In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 april 2025 een beslissing genomen over de verlenging van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege voor een terbeschikkinggestelde. De terbeschikkingstelling is opgelegd na een veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid, gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling voor verkrachting. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar behandeld. De terbeschikkinggestelde, zijn raadsman en de officier van justitie zijn gehoord, evenals deskundigen van de instelling waar de terbeschikkinggestelde verblijft. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende adviezen over de geestelijke en lichamelijke gesteldheid van de terbeschikkinggestelde, die onder andere lijdt aan een licht verstandelijke beperking en verschillende persoonlijkheidsstoornissen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het recidiverisico hoog is en dat de terbeschikkinggestelde niet in staat is om zich aan de voorwaarden te houden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, waarbij de veiligheid van anderen voorop staat. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.