ECLI:NL:RBAMS:2025:2336

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
C/13/755021 / HA ZA 24-886
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en bestuurdersaansprakelijkheid in een civiele zaak tussen EstLend OÜ en M11 Credit

In deze civiele zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 9 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de rechtspersoon naar buitenlands recht EstLend OÜ, gevestigd te Tallinn (Estland), eiseres, en de rechtspersoon naar buitenlands recht M11 Credit, gevestigd te Nexus Way (Kaaimaneilanden), gedaagde. De eiseres vorderde betaling van drie facturen die zij aan M11 Credit had gestuurd, waarvan de eerste op 5 juli 2023 en de laatste op 14 november 2023 was. De rechtbank oordeelde dat M11 Credit de eerste twee facturen volledig moest betalen en de derde factuur gedeeltelijk, omdat de werkzaamheden die EstLend had verricht voor M11 Credit niet volledig waren uitgevoerd na de beëindiging van de overeenkomst. De rechtbank wees ook de vordering tot aansprakelijkheid van de bestuurders van M11 Credit af, omdat er onvoldoende bewijs was dat zij persoonlijk ernstig verwijtbaar hadden gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van EstLend voor betaling van de facturen gegrond waren, maar dat de vordering tot bestuurdersaansprakelijkheid niet kon worden toegewezen. De proceskosten werden toegewezen aan EstLend, en de veroordelingen werden uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/755021 / HA ZA 24-886
Vonnis van 9 april 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
ESTLEND OÜ,
gevestigd te Talinn (Estland),
eiseres,
advocaat: mr. M. Malycha,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
1.
M11 CREDIT,
gevestigd te Nexus Way (Kaaimaneilanden),
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat: mr. I. Wassenaar.
Eiseres wordt hierna EstLend genoemd. Gedaagden worden hierna afzonderlijk M11 Credit (1) [gedaagde 2] (2) en [gedaagde 3] (3) en gezamenlijk M11 Credit c.s. genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 mei 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 16 oktober 2024 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 26 februari 2025, waarvan de door mrs. M. Maylcha en F.B. Corpeleijn voorgedragen spreekaantekeningen en de door de griffier gemaakte aantekeningen zich in het dossier bevinden.
1.2.
Daarna is bepaald dat vandaag een vonnis wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
De heer [naam 1] is enig bestuurder en aandeelhouder van EstLend. [naam 1] is bankier en ondernemer met veel ervaring in kredietwaardigheidsbeoordelingen.
2.2.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn enig bestuurders en aandeelhouders van M11 Credit. M11 Credit richt zich op het aantrekken en uitzetten van durfkapitaal, waarvan de investeringen worden gedekt met onderpand bestaande uit cryptovaluta.
2.3.
Partijen zijn in 2021 in gesprek gegaan over een mogelijke samenwerking. In dat verband heeft [naam 1] op 22 april 2021 onder meer het volgende aan [gedaagde 2] gemaild:
“In addition to the advisory on specific loan requests, I am thinking about the following areas where I can add value:

Establishment of a thorough credit origination process and lending standards

Development of credit portfolio reporting both internally and externally towards LPs and institutional investors (I view packaging of initial M11 Pool metrics as key marketing instrument to scale)

Help lobbying among potential lenders as need be from your end

Identify and analyse new crypto-native borrowers for the M11 LP
(…)
As indicated above, 1 am highly committed to go beyond credit evaluation (…)”
2.4.
Op 6 mei 2021 heeft [gedaagde 2] onder meer het volgende aan [naam 1] gemaild:
“(…) what about the following:
(…)

Advisory duties will be further alluded on in advisory contract, but do additionally include, and aren’t limited to, establishment of cred orig process / lending standards; in- and external credit reporting towards LPs/institutions; lobbying lenders/borrowers; over process improvements. (…).”
2.5.
Op 3 september 2021 hebben EstLend en (de rechtsvoorganger van) M11 Credit een eerste samenwerkingsovereenkomst gesloten, met een looptijd van 12 maanden.
2.6.
Daarna hebben EstLend en (de rechtsvoorganger van) M11 Credit op 1 september 2022 per 22 juni 2022 een tweede samenwerkingsovereenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten, met een looptijd van 24 maanden. In de overeenkomst wordt EstLend aangeduid als “The Contractor” en (de rechtsvoorganger van) M11 Credit als “Maven 11”. De overeenkomst bepaalt verder, voor zover hier relevant, het volgende:

1. The Assignment
1.1
The Contractor will, in the person of Mr. [naam 1] , acts as an accelerator and evaluator for Maven 11 with respect to the so-called ‘Pool Delegate’ role that Maven 11 has in relation to certain liquidity pools (the ‘Pools’) which are supervised by Maven 11. In that respect, the Contractor will primarily use Mr. [naam 1] and his expertise and knowledge in order to assess and evaluate request(s) for borrowing via c.q. for the Pools on behalf of Maven 11. The first target market consists of market makers and other capital intensive crypto-related businesses, which is expected to be expanded over time.
(…)
4. Compensation towards the Contractor
4.1
In consideration of the provision of the activities under the Assignment and delivery of the project by the Contractor, Maven 11 shall pay the Contractor an agreed sum, as described in article 4.2 of this Agreement (the “Compensation”).
4.2
The Compensation is, on a yearly basis, equal to 7.5% (…) of all fees that Maven 11 receives from or via the Pools in its position as Pool Delegate or for acting as a credit underwriter in general. (…)
4.3
If and when, during the term of this Agreement, Maven 11 in its Pool Delegate role sells protocol tokens that were issued to Maven 11 related to its activities as credit underwriter but not related to specific loans (e.g. Zest tokens), the Contractor will be entitled to receive 7.5% (…) of the received payment in return for the sold tokens. It is understood that even if the sale of the protocol tokens takes place after the end of this Agreement, the Contractor will still be entitled to receive 7.5% thereof.
4.4
The Compensation is a minimum amount of USD 125.000,- per year.
(…)
4.6
The Compensation will be paid by Maven 11 to the Contractor on a quarterly basis in US Dollar (USD). The Contractor shall provide Maven 11 with an invoice regarding the performed activities under the Assignment on a quarterly basis. Maven 11 shall pay said invoice within 14 (…) days of receipt.
(…)
4.8
In the event the Contractor does not perform the agreed activities under the Assignment in relation to a specific project for any reason whatsoever (…) Maven 11 shall not be required to pay the (full) compensation to the Contractor.
(…)

13.Non-competition and non-solicitation

13.1
The Contractor is entitled to have other clients in addition to Maven 11 and/or to perform additional activities, insofar as these additional activities do not adversely affect the execution of this Agreement and the Assignment and insofar these additional activities do not compete with Maven 11’s business.
13.2
The Contractor warrants to Maven 11 that he shall not, for the duration of this Agreement, as well as 1 (one) year after the termination of this Agreement, either directly or indirectly, in any form or capacity, other than for and/or on behalf of Maven 11:
i.
employ employees of Maven 11 or have work done in another way or to encourage them to perform work for third parties (whether or not in employment);
ii.
undertake activities in relation to (contractual) relationships of Maven 11 that are directly competitive or directly comparable with the activities and/or products of Maven 11, whereby the Contractor will inform Maven 11 in advance and in writing of these activities in relation to said relationships;
iii.
induce Maven 11’s customers, suppliers, representatives, agents and/or other business relations to perform activities for third parties or to accept assignments from such persons or entities in a business sector in which Maven 11 is active; and
iv.
incite customers, buyers, suppliers, representatives, agents and/or other business relations of Maven 11 to adversely affect the(ir) relationship with Maven 11.
(….)

14.Termination of this Agreement

14.1
Either Party may terminate this Agreement on a monthly basis by giving the other Party written notice thereof 3 (three) calendar months in advance.
(…)

15.Other provisions

(…)

15.8
This Agreement and any non-contractual obligations arising out of or in connection with the Agreement are solely and exclusively governed by and shall be construed in accordance with the laws of the Netherlands, with the exception of the rules of conflict laws under Dutch international private law.
15.9
Any disputes arising out of or in connection with this Agreement and/or the Assignment, including regarding the existence or validity of this Agreement, and any non-contractual obligations arising out of or in connection with this Agreement and/or the Assignment, are subject to the sole and exclusive jurisdiction of the competent court in Amsterdam, the Netherlands.”
2.7.
EstLend heeft op 5 juli 2023 USD 42.310,58 aan M11 Credit gefactureerd. Die factuur heeft M11 Credit niet betaald.
2.8.
In september 2023 is onenigheid ontstaan tussen partijen. M11 Credit heeft in een
e-mail van 21 september 2023 de overeenkomst beëindigd per 31 december 2023.
2.9.
In reactie daarop heeft EstLend op 22 september 2023 onder meer het volgende aan M11 Credit gemaild:
“I confirm that:
- I have no due deliverables as defined under the assignment.
- I have ceased control over my Maven11 Google account by changing the password to a very long, randomised one, without alternative recovery options. It is common good practice in financial institutions to immediately lock accounts to avoid any disputes about information in the future. I kindly ask for a confirmation that the IT administrator has deleted the[account 1]/[account 2]account to prevent it from being compromised or abused by any third party. I remain available under this secure protonmail account as well as Telegram as usual;
- I will destroy and delete all physical and digital records and copies of any confidential information upon final settlement of the agreement;
- I will offer a handover meeting to [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] and [naam 5] to go through anything work related that comes to their mind where they might need input or guidance from me.”
2.10.
EstLend heeft op 3 oktober 2023 en 14 november 2023 USD 3.406,52 respectievelijk USD 121.593,48 aan M11 Credit gefactureerd. Die facturen heeft M11 Credit niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
EstLend vordert na eiswijziging– samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
M11 Credit veroordeelt tot betaling van USD 42.310,58, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 19 juli 2023 tot en met de dag van algehele voldoening,
M11 Credit veroordeelt tot betaling van USD 3.406,52, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 17 oktober 2023 tot en met de dag van algehele voldoening,
M11 Credit veroordeelt tot betaling van USD 121.593,48, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 december 2023 tot en met de dag van algehele voldoening,
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de hiervoor in 3.1 onder A tot en met C genoemde bedragen,
voor recht verklaart dat M11 Credit verplicht is tot betaling aan EstLend van 7,5% van alle inkomsten van M11 Credit uit hoofde van zowel voltooide als ook toekomstige verkopen van Zest tokens, die zij in verband met haar werkzaamheden als
credit underwriter(maar niet met betrekking tot specifieke leningen) heeft ontvangen en nog zal ontvangen,
M11 Credit c.s. hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de zevende dag na betekening van het vonnis aan gedaagden.
3.2.
M11 Credit c.s. voert verweer. M11 Credit c.s. concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vorderingen van EstLend, met een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van EstLend in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
EstLend is in Estland gevestigd, M11 Credit is in de Kaaimaneilanden gevestigd en [gedaagde 2] en [gedaagde 3] wonen in Nederland. De rechtbank moet daarom ambtshalve beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om van de vorderingen van EstLend op M11 Credit en [gedaagde 2] en [gedaagde 3] kennis te nemen.
4.2.
M11 Credit is gevestigd in de Kaaimaneilanden. Voor haar geldt dat de rechtsmacht, bij gebrek aan toepasselijke verordeningen of verdragen, moet worden bepaald aan de hand van de commune Nederlandse regels voor rechtsmacht zoals neergelegd in de artikelen 1 tot en met 14 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Op grond van artikel 8 lid 1 Rv concludeert de rechtbank dat zij ten aanzien van M11 Credit rechtsmacht heeft, omdat EstLend en M11 Credit in artikel 15.9 van de overeenkomst een forumkeuze hebben gemaakt voor deze rechtbank.
4.3.
De vraag of de Nederlandse rechter ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] rechtsmacht heeft, moet worden beantwoord aan de hand van de Brussel I-bis Verordening (hierna: Brussel I-bis) [1] , omdat het geschil materieel, formeel en temporeel onder het toepassingsgebied van deze verordening valt (artikelen 1 en 66 Brussel I-bis). De rechtbank concludeert op grond van artikel 4 lid 1 Brussel I-bis dat zij rechtsmacht heeft ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , omdat zij allebei in Nederland wonen.
4.4.
Vervolgens moet het toepasselijk recht worden vastgesteld.
4.5.
De vorderingen van EstLend tegen M11 Credit zijn gebaseerd op een contractuele verbintenis. Welk recht op die vorderingen van toepassing is, moet worden beoordeeld aan de hand van de Rome I-Verordening. [2] Op grond van artikel 3 van de Rome I-Verordening komt de rechtbank uit op de toepasselijkheid van Nederlands recht, omdat EstLend en M11 Credit in artikel 15.8 van de overeenkomst een rechtskeuze voor Nederlands recht hebben gemaakt.
4.6.
De vorderingen van EstLend op [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn gebaseerd op een niet-contractuele verbintenis. Welk recht op die vorderingen van toepassing is moet worden beoordeeld aan de hand van de Rome II-Verordening. [3] Op grond van artikel 14 van de Rome II-Verordening, komt de rechtbank ten aanzien van die niet-contractuele verbintenis uit op de toepasselijkheid van Nederlands recht. EstLend enerzijds en [gedaagde 2] en [gedaagde 3] anderzijds hebben hun stellingen daarover namelijk gebaseerd op het Nederlandse recht, zodat sprake is van een rechtskeuze die voldoende duidelijk blijkt uit de omstandigheden van het geval.
Moet M11 Credit de facturen van EstLend betalen?
4.7.
M11 Credit heeft de facturen van EstLend van 5 juli, 3 oktober en 14 november 2023 niet betaald. EstLend en M11 Credit twisten over de vraag of M11 Credit dat – op grond van de overeenkomst – alsnog moet doen.
4.8.
Voor de beantwoording van die vraag moet de rechtbank vaststellen wat EstLend en M11 Credit zijn overeengekomen. Dit is een kwestie van uitleg. Bij die uitleg komt het aan op de zin die EstLend en M11 Credit in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, in hun onderlinge samenhang bezien.
4.9.
Bij die uitleg is onder meer artikel 1.1 van de overeenkomst van belang. Daarin zijn de door EstLend voor M11 Credit te verrichten werkzaamheden omschreven. Die werkzaamheden komen erop neer dat EstLend voor M11 Credit zal optreden als een zogenoemde
acceleratoren
evaluatorvoor M11 Credit met betrekking tot bepaalde liquiditeitspools die M11 Credit onder zich heeft. Verder bepaalt artikel 1.1 van de overeenkomst dat M11 Credit primair een beroep doet op de kennis en expertise van EstLend – in de persoon van [naam 1] – om kredietaanvragen van derden te beoordelen en te evalueren.
4.10.
EstLend en M11 Credit zijn het erover eens dat het werk van EstLend uit meer bestond dan alleen het beoordelen en evalueren van kredietaanvragen en dat de taken van EstLend niet vastomlijnd waren. Anders dan M11 Credit stelt, was het echter niet een gedeelde verantwoordelijkheid van EstLend en M11 Credit om de business van M11 Credit te laten groeien en ook niet om ervoor te zorgen dat EstLend voldoende werk te doen had. Dat staat namelijk niet in de overeenkomst. Voor zover M11 Credit een rechtvaardiging voor dit standpunt zoekt in het feit dat artikel 1.1 van de overeenkomst bepaalt dat EstLend voor M11 Credit ook zou optreden als
accelerator, wordt zij daarin niet gevolgd. Die bepaling acht de rechtbank onvoldoende specifiek om te oordelen dat EstLend medeverantwoordelijk was voor de omvang van de business van M11 Credit of de beschikbaarheid van voldoende werk voor haar. De verwijzingen van M11 Credit in dit verband naar de e-mails van 22 april 2021 en 6 mei 2021 die [naam 1] en [gedaagde 2] voorafgaand aan het sluiten van de (voorloper van de) overeenkomst hebben gewisseld (zie hiervoor 2.3 en 2.4), kunnen M11 Credit ook niet baten. Op basis van die e-mails valt namelijk niet zonder meer in te zien dat M11 Credit redelijkerwijs mocht begrijpen dat die voor EstLend de specifieke betekenis hadden dat zij medeverantwoordelijk zou worden voor de omvang van de business van M11 Credit en de beschikbaarheid van voldoende werk voor EstLend.
4.11.
Vervolgens is artikel 4.1 van de overeenkomst van belang, dat – kort gezegd –bepaalt dat M11 Credit voor die door EstLend verrichte werkzaamheden een vergoeding betaalt.
4.12.
Die vergoeding is nader uitgewerkt in de artikelen 4.2 en 4.4 van de overeenkomst.
EstLend en M11 Credit zijn het erover eens dat de vergoeding van EstLend in beginsel 7,5% was van de door M11 Credit van derden te ontvangen vergoedingen (hierna: fees) van de in artikel 4.2 van de overeenkomst gespecificeerde activiteiten. Ook zijn zij het erover eens dat de in artikel 4.4 van de overeenkomst omschreven jaarlijkse vergoeding van USD 125.000,00 diende als minimumvergoeding voor de door EstLend op grond van de overeenkomst verrichte werkzaamheden.
4.13.
De hiervoor omschreven situatie heeft zich in dit geval voorgedaan. Tussen EstLend en M11 Credit staat niet ter discussie dat in november 2022 het vertrouwen in de cryptomarkt instortte en dat M11 Credit daardoor geen kapitaal had om als krediet te verstrekken aan derden. Het gevolg daarvan was dat er voor EstLend ook minder kredietaanvragen waren om te beoordelen en te evalueren en zij minder werk te doen had.
4.14.
EstLend heeft toegelicht dat zij de werkzaamheden waarop de factuur van 5 juli 2023 ziet, heeft verricht. Ook heeft EstLend toegelicht dat de factuur van 3 oktober 2023 ziet op betaling van 7,5% van alle in het derde kwartaal van 2023 door M11 Credit ontvangen fees. M11 Credit heeft dit alles niet weersproken. Dit betekent dat M11 Credit de op 5 juli 2023 en 3 oktober 2023 door EstLend gefactureerde vergoedingen van USD 42.310,58 en USD 3.406,52 aan EstLend moet betalen. EstLend heeft over die bedragen nog wettelijke handelsrente gevorderd. M11 Credit heeft daartegen geen afzonderlijk verweer gevoerd. De vorderingen van EstLend – zoals hiervoor weergegeven in 3.1 onder A en B – worden dan ook toegewezen.
4.15.
Vervolgens is de vraag of M11 Credit ook het op 14 november 2023 door EstLend gefactureerde vergoeding van USD 121.593,48 moet betalen. EstLend heeft toegelicht dat voornoemd bedrag het restant is van de in artikel 4.4 van de overeenkomst omschreven vergoeding van USD 125.000,00 voor het tweede contractjaar.
4.16.
EstLend stelt onder meer dat M11 Credit laatstgenoemd bedrag zonder meer volledig verschuldigd is vanaf het moment dat het nieuwe contractjaar is aangebroken. De rechtbank oordeelt anders. Artikel 4.4 van de overeenkomst bepaalt dat de daarin omschreven vergoeding een minimum bedraagt van USD 125.000,00 per jaar. Daarin valt niet te lezen dat reeds bij het aanbreken van een nieuw contractjaar het volledige bedrag verschuldigd wordt. Voor een dergelijk omvangrijk en toevallig gevolg ziet de rechtbank ook geen aanleiding. De rechtbank leest in artikel 4.4 dat over een gedeelte van een jaar het minimum naar rato moet worden berekend.
4.17.
EstLend zoekt nog rechtvaardiging voor haar standpunt – dat zij zonder meer aanspraak kan maken op de volledige vergoeding van USD 125.000,00 voor het tweede contractjaar – in artikel 13 van de overeenkomst, waarin
non-competition-en
non-solicitation-bepalingen zijn opgenomen. Daarin wordt zij niet gevolgd. M11 Credit heeft er namelijk terecht op heeft gewezen dat de overeenkomst geen verband legt tussen de in artikel 4.4 omschreven vergoeding en het bepaalde in artikel 13.
4.18.
Verder is van belang dat M11 Credit op grond van artikel 4.8 van de overeenkomst geen (volledige) vergoeding aan EstLend is verschuldigd voor zover EstLend de overeengekomen werkzaamheden niet heeft verricht. EstLend heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat zij een deel van haar werkzaamheden – namelijk het monitoren van de markt – tot oktober 2023 heeft voortgezet. Daartegenover heeft M11 Credit tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat EstLend geen werkzaamheden meer heeft verricht vanaf het moment dat de overeenkomst werd beëindigd. EstLend heeft haar stelling daarop niet nader onderbouwd. Verder geldt dat EstLend in haar e-mail van 22 september 2023 ook – met zoveel woorden – tegenover M11 Credit heeft verklaard dat zij geen openstaande taken meer had en zij haar werkzaamheden ook niet zou voortzetten (zie hiervoor 2.9). Bij deze stand van zaken gaat de rechtbank ervan uit dat EstLend na 22 september 2023, geen werkzaamheden meer voor M11 Credit heeft verricht. Dit betekent dat M11 Credit ook geen vergoeding voor het tweede contractjaar aan EstLend hoeft te betalen vanaf 23 september 2023.
4.19.
Voor wat betreft de periode tot en met 22 september 2023 heeft EstLend voldoende toegelicht dat zij daarin de overeengekomen werkzaamheden heeft verricht, met dien verstande dat die werkzaamheden beperkt waren als gevolg van het instorten van de cryptomarkt.
4.20.
Al het voorgaande brengt mee dat M11 Credit een deel van de op 14 november 2023 gefactureerde vergoeding aan EstLend moet betalen, namelijk voor de tot en met 22 september 2023 verrichte werkzaamheden. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat EstLend op grond van artikel 4.6 van de overeenkomst op kwartaalbasis factureerde. Voor de berekening van de door M11 Credit aan EstLend verschuldigde vergoeding is daarom 1 juli 2023 – namelijk de start van het derde kwartaal van 2023 – de ingangsdatum en 22 september 2023 de einddatum. De periode vanaf 1 juli 2023 tot en met 22 september 2023 is 84 dagen. Dit betekent dat M11 Credit aan EstLend een vergoeding van USD 28.767,12 (125.000/365 x 84) moet betalen. Tegen de daarover door EstLend gevorderde wettelijke handelsrente heeft M11 Credit geen afzonderlijk verweer gevoerd. De vordering van EstLend – zoals hiervoor weergegeven in 3.1 onder C – wordt dan ook in zoverre toegewezen.
Bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ?
4.21.
EstLend spreekt [gedaagde 2] en [gedaagde 3] als bestuurders van M11 Credit aan tot betaling van de facturen. De stellingen van EstLend daarover komen in de kern op het volgende neer. De financiële positie van M11 Credit was – in ieder geval in september 2023 – slecht en er zijn ook geen aanwijzingen dat die sindsdien is verbeterd. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben desondanks i) onverkort dividenduitkeringen van M11 Credit ontvangen en ii) via aan hen gelieerde vennootschappen allerlei diensten aan M11 Credit verleend, waarvoor M11 Credit significante vergoedingen heeft betaald en waarvan [gedaagde 2] en [gedaagde 3] (indirect) hebben geprofiteerd. Met deze gedragingen hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 3] bewust het risico voor lief genomen dat de vorderingen van EstLend onverhaalbaar zouden zijn. Daarmee hebben zij ernstig verwijtbaar en – tegenover EstLend – onrechtmatig gehandeld en zijn zij aansprakelijk voor alle (eventuele) schade die EstLend lijdt doordat M11 Credit de facturen van EstLend niet betaalt.
4.22.
De rechtbank oordeelt anders. Als een rechtspersoon tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is het uitgangspunt dat alleen de rechtspersoon – in dit geval dus M11 Credit – aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. [4] Onder omstandigheden kunnen ook bestuurders aansprakelijk zijn op grond van onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Voor zodanige aansprakelijkheid is vereist dat de bestuurder(s) een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt van de normschending door de rechtspersoon. Uit de rechtspraak volgt dat daarvan onder andere sprake is als een bestuurder wist of moest begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat zij haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. [5]
4.23.
In dit geval wordt die hoge lat voor aansprakelijkheid van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] als bestuurders van M11 Credit niet gehaald. Zij hebben namelijk toegelicht dat zij in 2023 of daarna geen dividenduitkeringen van M11 Credit hebben ontvangen. Verder hebben zij toegelicht dat M11 Credit weliswaar service en management fees heeft betaald aan groepsvennootschappen van M11 Credit, maar dat M11 Credit daardoor niet in de situatie is komen te verkeren waardoor zij voorzienbaar niet zou kunnen voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden. Bovendien hebben zij tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat M11 Credit nooit in de toestand is komen te verkeren dat zij de vordering van EstLend niet zou kunnen voldoen. Tegen dit alles heeft EstLend onvoldoende ingebracht. Bij deze stand van zaken wordt de vordering van EstLend – zoals hiervoor weergegeven in 3.1 onder D – dan ook afgewezen.
De door EstLend gevorderde verklaring voor recht
4.24.
EstLend vordert verder een verklaring voor recht dat M11 Credit verplicht is tot betaling aan EstLend van 7,5% van alle inkomsten van M11 Credit uit hoofde van zowel voltooide als ook toekomstige verkopen van Zest tokens, die zij in verband met haar werkzaamheden als
credit underwriter(maar niet met betrekking tot specifieke leningen) heeft ontvangen en nog zal ontvangen.
4.25.
De gevorderde verklaring voor recht is dus in wezen een herhaling van de in artikel 4.3 van de overeenkomst vastgelegde afspraak, die tussen partijen niet ter discussie staat. EstLend heeft toegelicht dat zij met de door haar gevorderde verklaring voor recht duidelijkheid wil krijgen over de vraag hoeveel Zest tokens M11 Credit had, heeft en nog zal krijgen. Dit doel kan met deze vordering echter niet worden bereikt, omdat die er alleen toe strekt een (eventuele) betalingsverplichting van M11 Credit tegenover EstLend vast te stellen. EstLend heeft dan ook geen belang bij deze vordering, zodat die wordt afgewezen.
De proceskosten en de daarover gevorderde rente
4.26.
M11 Credit krijgt grotendeels ongelijk en moet daarom de proceskosten van EstLend betalen. De proceskosten van EstLend worden begroot op:
- kosten dagvaarding: € 135,97
- griffierecht: € 6.617,00
- salaris advocaat: € 2.428,00 (2,0 punten x tarief : IV € 1.214,00)
- nakosten:
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
- totaal: € 9.358,97
4.27.
De over de proceskostenveroordeling gevorderde wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW wordt toegewezen zoals hierna in de beslissing is vermeld.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.28.
De veroordelingen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de veroordelingen ook moeten worden uitgevoerd als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld en zolang daarop niet anders is beslist.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt M11 Credit tot betaling aan EstLend van USD 42.310,58, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 19 juli 2023 tot en met de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt M11 Credit tot betaling aan EstLend van USD 3.406,52, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 17 oktober 2023 tot en met de dag van algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt M11 Credit tot betaling aan EstLend van USD 28.767,12, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 1 december 2023 tot en met de dag van algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt M11 Credit in de proceskosten van EstLend, begroot op € 9.358,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als M11 Credit niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet M11 Credit € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.5.
veroordeelt M11 Credit in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen zeven dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan.
5.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Bolkestein, rechter, bijgestaan door mr. L.J.P.C. Silven, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I-bis).
2.Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-Verordening).
3.Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II-Verordening).
4.Hoge Raad 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627
5.Hoge Raad 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 (