechtbank de zaak kwalificeren in de categorie ‘normaal’, waarvoor een maximumtarief geldt van
€ 20.000. Het door [gedaagden] gespecificeerde bedrag aan proceskosten gaat dit bedrag te boven, daarom gaat de rechtbank uit van het maximumbedrag. Op basis van de 50/50-verdeling is dit € 10.000.
4.16.
De proceskosten van [gedaagden] worden aldus begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat IE-deel
- salaris advocaat niet-IE-deel
10.000,00
614,00
(50% van € 20.000)
(50% van 2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
11.480,00
4.17.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
4.18.
De eis in reconventie is voorwaardelijk ingesteld. Uit de beslissing in conventie vloeit voort dat de voorwaarde niet is vervuld, zodat op de vordering in reconventie geen beslissing hoeft te worden gegeven.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 11.480,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart de veroordelingen onder 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5.
verstaat dat de vordering geen behandeling behoeft.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Voetelink, rechter, bijgestaan door mr. P.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025. [1]

Voetnoten

1.type: PJvV