ECLI:NL:RBAMS:2025:2401

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
C/13/743141 / HA ZA 23-1091
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over licentievergoeding voor gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal op sociale media

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, gaat het om een geschil tussen Stichting Pictoright en Meta Platforms Ireland Ltd. over de licentievergoeding voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal op de platforms Facebook en Instagram. Pictoright, een organisatie die de auteursrechten van beeldend kunstenaars beheert, vordert dat Meta een vergoeding betaalt voor het gebruik van het Pictoright-repertoire. De rechtbank heeft in een tussenvonnis vastgesteld dat Meta als aanbieder van een online dienst moet worden beschouwd en dat de vraag of Meta zich voldoende heeft ingespannen om tot een licentieovereenkomst te komen nog niet kan worden beantwoord. De rechtbank heeft deskundigen benoemd om te rapporteren over de bruikbaarheid van de door Meta voorgestelde methoden om de aanwezigheid van het Pictoright-repertoire op haar platforms te schatten en de economische waarde daarvan te bepalen. De rechtbank heeft ook bepaald dat partijen na het deskundigenbericht de onderhandelingen over een licentieovereenkomst moeten hervatten. Indien zij geen overeenstemming bereiken, zal de rechtbank een einduitspraak doen. De zaak is complex en raakt aan belangrijke juridische vragen over auteursrecht en de verplichtingen van online platforms.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/743141 / HA ZA 23-1091
Vonnis van 16 april 2025
in de zaak van

1.STICHTING PICTORIGHT,

te Amsterdam,
2.
STICHTING AUTEURSRECHTEN DR. G. TH. RIETVELD,
te Amsterdam,
3.
[eiser 3],
te [woonplaats] ,
4.
[eiser 4],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: Pictoright c.s.,
advocaat: mr. M.S. van der Jagt,
tegen
META PLATFORMS IRELAND LTD.,
te Dublin (Ierland),
gedaagde partij,
hierna te noemen: Meta,
advocaat: mr. S.C. van Loon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 20 november 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6885, hierna: het tussenvonnis,
- de akte na tussenvonnis van Pictoright c.s.,
- de akte uitlating na tussenvonnis tevens akte overlegging producties van Meta,
- de e-mail van Meta van 19 december 2024,
- de e-mail van Pictoright c.s. van 20 december 2024,
- de e-mail van Meta van 23 december 2024,
- de rolbeslissing van 10 januari 2025,
- de e-mail van Meta van 15 januari 2025,
- de akte uitlating producties van Pictoright c.s.,
- de e-mail van Pictoright c.s. van 15 januari 2025,
- de e-mail van Meta van 17 januari 2025,
- de e-mail van de rechtbank van 17 januari 2025.
1.2.
De rechtbank heeft bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.
2. De zaak in het kort
2.1.
Pictoright is een auteursrechtenorganisatie; zij beheert de rechten van bij haar aangesloten makers van beelden, zoals architecten, beeldend kunstenaars en fotografen. Meta exploiteert twee social media platforms, te weten Facebook en Instagram.
In het tussenvonnis is beslist dat Meta is te beschouwen als een aanbieder van een online dienst voor het delen van inhoud zoals bedoeld in de DSM-richtlijn [1] en het daarop gebaseerde art. 29c Auteurswet (hierna: Aw). De vraag of Meta zich voldoende dan wel onvoldoende heeft ingespannen om tot een licentieovereenkomst te komen is volgens het tussenvonnis nog niet te beantwoorden. De rechtbank heeft in het tussenvonnis beslist dat Meta een toelichting moest geven op de methode die zij wil gebruiken om de economische waarde te berekenen van het gebruik van de werken van de makers die bij Pictoright zijn aangesloten (het zogenaamde Pictoright-repertoire). Verder heeft de rechtbank het voornemen bekend gemaakt om een of meer deskundigen te benoemen en de aan hen te stellen vragen voorlopig geformuleerd. Partijen mochten daarop commentaar leveren.
2.2.
In dit vonnis worden de aktes besproken die partijen naar aanleiding van het tussenvonnis hebben genomen. Dit leidt tot aanpassing van de voorgenomen vraagstelling en benoeming van drie deskundigen, die zullen moeten rapporteren over de bruikbaarheid van de door Meta voorgestelde methoden om de mate van aanwezigheid van het Pictoright- repertoire op de platforms van Meta te schatten en de economische waarde daarvan te bepalen. Nadat de deskundigen hebben gerapporteerd kunnen partijen hun onderhandelingen hervatten. Indien zij onverhoopt niet tot overeenstemming komen, zal deze procedure worden voortgezet.

3.De verdere beoordeling

Meta heeft nog geen aanbod gedaan
3.1.
Vast staat dat Meta geen concreet aanbod aan Pictoright heeft gedaan. Partijen zijn in de loop van de onderhandelingen in een impasse geraakt (zie tussenvonnis 7.1-7.19). Pictoright heeft wel een concreet aanbod gedaan, maar dat mocht Meta afwijzen (zie tussenvonnis 7.20-7.25).
3.2.
Meta stelt dat zij nog niet de kans heeft gekregen om een aanbod te doen, omdat Pictoright weigert een representatieve hoeveelheid referentiebestanden te delen. Omdat Pictoright niet de daartoe benodigde gegevens heeft verstrekt, heeft Pictoright onvoldoende aangetoond dat Meta zich niet naar beste vermogen heeft ingespannen om tot een licentieovereenkomst te komen.
3.3.
Verder stelt Meta dat het aanbod dat Meta op basis van haar eigen data-onderzoek en daaropvolgende waardebepaling zal doen geen niet-onderhandelbaar aanbod is, maar slechts een startpunt in de onderhandelingen. Dat heeft zij ook eerder al duidelijk gemaakt. Meta citeert haar e-mail van 22 juni 2023 aan Pictoright:
“Once our analysis is concluded, we will present the results to you, review them together, and collaborate with you to clarify any questions that you may have. This step is usually accompanied by a first offer, which is subject to mutual review and discussion. (...)”
Dat er daadwerkelijk ruimte is voor onderhandeling, blijkt ook uit de deals die Meta tot op heden heeft gesloten met andere collectieve beheersorganisaties (hierna: cbo’s), zoals ADAGP. Dit onderstreept dat Meta’s proces van data-onderzoek en waardebepaling werkt, en tot een resultaat leidt dat billijk is en een redelijk evenwicht tussen partijen bewaart.
Als de rechtbank wel van een niet-onderhandelbaar aanbod uit zou gaan, zou dit kunnen leiden tot een juridische misslag in het eindvonnis, namelijk dat een aanbod (in dit geval het eerste aanbod) van Meta reeds zou moeten voldoen aan de eisen die de wet stelt aan een onderhandelingsresultaat, aldus Meta.
3.4.
De rechtbank stelt vast dat Meta van Pictoright inderdaad tot op heden geen representatieve hoeveelheid referentiebestanden heeft ontvangen. Dat had echter als achtergrond dat Pictoright de data discovery van Meta niet vertrouwde. In het tussenvonnis onder 7.8 is overwogen dat nog onduidelijk of met de door Meta beoogde data discovery een betrouwbare en ook voor Pictoright controleerbare schatting kan worden gemaakt van de mate waarin het Pictoright-repertoire op de platforms van Meta voorkomt. Anders gezegd: Meta kan vooralsnog aan Pictoright niet verwijten dat zij nog geen bod heeft kunnen doen, omdat vooralsnog niet kan worden aangenomen dat Pictoright aan de door Meta gewenste data discovery behoorde mee te werken op de wijze die Meta wenste.
3.5.
Dat de data discovery kan leiden tot een aanbod dat startpunt van onderhandelingen is, heeft de rechtbank in het tussenvonnis niet miskend. Onder 9.1 is immers als uitgangspunt genomen dat na een deskundigenbericht tussen partijen onderhandelingen zullen moeten plaatsvinden om tot een licentieovereenkomst te komen. Met andere woorden: de rechtbank gaat ervan uit dat de licentieovereenkomst niet rechtstreeks voortkomt uit het deskundigenbericht, maar dat het deskundigenbericht (al dan niet in samenhang met data discovery zoals Meta die voorstelt) feitelijke informatie biedt op basis waarvan verder kan worden onderhandeld. De data discovery kan aldus een eerste stap vormen om uiteindelijk tot een licentieovereenkomst te komen.
Geen grond de vorderingen ii en iii reeds af te wijzen
3.6.
Pictoright c.s. vordert onder ii en iii samengevat een verklaring voor recht dat Meta inbreuk heeft gepleegd op het Pictoright-repertoire, zonder toestemming en zonder dat Meta zich naar beste vermogen heeft ingespannen om die toestemming te verkrijgen en dat zij de schade van Pictoright moet vergoeden.
Volgens Meta hadden op grond van wat is overwogen in het tussenvonnis de vorderingen van Pictoright onder ii. en iii. al moeten worden afgewezen. Meta wijst daarbij onder meer op de overweging dat Meta terecht aan het uitgangspunt heeft vastgehouden dat de economische waarde van het gebruik van het repertoire van Pictoright de basis moet zijn voor een licentie en dat “een vorm van onderzoek naar de mate waarin dat repertoire voorkomt op de platforms van Meta noodzakelijk zal zijn om de economische waarde daarvan te kunnen schatten”.
3.7.
De rechtbank stelt voorop dat art. 17 van de DSM-richtlijn beoogt te bevorderen dat er licenties worden gesloten, zodat auteursrechthebbenden een passende vergoeding ontvangen voor het gebruik van hun werk op online platforms. Beoordeeld moet worden of Meta - in de bewoordingen van het op art. 17 DSM-Richtlijn gebaseerde art. 29c Aw - “zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toestemming te verkrijgen”.
In het tussenvonnis is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat tussen partijen een impasse is ontstaan en dat de rechtbank vooralsnog niet kan beoordelen of Meta zich naar beste vermogen heeft ingespannen om met Pictoright een licentieovereenkomst te sluiten. Dat betekent dat een oordeel over de gevorderde verklaring voor recht op dit moment nog niet kan worden gegeven. Dat een vorm van onderzoek naar de mate waarin het Pictoright-repertoire voorkomt op de platforms van Meta noodzakelijk zal zijn, betekent niet dat Pictoright moest meewerken aan de door Meta voorgestelde data discovery. Dat betekent ook dat niet nu al kan worden gezegd dat Meta zich voldoende heeft ingespannen om tot een licentie te komen, zodat de vorderingen van Pictoright moeten worden afgewezen. Evenmin kan worden vastgesteld dat Meta zich onvoldoende heeft ingespannen, zodat de vorderingen van Pictoright kunnen worden toegewezen. De rechtbank blijft bij dit oordeel.
3.8.
Het oordeel over de vraag of Meta zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toestemming te verkrijgen kan bij deze stand van zaken niet worden beperkt tot de periode voorafgaand aan de dagvaarding. Vast staat immers dat Meta tot op heden geen toestemming van de bij Pictoright aangesloten auteursrechthebbenden heeft verkregen voor het gebruik van hun werk op haar platforms. Op Meta rust een voortdurende verplichting om zich in te spannen om die toestemming te verkrijgen. De rechtbank zal (indien partijen na hervatting van de onderhandelingen niet tot overeenstemming komen) daarover pas een oordeel kunnen geven nadat duidelijk is geworden of de door Meta voorgestelde methode (die pas in het kader van deze procedure deugdelijk is toegelicht) bruikbaar is om feitelijke gegevens te verschaffen die basis kunnen zijn voor de onderhandelingen.
De benoeming van een deskundige doet niet af aan de contractsvrijheid, de partijautonomie en de vrijheid van ondernemerschap
3.9.
Volgens Meta mag de onderhandelingsautonomie van partijen niet worden vervangen door een door de rechtbank voorgeschreven proces, omdat artikel 29c Aw en artikel 17 van de DSM-richtlijn uitgaan van de contractsvrijheid van partijen en de vrijheid van ondernemerschap.
Meta leidt uit het tussenvonnis af dat de rechtbank ervan uitgaat dat een licentieaanbod niet billijk is als de betrouwbaarheid ervan niet kan worden gecontroleerd (r.o. 7.32). Dit is volgens haar een onjuiste rechtsopvatting, omdat uit de DSM-richtlijn volgt dat de inspanningsverplichting van artikel 17
“…geen afbreuk [mag] doen aan de contractuele vrijheid” [2]
Volgens Meta is voor de beoordeling van de vorderingen van Pictoright niet vereist dat vast komt te staan dat de door Meta voorgestelde methode voor data-onderzoek en daarop volgende waardering kan of zal leiden tot een overeenkomst die voor partijen over en weer aanvaardbaar is. Het te bevelen deskundigenbericht zal gaan over de vraag of de door Meta voorgestelde methode bruikbaar en voldoende transparant is. Dit is een door de rechtbank toegevoegde extra stap, aldus Meta.
3.10.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis overwogen dat Meta van een juist uitgangspunt is uitgegaan door te eisen dat de economische waarde van het Pictoright-repertoire de basis zou moeten zijn voor de onderhandelingen over een licentie. Die benadering vereist twee stappen: het vaststellen van de
omvangvan de aanwezigheid van het Pictoright-repertoire (voor zover inbreukmakend) op de platforms en vervolgens het toekennen van een waarde daaraan.
De aard van de platforms van Meta en de bij Meta daarover aanwezige kennis brengt mee dat Meta beter dan Pictoright in staat is deze te doorzoeken. Anders dan in andere branches waarin reeds een tarievenlijst functioneert is er hier geen ander bruikbaar uitgangpunt voor onderhandelingen. Dat betekent dat voor de vaststelling van de omvang van het gebruik, maar ook voor de vaststelling van indicatoren waarop de economische waarde gebaseerd kan worden, gegevens uit de systemen van Meta vereist zijn. De rol van de deskundigen zal slechts zijn te beoordelen of de uit de systemen van Meta afkomstige voor de onderhandelingen benodigde gegevens voldoende betrouwbaar zijn. Nadat de bevindingen van de deskundigen bekend zijn en nadat met inachtneming daarvan betrouwbare gegevens zijn verkregen, zullen partijen de onderhandelingen moeten hervatten. Slechts indien deze niet tot overeenstemming leiden, zal de rechtbank moeten beoordelen of Meta zich naar beste vermogen heeft ingespannen om een licentie voor het gebruik van het Pictoright repertoire te verkrijgen.
De rechtbank treedt niet buiten de grenzen van de rechtsstrijd
3.11.
Volgens Meta introduceert de rechtbank ten onrechte het vereiste dat data-onderzoek juist moet worden uitgevoerd en voldoende controleerbaar moet zijn. In rechtsoverweging 7.17 van het tussenvonnis is overwogen dat deze vereisten “impliciet” het uitgangspunt vormen van Pictoright c.s. Omdat Pictoright c.s. deze vereisten niet heeft genoemd of zich daarop heeft beroepen, treedt de rechtbank volgens Meta buiten de rechtsstrijd tussen partijen.
3.12.
De rechtbank dient de processtukken uit te leggen. Pictoright c.s. heeft gesteld dat zij de medewerking aan de door Meta gewenste data discovery heeft afgebroken omdat zij de tool die Meta daarvoor gebruikte onbetrouwbaar achtte. Daaruit is af te leiden dat Pictoright aan de data discovery de eis stelde dat deze juist en controleerbaar moet zijn. Bovendien wijst de rechtbank op overweging 61 van de DSM-richtlijn:
"Die licentieovereenkomsten moeten billijk zijn en een redelijk evenwicht tussen beide partijen bewaren."
De rechtbank heeft in het tussenvonnis onder 7.32 overwogen dat de rechtbank een licentievoorstel van Meta dat zou berusten op haar gegevens, maar waarvan Pictoright de betrouwbaarheid niet kan vaststellen, niet zal beschouwen als een aanbod dat billijk is en een redelijk evenwicht tussen beide partijen bewaart. Zo’n aanbod kan dus niet leiden tot een licentieovereenkomst die een passende vergoeding biedt voor de makers van de werken van het Pictoright-repertoire. De rechtbank blijft daar bij.
Meta stelt dan ook ten onrechte dat de rechtbank treedt in de beoordeling van wat in de huidige situatie een billijke licentie zou kunnen zijn. Het gaat er slechts om dat betrouwbare feitelijke informatie over de mate waarin het Pictoright-repertoire voorkomt op de platforms van Meta een randvoorwaarde is voor de onderhandelingen die partijen zullen moeten voeren.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een prejudiciële verwijzing
3.13.
Als de rechtbank zou besluiten op de in het tussenvonnis ingezette route verder te gaan, verzoekt Meta de rechtbank een prejudiciële verwijzing voor te bereiden om (1) onherstelbare gevolgen voor de onderhandelingen van de partijen te voorkomen; (2) te voorkomen dat de grondrechten van de partijen, zoals beschermd door het Handvest EU, de Europese jurisprudentie en zoals uitdrukkelijk erkend door de DSM-richtlijn, worden geschonden; en tot slot (3) een langdurig juridisch debat te voorkomen over een uitermate
aanvechtbare juridische interpretatie van artikel 17 DSM-richtlijn die (als deze door de rechtbank zou worden gehandhaafd) onderstreept dat het hier geen ‘acte clair’ betreft en zeker op een bepaald moment zal escaleren naar het Hof van Justitie EU (HvJ).
3.14.
De rechtbank acht een vraag van uitleg van het EU-recht niet aan de orde. Meta heeft ook niet uitgelegd welke onduidelijkheid in het EU-recht zij op het oog heeft. De DSM-richtlijn bevat een open norm. Beoordeeld moet worden of Meta - in de bewoordingen van het op art. 17 DSM-Richtlijn gebaseerde art. 29c Aw -
“zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toestemming te verkrijgen”. De nationale rechter heeft tot taak binnen de grenzen van het nationale procesrecht alle middelen aan te wenden om tot beantwoording van die vraag te komen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het HvJ prejudiciële vragen te stellen.

4.De vaststelling van de economische waarde van het Pictoright-repertoire

volgens de door Meta voorgestelde methode
4.1.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis onder 7.33 een aantal vragen gesteld aan Meta, die hieronder in kaders zullen worden herhaald, waarna de rechtbank voor zover nodig de antwoorden die Meta heeft gegeven zal bespreken.
4.2.
Inleiding en vraag 1:
De rechtbank begrijpt de manier waarop Meta de economische waarde van het Pictoright- repertoire wil vaststellen en deze als basis voor een te sluiten licentieovereenkomst wil gebruiken als volgt.
Stap 1: aan de hand van ten minste 100.000 door Pictoright aan te leveren referentiebestanden (bij voorkeur met metadata), wordt bepaald hoeveel werken van Pictoright (bij benadering) op de platforms Facebook en Instagram aanwezig zijn.
Stap 2: vervolgens wordt bepaald hoeveel views die werken (bij benadering) opleveren,
Stap 3: hieruit wordt de economische waarde afgeleid, te weten de incrementele waarde, door te vergelijken met andere, vergelijkbare categorieën content waarvan Meta de incrementele waarde heeft vastgesteld,
Stap 4: partijen sluiten op basis van deze economische waarde een licentieovereenkomst.
Vragen:
1. Is juist dat Meta op deze wijze de economische waarde van het Pictoright-repertoire wil vaststellen en deze als basis voor een te sluiten licentieovereenkomst wil gebruiken? Zo niet, hoe dan wel?
4.3.
Meta heeft hierop geantwoord dat deze beschrijving van het proces zoals Meta dat heeft voorgesteld aan Pictoright niet juist is. Een meer precieze beschrijving van Meta’s benadering zou zijn:
Stap 1: Pictoright stelt een representatieve sample van haar repertoire ter beschikking in de vorm van referentiebestanden. Meta gebruikt vervolgens haar image matching-technologie om op Facebook en Instagram aanwezige content te identificeren die overeenkomt met de aangeleverde referentiebestanden.
Stap 2: Meta deelt een “data discovery report’ met daarin het aantal matches voor elk aangeleverd referentiebestand en het aantal views dat elke match genereert.
Stap 3: Aan de hand van het aantal matches en views leidt Meta een economische waarde af voor het gehele relevante repertoire van Pictoright, zijnde de incrementele waarde, door het repertoire te vergelijken met andere vergelijkbare categorieën content waarvan Meta de incrementele waarde al heeft bepaald. Deze waarde vormt de basis voor een eerste aanbod van Meta. Incrementele waarde heeft in deze context betrekking op de additionele interactie (in de zin van doorgebrachte tijd, aantal sessies, views et cetera) van de gebruiker met het platform, omdat een toegenomen interactie zich vertaalt in meer mogelijkheden om reclame te presenteren.
Stap 4: Meta gebruikt dit aanbod vervolgens als uitgangspunt om met Pictoright in onderhandeling te gaan over een licentieovereenkomst, gebaseerd op deze economische waarde. Partijen kunnen aanvullende informatie en gegevens uitwisselen om hun standpunten te ondersteunen, en kunnen hun aanbod op basis van dergelijke nieuwe en aanvullende informatie over en weer aanpassen.
Stap 5: Partijen sluiten een licentieovereenkomst op basis van het resultaat van hun onderhandelingen.
4.4.
De rechtbank zal er hierna van uitgaan dat dit de door Meta voorgestelde werkwijze is. Voor de deskundigen is dit dan ook de methode die ter toetsing voorligt.
2. Welke metadata van de referentiebestanden heeft Meta nodig en op welke wijze gebruikt zij deze?
4.5.
Meta antwoordt dat zij niet hoeft te beschikken over metadata van de verstrekte referentiebestanden. De referentiebestanden worden opgenomen in Meta’s image detection-technologie om content op haar platforms te identificeren die overeenkomt met de referentiebestanden.
4.6.
De rechtbank gaat er hierna vanuit dat Meta voor haar data discovery geen metadata nodig heeft en dat Pictoright die dus niet hoeft aan te leveren.
3. Hoe is voor Pictoright controleerbaar dat de systemen van Meta alle gevallen waarin het Pictoright-repertoire op de platforms voorkomen vindt?
4.7.
Meta heeft uiteengezet dat de architectuur van haar matching technologie is gebaseerd open source SSCD (Self Supervised Descriptor for Image Copy Detection). Deze beeldherkenningstechnologie vergelijkt de door Pictoright aangeleverde referentiebestanden met op Facebook en Instagram door gebruikers geüploade afbeeldingen.
Volgens Meta bestaat er geen matching technologie voor afbeeldingen die 100% nauwkeurigheid kan bieden. Zo kunnen afbeeldingen niet worden gevonden als de kleur is veranderd door slechte belichting, of als afbeeldingen zijn bijgesneden of samengevoegd.
Als gevolg daarvan zal er noodzakelijkerwijs een foutmarge in de resultaten zitten, waarbij de matching ofwel overpresteert (en te veel resultaten oplevert) of onderpresteert (en bepaalde resultaten mist). Met die foutmarge kan rekening worden gehouden. Foutmarges zijn bovendien inherent aan elk waarderingsproces, niet alleen aan het data-onderzoek door Meta. Partijen zouden sowieso al onderhandelen over een schatting van de economische waarde van Pictoright’s (volledige) repertoire, omdat het data-onderzoek gebaseerd zou zijn op een representatieve sample. Het gegeven dat er geen 100% nauwkeurigheid bestaat in matchingtechnologie en partijen het totale aantal matches schatten op basis van een representatieve sample, doet dus volgens Meta niet af aan deugdelijkheid van de methode.
Pictoright zal de resultaten van de matching en het aantal views op Facebook en Instagram in Nederland ontvangen. Pictoright ontvangt geen overzicht uitgesplitst naar elke individuele match omdat dit een onwerkbaar grote dataset zou opleveren, maar Meta is bereid voor een beperkte set referentiebestanden screenshots van haar interne tools te verstrekken die de aantallen views op Facebook en Instagram in Nederland onderbouwen, zodat dit gecontroleerd kan worden.
Pictoright zal de representativiteit van de resultaten ook handmatig kunnen verifiëren,
bijvoorbeeld door zoekopdrachten op basis van trefwoorden te geven, en Meta kan door
Pictoright geïdentificeerde aanvullende resultaten verifiëren aan de hand van haar eigen
matches. Mochten er discrepanties zijn, dan zal Meta haar matchingresultaten kunnen
aanvullen met Pictoright’s eigen bevindingen, zoals dit tijdens de gesprekken tussen partijen
ook meermaals aan Pictoright is toegelicht en aangeboden.
Ten slotte stelt Meta dat Pictoright ook een derde partij in de arm zou kunnen nemen om zelfstandig onderzoek te doen en op die manier een vergelijking te maken met de resultaten van Meta.
4.8.
De rechtbank onderkent dat de door Meta voorgestelde methode leidt tot een indicatie, die correctie behoeft, maar dit enkele feit behoeft er niet aan in de weg te staan dat partijen deze methode kunnen gebruiken.
4. Indien dit voor Pictoright niet controleerbaar is, kan en wil Meta een onafhankelijke deskundige (die een NDA heeft ondertekend) hierin voldoende inzicht geven, zodat deze de betrouwbaarheid van de gebruikte methode kan vaststellen?
4.9.
Volgens Meta kan de representativiteit van de resultaten van Metas
matchingtechnologie prima worden gecontroleerd door Pictoright, aangezien Pictoright het
onderzoeksrapport ontvangt en de daarin opgenomen resultaten ook handmatig kan verifiëren. Als er verschillen zijn kan Meta bovendien haar matchingresultaten aanvullen met die van Pictoright.
4.10.
De controleerbaarheid waar Meta het over heeft betreft verificatie van de resultaten aan de hand van een eigen onderzoek. Bij de zeer kleine proef die partijen hebben gedaan is die methode feitelijk gebruikt en ontstond bij Pictoright het vermoeden dat de data discovery van Meta onbetrouwbaar was omdat deze veel had gemist dat Pictoright wel had gevonden. Meta stelt voor de resultaten van haar data discovery toch op deze wijze te corrigeren op het onderpresteren van de matching.
4.11.
De rechtbank kan niet beoordelen of data discovery zoals Meta die voorstelt in combinatie met een correctie op onderpresteren aan de hand van ‘handmatig onderzoek’ een methode oplevert die voldoende betrouwbaar is. De rechtbank zal de deskundigen daarnaar vragen.
Meta heeft de vraag of zij een onafhankelijke deskundige (die een NDA heeft ondertekend) zodanige inzicht in de door haar gebruikte methode wil verschaffen dat deze de betrouwbaarheid van de gebruikte methode kan vaststellen niet beantwoord. De rechtbank wijst erop dat als de deskundigen op dit punt medewerking van Meta nodig hebben, die van Meta verwacht mag worden.
5. Op welke wijze wordt vanuit het beperkte aantal van 100.000 referentiebestanden en het aan de hand daarvan gevonden aantal keren dat de werken uit het Pictoright-repertoire op de platforms voorkomen het totale aantal gevallen dat de werken op de platforms voorkomen bepaald/geschat?
4.12.
Meta antwoordt dat zij eerst het aantal views telt van de content die overeenkomt met de referentiebestanden van Pictoright. Daarna extrapoleert Meta dat aantal naar een groter aantal dat het redelijkerwijs te verwachten views van het volledige relevante repertoire van Pictoright vertegenwoordigt. Bij het extrapolatieproces worden de volgende factoren in overweging genomen:
Factor 1: omvang van de sample\
Als de rechthebbende bijvoorbeeld een sample van 1% van zijn volledige relevante
repertoire aanlevert, vermenigvuldigt Meta de resultaten voor wat betreft matches en views met 100. Meta schat dat het aantal van 100.000 referentiebestanden een representatieve sample zou moeten vormen van Pictoright’s relevante repertoire. Pictoright zou deze schatting evenwel moeten bevestigen.
Factor 2: weging van de sample
Elke rechthebbende heeft bepaalde content die veel populairder is dan andere content ten
aanzien waarvan hij de rechten beheert. Wanneer Meta vraagt om een representatieve sample van het repertoire van een cbo, zal ze idealiter een willekeurige sample van de catalogus van die cbo krijgen. Als dat niet zo is geeft de extrapolatie een vertekend beeld. Om dit te ondervangen vraagt Meta cbo’s een willekeurige sample van hun
repertoire te leveren, of een geselecteerde sample waarvan de cbo de waarde kan inschatten
als percentage van haar totale repertoire, of beide soorten samples. Als dat niet mogelijk is, is Meta bereid om een cbo tegemoet te komen en kunnen partijen beoordelen wat de populariteit is van de sample van de cbo in verhouding tot diens volledige repertoire.
Factor 3: relevant repertoire en gebruik
Een licentie op grond van art. 29c Aw zoals Pictoright eist dat Meta die afneemt, bestrijkt
alleen content die relevant is binnen het toepassingsgebied daarvan. Er moet worden gecorrigeerd voor gebruik dat niet auteursrechtelijk relevant is of waarvoor al toestemming was verleend en voor verkeerde matches. Deze struikelblokken kunnen in overleg worden weggenomen.
Factor 4 (en verder): andere issues
Meta heeft cbo’s voortdurend om input gevraagd met betrekking tot andere factoren die van invloed kunnen zijn op extrapolatie-inspanningen en is zeer bereid deze toe te passen.
6. Hoe wordt berekend hoeveel views de bij stap 1 gevonden werken opleveren?
4.13.
De beeldherkenningstechnologie die Meta gebruikt, berekent ook weergaven (“views”). Een “view” wordt gedefinieerd als het aantal keren dat de content op het scherm wordt weergegeven, dus wanneer content ofwel volledig zichtbaar is ofwel ten minste 50% van het scherm bedekt gedurende ten minste 250 milliseconden.
Bij de testbestanden is deze methode ook gebruikt. Het volledige data-onderzoeksrapport dat gebaseerd wordt op een representatieve sample van reference files die Pictoright verstrekt zal een zelfde overzicht bevatten.
7. Hoe is dit voor Pictoright controleerbaar?
4.14.
Meta verwijst naar het antwoord op vraag 3: de aantallen weergaven worden gespecificeerd en gecommuniceerd in het data-onderzoeksrapport (zie ook hiervoor bij vraag 6). Aangezien het aantal views een objectieve maatstaf is voor het aantal keren dat inhoud op het scherm van gebruikers verschijnt (zie antwoord op vraag 6), zou deze transparantie met betrekking tot views in het onderzoeksrapport de benodigde informatie aan Pictoright moeten verschaffen. Op verzoek is Meta verder bereid om voor een beperkte reeks referentiebestanden schermafbeeldingen van interne tools te verstrekken die het aantal weergaven op Facebook en Instagram in Nederland weergeven.
4.15.
De rechtbank zal er van uitgaan dat de door Meta in antwoord op de vragen 3-7 beschreven methode onderdeel uitmaakt van haar methode om feitelijke gegevens te verkrijgen op grond waarvan zij een aanbod kan doen. Ook voor de deskundigen strekt dit tot uitgangspunt.
8. Indien dit voor Pictoright niet controleerbaar is, kan en wil Meta een onafhankelijke deskundige (die een NDA heeft ondertekend) hierin voldoende inzicht geven, zodat deze de betrouwbaarheid van de gebruikte methode kan vaststellen?
4.16.
Het is Meta niet duidelijk welke aanvullende informatie zij aan een onafhankelijke deskundige zou kunnen verstrekken naast hetgeen het reeds bereid is aan Pictoright te verstrekken. Het staat de rechthebbende natuurlijk vrij om een derde partij opdracht
te geven of in te schakelen om de resultaten van Meta te beoordelen. Het onderzoeks- en waarderingsrapport van Meta is slechts bedoeld als informatie voor een eerste
aanbod van Meta, gebaseerd op de economische waarde van het repertoire van Pictoright op
Facebook en Instagram, waarop Pictoright dit kan afwijzen, kan onderhandelen of een
tegenbod doen op basis van haar eigen gegevens of waardering van de economisch waarde
van haar repertoire op het platform. Als zodanig is het slechts het uitgangspunt van de
onderhandelingen.
4.17.
De rechtbank kan niet overzien of de deskundigen andere informatie van Meta nodig zullen kunnen hebben dan de informatie die Meta blijkens haar antwoorden bereid is te verstrekken. Dit zullen de deskundigen zelf moeten bepalen.
9. Moet volgens Meta voor het berekenen van de economische waarde van de werken uit het Pictoright-repertoire worden uitgegaan van de werken die in een bepaalde periode aan de platforms zijn toegevoegd of van het aantal dat in die periode op de platforms aanwezig was?
10. Hoe werkt de derde stap (het bepalen van de incrementele waarde) precies? Kan dit met behulp van voorbeelden worden verduidelijkt?
11. Is deze incrementele waarde gelijk aan de economische waarde?
12. Hoe is de berekening van de incrementele waarde voor Pictoright controleerbaar?
13. Indien de berekening voor Pictoright niet controleerbaar is, kan en wil Meta een onafhankelijke deskundige (die een NDA heeft ondertekend) dan voldoende inzicht geven in de wijze van berekenen, zodat deze de juistheid van de berekening kan vaststellen?
14. Vloeit uit de bij stap 3 berekende economische waarde automatisch het licentiebedrag voort dat Meta bereid is te betalen? Zo niet, welke factoren zijn nog meer van belang voor de hoogte van het licentiebedrag?
4.18.
Hieronder worden in 4.19-4.24 de antwoorden van Meta op de vragen 9-15 samengevat.
4.19. (
Vraag 9) Meta houdt rekening met alle historische uploads van relevante werken (d.w.z. afbeeldingen die lijken overeen te komen met de verstrekte referentiebestanden) die aanwezig zijn op Meta’s diensten op het moment dat het onderzoek plaatsvindt, ongeacht de datum van de upload. Dit betekent dat elke match die aanwezig is op Meta’s diensten op het moment dat de gegevens worden gevonden, in aanmerking wordt genomen voor waarderingsdoeleinden. Dit betekent dat Meta content zal matchen en waarderen die door gebruikers werd geüpload voordat art. 29c Aw bestond, terwijl men zich kan afvragen of daarvoor een vergoeding nodig is.
4.20. (
vraag 10) lncrementele waarde wordt door Meta gebruikt om inhoud op verschillende vlakken te waarderen. Incrementele waarde is een economische benadering om het extra voordeel of de extra waarde te meten die wordt gegenereerd door een specifieke actie of stuk content. In deze specifieke context verwijst incrementele waarde naar de toegenomen interactie (in termen van bestede tijd, weergaven, duur of aantal sessies), omdat een grotere interactie zich vertaalt in meer mogelijkheden om reclame te presenteren. Ten aanzien van deze casus, stelt het model voor incrementele waardebepaling de volgende vraag: hoeveel waarde levert het repertoire van Pictoright specifiek op voor Facebook en Instagram? Of anders gezegd: hoeveel minder waardevol zouden Facebook en Instagram zijn zonder het repertoire van Pictoright erop?
Dit is volgens Meta de beste passende economische benadering voor onderhandelingen onder art. 17 van de DSM-richtlijn, omdat hiermee specifiek kan worden vastgesteld
hoeveel waarde het werk van een rechthebbende biedt voor een online platform.
Daarbij vermeldt Meta dat haar bedrijfsmodel is niet gebaseerd op marketing en het genereren van reclame-inkomsten op basis van individuele content die door gebruikers wordt gepost. In plaats daarvan wordt het overgrote deel van Meta’s inkomsten gegenereerd uit advertenties die verschijnen in de social media feeds van gebruikers, die getarget worden op basis van de algemene interesses van de gebruiker. Het plaatsen van advertenties is dus niet gerelateerd aan het type content dat een gebruiker ziet. Er dus geen correlatie tussen content en advertentie (en de daarvan afgeleide omzet).
Dit betekent dat individuele content op Facebook en Instagram in hoge mate uitwisselbaar zijn en op zichzelf geen directe waarde hebben. Als een gebruiker bijvoorbeeld geen inhoud ziet die wordt vertegenwoordigd door een cbo, maar in plaats daarvan een vakantiefoto van een vriend, blijven de inkomsten van Facebook en Instagram grotendeels gelijk.
Om vast te stellen hoe waardevol de werken van een rechthebbende zijn voor een onlineplatform, moeten partijen ten eerste een duidelijk inzicht krijgen in de mate waarin het repertoire van een cbo zich op een platform bevindt (het data-onderzoek proces), vervolgens moeten ze de toegevoegde inkomsten evalueren die het platform genereert door de aanwezigheid van het repertoire van een dergelijke cbo (incrementeel) en er daarbij mee rekening houden dat content op platforms in hoge mate uitwisselbaar is.
Om de waarde van alle auteursrechtelijk beschermde content die relevant kan zijn voor art. 17 van de DSM-richtlijn te bepalen, zonder dat Meta daarbij rechtstreeks onderzoek kan doen naar content van specifieke rechthebbenden heeft Meta een voorbeelddataset gemaakt, die niet specifiek is voor één rechthebbende, op basis van ‘duplicatieve afbeeldingen’ die zijn geüpload naar Facebook en lnstagram. ‘Duplicatieve afbeeldingen’ in deze zin betekent dezelfde afbeelding die meerdere keren op het platform is geplaatst. Meta heeft intern onderzoek gedaan en bekeken wat het effect is dat het verwijderen van duplicatieve afbeeldingen had op het gebruikersgedrag en uiteindelijk op de inkomsten. Met deze informatie heeft Meta een idee van hoe het gedrag van gebruikers verandert als er veranderingen zijn in de prevalentie van een niet-rechthebbende specifieke dataset en kan Meta dus begrijpen welke gedragsveranderingen zullen voortvloeien uit veranderingen in de prevalentie van auteursrechtelijk beschermde content. Door dit proces krijgt Meta een eerste inzicht in hoe waardevol auteursrechtelijk beschermde inhoud die relevant is voor art. 17 van de DSM-richtlijn kan zijn voor haar diensten (in het licht van incrementaliteit en substitueerbaarheid).
Data-onderzoek stelt Meta vervolgens in staat om te bepalen hoeveel views het repertoire van een specifieke cbo kan opleveren. Deze hoeveelheid kan daarna vergeleken worden met de resultaten van het onderzoek naar ‘duplicatieve afbeeldingen’. Dit leidt ten slotte tot een
voorstel voor de waardebepaling voor het repertoire van die specifieke cbo. Meta wil hierbij
flexibel zijn en rekening houden met de variatie die kan optreden in een dergelijk
waardebepalingsproces en gebruikt daarom schalen (tiering) als middel om de waarde van het aanbod in te schalen. Elke schaal wordt gedefinieerd door een reeks marktaandelen op het platform die overeenkomen met een bepaald bereik aan views. Elke schaal heeft een
bijbehorende reikwijdte aan vergoedingen die gebaseerd zijn op de economische waarde die de respectieve schaal voor Meta toevoegt. Na het data-onderzoek biedt Meta een licentievergoeding die overeenkomt met de schaal die aansluit bij de resultaten van dat
onderzoek. Voor de goede orde, dit aanbod is een aanbod waarover onderhandeld kan worden. Het inschalingssysteem is in het voordeel van cbo’s. Binnen een schaal is Meta namelijk van plan om de cbo de maximale waarde te bieden die een dergelijk schaal mogelijk maakt. Deze aanpak is verder in het voordeel van cbo’s waarvan de inhoud populair is. Als het onderzoeksrapport van een cbo aantoont dat hun inhoud ver buiten de verwachtingen van Meta valt, zullen de resultaten van de cbo in een hoger niveau vallen en dus recht hebben op een nog hogere waardering.
Hoe ‘duplicatieve afbeeldingen’ worden berekend en gewogen is vertrouwelijke
bedrijfsinformatie. Meta is zo nodig bereid om een onafhankelijke deskundige toegang te verlenen - onder een NDA - tot een vertrouwelijk rapport uit 2024 van de Berkeley Research Group, dat Meta’s voorgestelde berekening van incrementele waarde en waarderingsproces voor het licentiëren van auteursrechtelijk beschermde content onder de loep neemt (het “BRG-rapport”).
4.21. (
vraag 11) Volgens Meta is de incrementele waarde gelijk aan de economische waarde. Haar benadering is gebaseerd op data-punten en is erop gericht de
incrementele waarde te meten op basis van gebruikersgedrag en, uiteindelijk, inkomsten. Het is daarbij van belang dat economische waarde niet zomaar hetzelfde is als het kale aantal views, maar gebaseerd is op een genuanceerde beoordeling, zoals uitgelegd onder vraag 10.
4.22. (
vraag 12) De berekening van incrementele waarde is noodzakelijkerwijs concurrentiegevoelig en komt voort uit vertrouwelijke bedrijfsinformatie, aangezien het betrekking heeft op de waarde die Meta toekent aan gebruikersgedrag. Het delen van dat soort informatie zou veel bredere implicaties hebben dan 1:1 commerciële onderhandelingen met Pictoright of andere cbo’s. Hoewel het voor Pictoright misschien minder verifieerbaar is dan de identificatie van de prevalentie van haar repertoire op Facebook en Instagram, is het niettemin een passend uitgangspunt voor onderhandelingen dat uitgaat van data en definieerbare economische waarde voor Meta (de “gebruiker” van de licentie waarover gesproken wordt). Pictoright kan een tegenbod doen en een eigen analyse maken van de economische waarde vanuit haar perspectief. Van daaruit kunnen partijen een discussie voeren.
4.23. (
vraag 13) Hoewel Meta het benoemen van een deskundige niet nodig vindt, is Meta bereid om een onafhankelijke deskundige toegang te geven - onder een NDA - tot het eerdergenoemde BRG-rapport. Dit rapport is opgemaakt als een interne benchmark om Meta’s methodologie voor de waardering van beeldcontent te analyseren in het licht van algemene waarderingsprincipes. Het bevat een uitgebreide beschrijving en analyse van Meta’s methodologie en een beoordeling van de deugdelijkheid ervan, waaronder toetsing tegen het uitgangspunt van economisch voordeel bij het waarderen van IP. Meta is ook bereid om verdere uitleg te geven aan een deskundige over haar tiering-benadering en haar wijze van data-onderzoek.
4.24. (
vraag 14): Meta’s waardebepaling is slechts het uitgangspunt voor de
onderhandelingen tussen partijen.
15. In randnummer 16.84 van de conclusie van antwoord is onder verwijzing naar Meta’s bericht van 22 juni 2023 vermeld dat Meta open staat voor andere vormen van commerciële waardebepaling. Welke vormen heeft zij daarbij op het oog?
4.25.
Meta heeft daarop geantwoord dat zij open staat voor alternatieve manieren om data-onderzoek uit te voeren mits deze zien op een vorm van commerciële waardebepaling. Zij verwijst naar een eerdere e-mail van haar kant (productie 55 van Meta), waarin een aantal alternatieven wordt genoemd. Kort gezegd komen de alternatieven neer op het volgende:
- aanvulling van de zoekresultaten van Meta’s matching tool met zoekresultaten van Pictoright;
- benadering vanuit door gebruikers in een bepaalde periode in Nederland geplaatste afbeeldingen (Review of sample image posts) waarbij wordt nagegaan welke afbeeldingen tot het Pictoright-repertoire behoren;
- benadering vanuit Facebook-pages of Instagram handles, waarbij wordt nagegaan welke
recente posts afbeeldingen bevatten en welke daarvan tot het Pictoright-repertoire behoren.
4.26.
De rechtbank betrekt deze antwoorden bij de aan de deskundigen te stellen vragen.
16. Hoe staat Meta tegenover de mogelijkheid van een uitgebreide collectieve licentie? Als dit een gezamenlijk verzoek vereist, is Meta dan bereid daaraan mee te werken?
4.27.
Meta stelt dat dit tijdens de gesprekken tussen partijen nooit aan de orde geweest. Alleen al om die reden kan het geen rol spelen bij de beoordeling van de vorderingen van Pictoright en de vraag of Meta zich voldoende heeft ingespannen in de zin van art. 29c Aw.
Ten tweede zou Pictoright volgens Meta ook niet voldoen aan de voorwaarden voor een ECL-regeling.
4.28.
De rechtbank laat dit onderwerp gelet op de antwoorden van Meta verder rusten.

5.Benoeming deskundigen en te stellen vragen

Voorgenomen vragen aan deskundigen
5.1.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis het voornemen kenbaar gemaakt een of meer deskundigen te benoemen en deze een aantal vragen te stellen. Deze zullen in een kader worden weergegeven, gevolgd door de reactie van partijen en de beslissing daarover. De rechtbank zal, nu partijen het niet over de benoeming van een deskundige eens zijn geworden, tot de benoeming van drie deskundigen overgaan (zie hierna onder 6.6).
5.2.
De in het tussenvonnis voorgestelde eerste vraag luidt als volgt.
1. Is de methode die Meta voorstelt (in antwoord op de onder 7.33 genoemde vragen) om de mate waarin het Pictoright-repertoire voorkomt op Facebook en Instagram vast te stellen geschikt en voldoende transparant?
Toelichting: Onder Facebook en Instagram worden ook gerelateerde diensten verstaan, zie hetgeen is overwogen onder 6.33-6.34.
Met voldoende transparant wordt bedoeld dat de resultaten voor Pictoright of een onafhankelijke deskundige voldoende controleerbaar zijn.
5.3.
Pictoright c.s. stelt dat Arcom, de Franse toezichthouder op het gebied van audiovisuele en digitale communicatie, op 25 oktober 2024 een onderzoeksrapport heeft gepubliceerd met betrekking tot de effectiviteit van Rights Manager. Hieruit blijkt dat veel matches niet door de Rights Manager software worden herkend, bijvoorbeeld als de afbeelding is gewijzigd of als deze op een andere plaats dan de homepage van de platforms is geplaatst.
Pictoright c.s. meent dat het in het kader van de beantwoording van vraag 1 daarom van belang is dat de deskundige kennis neemt van het onderzoeksrapport van Arcom en van de resultaten van het door Pictoright eerder zelf verrichte onderzoek, en deze betrekt bij de beoordeling.
5.4.
Pictoright c.s. stelt dat eerder niet over 100.000 referentiebestanden is gesproken, maar over enkele duizenden en dat het verzamelen van 100.000 referentiebestanden (plus metadata) een disproportionele inspanning van Pictoright zou vragen, omdat zij hiervoor separate toestemming van de rechthebbenden nodig zal hebben.
5.5.
Pictoright c.s. stelt voor de eerste vraag te herformuleren als volgt:
1. Is de methode die Meta voorstelt (in antwoord op de onder 7.33 genoemde vragen) om de mate waarin het Pictoright-repertoire voorkomt op Facebook en Instagram vast te stellen, mede gezien het onderzoeksrapport van Arcom van 25 oktober 2024 en het eerder al door Pictoright zelf uitgevoerde onderzoek, geschikt en voldoende transparant?Is deze methode ook proportioneel in die zin dat deze van Pictoright niet te veel inspanningen verlangt? Zo ja, op welke wijze kan dan ten behoeve van die methode een representatieve sample van het Pictoright-repertoire worden vastgesteld? Is daarbij het aantal van 100.000 referentiebestanden inderdaad minimaal noodzakelijk? Zo nee, welk aantal dan wel?
5.6.
Pictoright c.s. stelt dat in de toelichting onduidelijk is of de rechtbank het oog heeft op de thans te benoemen deskundige(n), of een in later stadium door Pictoright aan te stellen onafhankelijke deskundige. Om licentieonderhandelingen te kunnen voeren aan de hand van de door Meta voorgestelde methode is het noodzakelijk dat de methode voor Pictoright zélf transparant en controleerbaar is. Pictoright c.s. stelt daarom voor om de toelichting bij vraag 1 te wijzigen als volgt:
"Met voldoende transparant wordt bedoeld dat de resultaten voor Pictoright en eventueel een aan te stellen deskundige voldoende controleerbaar zijn.”
5.7.
Meta is van mening dat de eerste vraag dubbelzinnig is en dat de rechtbank de deskundige verzoekt een arbitraire norm (geschiktheid en transparantie) in overweging te nemen. Zij verwijst naar haar uitleg van het door haar voorgestelde proces om tot de vaststelling van de economische waarde van het Pictoright-repertoire te komen, zoals hiervoor besproken. Meta stelt voor de eerste vraag als volgt te herformuleren.
“Is het juist dat beeldherkenning een redelijke benadering is om representatief beeldgebruik op sociale media te bepalen, erkennende dat er geen perfect algoritme voor beeldherkenning bestaat (overpresteert/onderpresteert), wat resulteert in een relatieve nauwkeurigheid die kan worden geverifieerd door een combinatie van en/of correctie op basis van steekproeven of ander geautomatiseerd onderzoek (zoals een zoekwoordcombinatie die door Meta aan Pictoright is voorgesteld)?”
5.8.
De rechtbank zal gezien deze reacties en mede gelet op de toelichting van Meta in antwoord op de haar gestelde vragen deze vraag en de toelichting als volgt herformuleren:
1. Is de methode die Meta voorstelt (zoals toegelicht in antwoord op de haar gestelde vragen, zie onder 4.1-4.25 van dit vonnis) om de mate waarin het Pictoright-repertoire voorkomt op Facebook en Instagram vast te stellen bruikbaar als basis voor onderhandelingen over een licentievergoeding?
Is daarbij het aantal van 100.000 referentiebestanden inderdaad minimaal noodzakelijk? Zo nee, welk aantal dan wel?
Toelichting: Onder Facebook en Instagram worden ook gerelateerde diensten verstaan, zie 6.33-6.34 van het tussenvonnis.
Onder ‘bruikbaar als basis voor onderhandelingen’ wordt verstaan dat de methode resultaten oplevert waarvan de betrouwbaarheid door Pictoright (zo nodig met hulp van de deskundigen die een NDA hebben ondertekend) in voldoende mate kan worden ingeschat.
Daarbij dient rekening te worden gehouden met de inherente beperkingen van de gebruikte methode en met de mogelijke methoden om de uitkomst te toetsen en te corrigeren.
Ook dient rekening te worden gehouden met de mate waarin Pictoright over referentiebestanden kan beschikken en de moeite en kosten voor haar om referentiebestanden te verzamelen.
Indien u hierbij het onder 5.3 genoemde Arcom-rapport of andere informatie van anderen dan partijen die in dit geding niet is ingebracht wilt betrekken, dient u beide partijen de gelegenheid te geven hierop hun visie te geven.
5.9.
De rechtbank merkt hierbij op dat als de methode die Meta voorstelt een aantal referentiebestanden vereist dat Pictoright redelijkerwijs niet kan aanleveren, dit consequenties kan hebben voor de beoordeling van de bruikbaarheid van de door Meta voorgestelde methode, waarbij mede een rol kan spelen welke alternatieven wel beschikbaar zijn en welke inspanningen deze van partijen vergen.
5.10.
De in het tussenvonnis voorgestelde tweede vraag luidt als volgt.
2. Welke correcties op grond van excepties dienen te worden toegepast?
Toelichting: het gevonden aantal gevallen dat werken uit het Pictoright-repertoire voorkomen zal moeten worden gecorrigeerd met de gevallen dat dit geen schending van het auteursrecht van de maker oplevert omdat een van de excepties van toepassing is, zoals: de maker heeft zelf het werk geüpload en daarmee (op grond van de algemene voorwaarden van Meta) aan Meta een licentie verstrekt, er is sprake van een parodie of een geoorloofd citaat, etc.
Dit levert op het aantal gevallen waarin mededeling aan het publiek een auteursrechtinbreuk oplevert; dit aantal kan uitgangspunt zijn van de licentieonderhandelingen.
5.11.
Pictoright c.s. is van mening dat aan Meta niet zonder meer een beroep op excepties zoals de parodie en het citaatrecht toekomt, omdat de gebruiker mogelijk wel, maar Meta zelf niet aan de voorwaarden van de exceptie voldoet. Pictoright stelt daarom voor om deze vraag uit te breiden door daar de vraag aan toe voegen in hoeverre Meta een zelfstandig beroep toekomt op excepties zoals de parodie-exceptie of het citaatrecht, indien de gebruiker aan de voorwaarden van een dergelijke exceptie voldoet, althans in hoeverre hier in de te berekenen licentievergoeding rekening mee moet worden gehouden.
5.12.
Pictoright c.s. stelt dat werken die door makers zelf zijn geüpload vervolgens door gebruikers van Facebook en Instagram kunnen worden gedeeld door de oorspronkelijke 'post' van de maker te delen (dus via een hyperlink), of door de afbeelding op te slaan en vervolgens zelf opnieuw te uploaden. Volgens Pictoright c.s. is in ieder geval in dit laatste geval geen sprake van toestemming van de maker.
Pictoright c.s. stelt voor om de vraag uit te breiden door de vraag toe te voegen in hoeverre makers op het moment dat zij hun eigen werk op Facebook of Instagram uploaden geacht moeten worden via de algemene voorwaarden van Meta tevens toestemming te hebben gegeven voor separate uploads van hun werken door derden.
5.13.
Meta stelt dat niet alleen een correctie nodig is voor gebruik waarvoor Meta geen licentie hoeft te verkrijgen, omdat dit gebruik op zichzelf legitiem is, maar dat deze vraag ook betrekking moet hebben op gebruik waarvoor Meta geen licentie kan verkrijgen, zoals professioneel gebruik. Verder meent Meta dat de partijen het hoe dan ook nog niet hebben gehad over legitieme en niet-licentieerbare content en dat het voorbarig is daarover een oordeel van een deskundige te vragen; Meta stelt voor deze vraag optioneel te maken, zodat deze pas relevant wordt als partijen de gelegenheid hebben gehad hierover te praten en eventueel aangeven niet tot een oplossing te kunnen komen.
Meta stelt voor vraag 2 als volgt te formuleren:
Optionele vraag 2 - alleen te beantwoorden als partijen na bespreking aangeven niet tot een oplossing te kunnen komen over legitiem gebruik en niet-licentieerbare content. “Hoe zou u als expert adviseren om mee te laten wegen dat bepaalde matches van Pictoright content niet onder de licentie vallen (omdat het legitiem gebruik of niet-licentieerbare content betreft)?”
5.14.
Art. 17 lid 1 van de DSM-richtlijn bepaalt:
“1.De lidstaten voorzien erin dat een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van content, voor de toepassing van deze richtlijn een handeling verricht van mededeling aan het publiek of een handeling van beschikbaarstelling voor het publiek, wanneer hij het publiek toegang verleent tot auteursrechtelijk beschermde werken of andere beschermde materialen die door de gebruikers ervan zijn geüpload.”
Art. 29d lid 1 Aw luidt:
“Een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud maakt de door de gebruikers van zijn dienst aangeboden werken van letterkunde, wetenschap of kunst openbaar, wanneer hij het publiek daartoe toegang verleent. (…)”
De rechtbank leidt hieruit af dat Meta alleen een mededeling aan het publiek verricht voor zover door een gebruiker van haar platforms
auteursrechtelijk beschermde werken of andere beschermde materialen … zijn geüpload. Als zich een exceptie voordoet heeft de auteur geen auteursrechtelijke bescherming, dus vindt ook door het platform geen mededeling aan het publiek plaats van auteursrechtelijk beschermde werken of andere beschermde materialen. Pictoright c.s. heeft onvoldoende toegelicht hoe de situatie zich zou kunnen voordoen dat de gebruiker wel, maar Meta zelf niet aan de voorwaarden van de exceptie voldoet.
Bovendien gaat het hier om een juridische beoordeling die niet aan de deskundige is maar aan de rechter. De rechtbank zal daarom de onder 5.11 door Pictoright c.s. voorgestelde nuancering niet overnemen.
5.15.
De rechtbank acht de kwestie die Pictoright c.s. onder 5.12 aan de orde stelt een vraag die niet aan deskundigen kan worden voorgelegd, maar die de rechtbank moet beantwoorden.
Meta heeft in haar conclusie van antwoord onder 4.2 gesteld dat in sectie 3.1 van Meta's
"Servicevoorwaarden" gebruikers Meta een niet-exclusieve, overdraagbare, sublicentieerbare, wereldwijde licentie verlenen voor geüploade content die is beschermd door intellectueel eigendomsrecht. Meta heeft de servicevoorwaarden zelf niet in het geding gebracht.
De rechtbank kan niet vaststellen of de stellingen van Meta juist zijn, omdat zij niet over de tekst van de servicevoorwaarden beschikt. De rechtbank oordeelt voorlopig dat, ook als van de
gesteldelicentie wordt uitgegaan, deze ziet op het delen van de oorspronkelijke 'post' van de maker (dus via een hyperlink). De situatie dat een gebruiker van een van de platforms een daarop aangetroffen werk opslaat om dit vervolgens zelf opnieuw te uploaden valt naar het voorlopig oordeel van de rechtbank niet onder de gestelde licentie.
Alleen indien dit punt in de onderhandelingen een wezenlijke rol zal blijken te spelen en voor de vraag aan wie het niet tot stand komen van een licentieovereenkomst mede van de beslissing op dit punt af kan hangen, zal de rechtbank na partijdebat hierover een definitief oordeel geven.
5.16.
De rechtbank volgt Meta wel in die zin dat het aan partijen is om over de excepties te onderhandelen en dat zij daartoe eerst de gelegenheid moeten krijgen. De vraag zal daarom worden toegespitst op het verkrijgen van feitelijke informatie ten behoeve van die onderhandelingen en de vraag zal zoals voorgesteld een optioneel karakter krijgen.
5.17.
De rechtbank zal de tweede vraag daarom als volgt herformuleren:
2. Op welke wijze kan feitelijke informatie worden verzameld over het aantal gevallen waarin een beroep kan worden gedaan op excepties ten behoeve van de tussen partijen overeen te komen correcties op grond van excepties?
U behoeft deze vraag slechts te beantwoorden als partijen of een van hen u daarom verzoeken, nadat zij op basis van de beantwoording van de overige vragen met elkaar hebben onderhandeld en daarbij het antwoord op deze vraag voor die onderhandelingen nuttig blijkt.
Toelichting: het gevonden aantal gevallen dat werken uit het Pictoright- repertoire voorkomen zal moeten worden gecorrigeerd met de gevallen dat dit geen schending van het auteursrecht van de maker oplevert omdat een exceptie van toepassing is.U wordt niet gevraagd in welk geval sprake is van een exceptie, maar op welke wijze uitgaande van bepaalde excepties feitelijke gegevens kunnen worden verzameld over de mate waarin daarop door de gebruiker van een platform en dus door Meta een beroep kan worden gedaan.
5.18.
De in het tussenvonnis voorgestelde derde vraag luidt als volgt.
3. Is de methode die Meta voorstelt om aan de hand van het bij de vragen 1 en 2 gevonden aantal tot een economische waarde te komen bruikbaar en voldoende transparant?
5.19.
Pictoright c.s. stelt dat de door Meta voorgestelde methode om tot een economische waarde van het Pictoright-repertoire te komen bij de onderhandeling over een licentietarief betrokken kan worden, maar niet op zichzelf bepalend is. Pictoright hanteert algemene tarieven voor online gebruik van werk (uitgaande van een tarief per afbeelding).
Pictoright c.s. stelt daarom voor om vraag 3 vooraf te laten gaan door de vraag:
"Welke economische waarde(n), (zoals de algemene tarieven van Pictoright voor online gebruik van werken) is of zijn relevant bij het bepalen van een licentievergoeding voor openbaarmakingen als bedoeld in artikel 29c lid 1 Auteurswet?"en om aan vraag 3 toe te voegen:
"Voldoet een licentievergoeding die gebaseerd is op enkel de economische waarde die Meta aan het gebruik van de rechten toekent aan de eisen die de wet en de ratio van art. 29c Aw hieraan stellen, waaronder het billijkheidsvereiste als bedoeld in art. 21 Wet toezicht en aan het vereiste van een redelijk evenwicht als bedoeld in overweging 61 van de DSM-richtlijn?"
5.20.
Meta verzoekt om de deskundige eerst expliciet te laten beoordelen in hoeverre bruikbaarheid en transparantie relevant zijn in het kader van commerciële onderhandelingen in de fase waarin nog geen initiële offerte is uitgebracht. Zij stelt voor vraag 3 als volgt te herformuleren.
3. Liggen stappen 1-3 naar uw mening in de lijn der verwachting voor hoe een commerciële partij zijn onderhandelingspositie ten aanzien van de economische waarde van auteursrechtelijk beschermde afbeeldingen zou kunnen vaststellen? In welke mate zouden bruikbaarheid en transparantie een impact hebben op deze verwachting? Bestaan er buiten de context van deze zaak wellicht richtsnoeren voor de situatie waarbij een partij al voorafgaand aan het doen van een onderhandelingsaanbod wordt getoetst op het leveren van een inspanningsverplichting?
Zou u stappen 1-3 in dit opzicht als bruikbaar en voldoende transparant kwalificeren, ervan
uitgaande dat de rechthebbende op de relevante afbeeldingen op geen enkele manier
gebonden is aan het aanbod en de uiteindelijke economische waarde van de content op het
platform wordt bepaald op basis van de overeenkomst tussen partijen?
5.21.
De in het tussenvonnis voorgestelde vierde vraag luidt als volgt.
4. Indien de door Meta voorgestelde methode volgens u geheel of gedeeltelijk onbruikbaar of onvoldoende transparant is, op welke andere manier kan dan de economische waarde van het Pictoright-repertoire dat voorkomt op Facebook en Instagram worden bepaald?
5.22.
Volgens Pictoright c.s. kan de economische waarde die Meta aan het Pictoright-repertoire toekent niet gelijkgesteld worden aan de economische waarde die van belang is voor het bepalen van een licentievergoeding. Er moet ook met andere factoren rekening worden gehouden, zoals de tarieven die makers normaliter hanteren.
De rechtbank heeft de licenties waarop Pictoright’s aanbod aan Meta was gebaseerd onvoldoende vergelijkbaar geacht, omdat het bij die licenties mogelijk was om de omvang van het gebruik van auteursrechtelijk werk te schatten. Pictoright c.s. stelt nu voor om aansluiting te zoeken bij bestaande collectieve licenties waarbij de omvang van het gebruik vooraf niet te schatten is. Dergelijke licenties worden na marktonderzoek al jaren naar tevredenheid uitonderhandeld tussen Stichting Reprorecht en brancheorganisaties.
5.23.
Pictoright c.s. stelt daarom voor om de formulering van vraag 4 enigszins uit te breiden als volgt:
"Indien de door Meta voorgestelde methode volgens u geheel of gedeeltelijk onbruikbaar, onvoldoende transparant isof een onvolledig beeld geeft van de economische waarde, op welke andere (aanvullende) manier kan dan de economische waarde van het Pictoright-repertoire dat voorkomt op Facebook en Instagram worden bepaald?In hoeverre kan extern marktonderzoek hierbij een rol spelen?"
5.24.
Meta stelt dat een aanpak waarbij de bepaling van de economische waarde van de content op het platform aan de deskundige wordt overgelaten ondeugdelijk is. Zij maakt er dan ook uitdrukkelijk bezwaar tegen dat een onafhankelijke deskundige vooraf bepaalt hoe de economische waarde voor Meta moet worden bepaald. Het kernprincipe zoals uiteengezet door de EU-wetgever is immers contractsvrijheid.
5.25.
De door Meta voorgestelde herformulering van vraag 4 luidt als volgt:
Optionele vraag - alleen te beantwoorden indien de door Meta in stap 1 t/m 3 voorgestelde
methode naar uw mening onbruikbaar of onvoldoende transparant is voor Meta’s eigen
beoordeling van de economische waarde en niet in evenwicht wordt gebracht door stap 4
(reactie van Pictoright).“Op welke andere wijze kan de economische waarde van het op Facebook en Instagram verschijnende repertoire van Pictoright worden bepaald?”
5.26.
De rechtbank zal de derde en vierde vraag samen nemen en deze als volgt herformuleren:
3. Welke benadering is naar uw deskundig oordeel het meest geschikt om de economische waarde van het Pictoright-repertoire op de platforms van Meta te bepalen?
Is dat de benadering die Meta voorstelt (zie hoofdstuk 4 van dit vonnis) of is dat de benadering die Pictoright voorstelt op basis van een tarief per afbeelding (zie onder 5.19) of is een andere benadering aangewezen?
Bij de beoordeling van de door Meta voorgestelde methode dient rekening te worden gehouden met de door Meta uitgesproken bereidheid schermafbeeldingen van interne tools te verstrekken (zie 4.14) en haar bereidheid een onafhankelijke deskundige - onder een NDA - toegang te verlenen tot een vertrouwelijk rapport uit 2024 van de Berkeley Research Group (zie 4.20) en kan van dat aanbod gebruik worden gemaakt teneinde de geschiktheid van die methode te beoordelen.
Bij de beoordeling van de door Pictoright voorgestelde methode dient het oordeel van de rechtbank in het tussenvonnis onder 7.21-7.24 in acht te worden genomen over het eerdere aanbod van Pictoright, dat ook op een tarief per afbeelding berustte en de daarbij gehanteerde veronderstellingen.Er zal bij de beoordeling van die methode dus moeten worden vastgesteld op welke wijze (al dan niet door vergelijking met soortgelijk gebruik elders en de daarvoor berekende tarieven) kan worden bepaald of het gehanteerde tarief passend is voor het gebruik van het Pictoright-repertoire op de platforms van Meta.
Voor volgens haar vergelijkbare tarieven heeft Pictoright verwezen naar de tarievenlijst van Stichting BeeldAnoniem, de tarieven van Pictoright voor online gebruik van afbeeldingen of de internationale CISAC-norm.Ook kan bij de beoordeling van deze methode de mogelijkheid van marktonderzoek worden betrokken.
U kunt bij de beantwoording van deze vraag ook de onder 4.25 genoemde alternatieven betrekken.
5.27.
De in het tussenvonnis voorgestelde vijfde vraag luidt als volgt.
5. Kunt u indien de situatie als bedoeld in vraag 4 zich voordoet een methode aanreiken om een voorschot op de schadevergoeding dan wel de licentievergoeding te bepalen?
5.28.
Pictoright c.s. stelt dat volgens vaste rechtspraak voor het vaststellen van schadevergoeding wegens online inbreuk wordt aangesloten bij de licentievergoeding die de maker normaliter hanteert voor online openbaarmakingen en wordt hierbij de tarievenlijst van Stichting FotoAnoniem vaak gehanteerd. Daarnaast heeft Pictoright zelf algemene tarieven voor online gebruik van werk (uitgaande van een tarief per afbeelding) en zou kunnen worden aangesloten bij de internationale CISAC-norm, waarbij 10% van de reclame-inkomsten bij 100% muziekgebruik door het platform wordt afgedragen aan de makers.
5.29.
Pictoright c.s. stelt voor aan vraag 5 toe te voegen: |
“Kunnen hierbij bijvoorbeeld de tarievenlijst van Stichting BeeldAnoniem, de tarieven van Pictoright voor online gebruik van afbeeldingen of de internationale CISAC-norm een rol spelen?"
5.30.
Meta maakt bezwaar tegen deze vraagstelling. Zelfs indien een deskundige tot de conclusie zou komen dat de door Meta voorgestelde methode geheel of gedeeltelijk onbruikbaar of onvoldoende transparant is, betekent dit volgens Meta nog niet dat zij zich niet voldoende heeft ingespannen. Meta stelt voor deze vraagstelling te heroverwegen en eerst een gemotiveerde beslissing op dit punt te nemen. Zij wijst bovendien op het restitutierisico als de beslissing tot het vaststellen van een voorschot zou worden vernietigd.
5.31.
De rechtbank zal deze vraag laten vervallen, omdat deze naast de gewijzigde vraag 3 op dit moment geen toegevoegde waarde heeft.

6.De deskundige

6.1.
De rechtbank stelt vast dat partijen verschillende deskundigen hebben voorgedragen.
6.2.
Pictoright c.s. stelt ook benoeming van deskundigen met een juridische achtergrond voor. De rechtbank gaat hier aan voorbij, omdat het beantwoorden van juridische vragen niet aan een deskundige kan worden opgedragen, maar tot de taak van de rechtbank behoort.
6.3.
Als deskundige op het gebied van de vaststelling van de economische waarde van auteursrechtelijk beschermd materiaal ten behoeve van collectieve licenties al dan niet door middel van marktonderzoek noemt Pictoright c.s. verder de volgende deskundigen:
  • Atlas Research / Dr. Joost Poort
  • Dr. Paul Rutten, lector Creative Business, Hogeschool Rotterdam
  • Verian (voorheen Kantar Public, daarvoor bureau Veldkamp)
Als deskundige op het gebied van beeldherkenning noemt Pictoright:
 Ywein van den Brande, President bij Visual Rights Group (voorheen Permission Machine)
6.4.
Meta stelt dat een vanzelfsprekende voorwaarde is dat de te benoemen deskundige voorkomt in het Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen (LRGD). Zij stelt dat voor de hand ligt om uit te gaan van een LRGD-deskundige op het gebied van zakelijke waarderingen, bij voorkeur iemand met ervaring met intellectueel eigendom. Meta draagt de volgende deskundigen voor:
  • Costas Constantiou, Oaklins Valuation Advisory B.V.,
  • Robin van Denderen, Schuiteman MACF BV.
als deze niet beschikbaar zijn noemt zij:
 Marc Broekema, KrolI B.V.
6.5.
Geen rechtsregel bepaalt dat de rechtbank uitsluitend deskundigen zou mogen benoemen die voorkomen in het Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen (LRGD). Anders dan Meta stelt is dit dus geen vanzelfsprekende voorwaarde.
6.6.
De rechtbank is van oordeel dat deskundigen op verschillende vakgebieden noodzakelijk zijn en zal daarom drie deskundigen benoemen, die onderling de taken moeten verdelen. Het is de bedoeling dat zij zo veel mogelijk tot een gezamenlijk rapport komen. Als op bepaalde punten het rapport berust op de kennis en/of het onderzoek van slechts een of twee van de deskundigen, zal dit in het rapport moeten worden vermeld. Datzelfde geldt als de deskundigen van mening verschillen.
De termijn waarop de deskundigen zullen moeten rapporteren is in overleg met de deskundigen bepaald.
6.7.
De deskundigen zullen in onderling overleg een voorschot moeten bepalen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in hun onderhandelingen in een impasse zijn geraakt. Verder is van belang dat vast staat dat Meta tot op heden geen toestemming van de bij Pictoright aangesloten auteursrechthebbenden heeft verkregen voor het gebruik van hun werk op haar platforms, terwijl op haar een voortdurende verplichting rust om zich in te spannen om die toestemming te verkrijgen. Daarbij heeft het deskundigenbericht in belangrijke mate tot onderwerp de geschiktheid van de door Meta voorgestelde methode om de omvang van het gebruik en de economische waarde van het Pictoright-repertoire op de platforms van Meta te bepalen. Dit is reden om te bepalen dat Meta twee derde van het voorschot zal moeten betalen en Pictoright een derde.
6.8.
De rechtbank zal de in het dictum genoemde deskundigen benoemen.

7.Hoe deze zaak nu verder gaat

7.1.
De rechtbank bepaalt op grond van het bepaalde in art. 19 lid 2 Rv ambtshalve dat deze zaak als volgt zal worden voortgezet.
1. Nadat de deskundigen hebben gerapporteerd zal de rechtbank de verdere beslissingen over het gevorderde onder ii en iii aanhouden om partijen gedurende zes maanden de gelegenheid te bieden de onderhandelingen over een licentieovereenkomst te hervatten en zelf tot overeenstemming daarover te komen. De zaak zal daartoe naar de parkeerrol worden verwezen.
2. Partijen kunnen na het bekend worden van het deskundigenbericht verzoeken in plaats daarvan de procedure op een andere wijze voort te zetten.
3. Indien partijen na onderhandelingen niet tot overeenstemming komen, zal de rechtbank, nadat partijen zich schriftelijk over het deskundigenbericht en het verloop van de onderhandelingen hebben kunnen uitlaten, een nadere mondelinge behandeling bepalen en vervolgens einduitspraak doen. Bij de beoordeling zullen ook de onderhandelingen na het uitbrengen van het deskundigenbericht worden betrokken.
4. De zaak zal nu naar de parkeerrol worden verwezen.
7.2.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

8.De beslissing

De rechtbank
8.1.
beveelt een onderzoek door drie deskundigen ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Is de methode die Meta voorstelt (zoals toegelicht in antwoord op de haar gestelde vragen, zie onder 4.1-4.25 van dit vonnis) om de mate waarin het Pictoright-repertoire voorkomt op Facebook en Instagram vast te stellen bruikbaar als basis voor onderhandelingen over een licentievergoeding?
Is daarbij het aantal van 100.000 referentiebestanden inderdaad minimaal noodzakelijk? Zo nee, welk aantal dan wel?
Zie voor toelichting onder 5.8.
2. Op welke wijze kan feitelijke informatie worden verzameld over het aantal gevallen waarin een beroep kan worden gedaan op excepties ten behoeve van de tussen partijen overeen te komen correcties op grond van excepties?
U behoeft deze vraag slechts te beantwoorden als partijen of een van hen u daarom verzoeken, nadat zij op basis van de beantwoording van de overige vragen met elkaar hebben onderhandeld en daarbij het antwoord op deze vraag voor die onderhandelingen nuttig blijkt.
Zie voor toelichting onder 5.17.
3. Welke benadering is naar uw deskundig oordeel het meest geschikt om de economische waarde van het Pictoright-repertoire op de platforms van Meta te bepalen?
Is dat de benadering die Meta voorstelt (zie hoofdstuk 4 van dit vonnis) of is dat de benadering die Pictoright voorstelt op basis van een tarief per afbeelding (zie onder 5.19) of is een andere benadering aangewezen?
Zie voor toelichting onder 5.26.
8.2.
benoemt tot deskundigen:
dhr. dr. C. Constantinou, partner bij Oaklins Netherlands
postadres:
Oaklins Netherlands
[adres 1]
telefoon: [telefoonnummer 1] | [telefoonnummer 2]
e-mail: [e-mailadres 1]
dhr. dr. S. van Otterloo, mede-oprichter ICT Institute
postadres:
ICT Institute
[adres 2]
telefoon: [telefoonnummer 3]
e-mail: [e-mailadres 2]
dhr. mr. S. van Wijk, managing director DVCI
postadres:
DVCI
[adres 3]
telefoon: [telefoonnummer 4]
e-mail: [e-mailadres 3]
8.3.
bepaalt dat de griffier een afschrift van dit vonnis aan de deskundigen zal toezenden,
het voorschot
8.4.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundigen het volgende:
  • de deskundigen dienen binnen drie weken na de datum van deze beslissing een begroting van de kosten op te geven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en eventuele overige kosten,
  • de griffie zal de opgave van de deskundigen vervolgens toezenden aan partijen,
  • partijen kunnen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting,
  • indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot vastgesteld op het door de deskundigen begrote bedrag,
  • indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld in een afzonderlijke rechterlijke beslissing,
8.5.
bepaalt dat Meta twee derde van het voorschot zal moeten betalen en Pictoright een derde,
8.6.
bepaalt dat partijen hun deel van het voorschot dienen over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
het onderzoek
8.7.
bepaalt dat Meta het procesdossier in afschrift aan de deskundigen moet toesturen, op de door de deskundigen bepaalde wijze,
8.8.
wijst de deskundigen erop dat:
  • zij voor aanvang van het onderzoek kennis moeten nemen van de Gedragscode voor gerechtelijke deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken en de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
  • zij het onderzoek pas beginnen na het bericht van de griffier over de betaling van het voorschot door beide partijen,
  • zij het onderzoek onmiddellijk staken en contact opnemen met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
8.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen moeten verstrekken als zij daarom vragen en ook overigens alle medewerking moeten verlenen aan het onderzoek van de deskundigen,
8.10.
bepaalt dat, indien het onderzoek van een of meer deskundigen bedrijfsgevoelige informatie betreft, van de deskundigen verwacht mag worden dat zij een geheimhoudingsverklaring ondertekenen,
het schriftelijk rapport
8.11.
gelast de deskundigen uiterlijk
acht maandenna ontvangst van het procesdossier een schriftelijk en ondertekend gezamenlijk deskundigenrapport als bedoeld in rechtsoverweging 6.6 in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie van elk van hen,
8.12.
gelast de deskundigen partijen tijdens het onderzoek in gelegenheid te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dit in het rapport op te nemen, waarbij melding wordt gemaakt van de inhoud van die opmerkingen en verzoeken,
8.13.
bepaalt dat partijen tijdig het conceptrapport ontvangen en de gelegenheid krijgen hierop binnen drie weken te reageren,
8.14.
de zaak wordt naar de parkeerrol van 7 oktober 2026 verwezen voor uitlating voortzetting procedure van beide partijen,
8.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, mr. S.P. Pompe en mr. L. Voetelink en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2025.

Voetnoten

1.Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG, PbEU 2019, L130/92.
2.Considerans 61. Meta wijst verder op de contractvrijheid en de vrijheid van ondernemerschap op grond van artikel 16 Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest EU”); op artikel 16 Richtlijn 2014/26/EU (“Richtlijn Collectief Beheer”) en artikel 2L Wet Toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (“Wet Toezicht”), dat artikel 16 van de Richtlijn Collectief Beheer implementeert.