ECLI:NL:RBAMS:2025:2490

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
10834104 \ CV EXPL 23-15342
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake consumentenbescherming bij online aankopen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure waarbij BOL.COM B.V. als eisende partij optreedt tegen een gedaagde die niet is verschenen. De eisende partij stelt dat de gedaagde de aangekochte goederen bedrijfsmatig heeft aangeschaft, maar de rechtbank oordeelt dat deze stelling onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank verwijst naar het Costea-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin het begrip 'consument' als objectief begrip wordt gedefinieerd. De rechtbank concludeert dat, indien niet kan worden vastgesteld dat de gedaagde partij de goederen voor zakelijke doeleinden heeft aangeschaft, deze als consument moet worden aangemerkt en dus recht heeft op consumentenbescherming. De eisende partij wordt opgedragen om haar stelling nader te onderbouwen en de relevante algemene voorwaarden in te dienen. De zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere behandeling, waarbij de eisende partij ook verplicht is om de gedaagde op de hoogte te stellen van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10834104 \ CV EXPL 23-15342
Vonnis van 15 april 2025
in de zaak van
BOL.COM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde: GGN Mastering Credit Rotterdam,
tegen
[gedaagde] , handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 november 2023, met producties,
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eisende partij stelt in de dagvaarding dat de overeenkomsten die in deze procedure centraal staan online zijn gesloten tussen haar en gedaagde partij, die handelde in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf.
2.2.
Geoordeeld wordt dat eisende partij onvoldoende heeft toegelicht dat gedaagde partij bij het aangaan van de afzonderlijke overeenkomsten handelde voor doeleinden die binnen zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten vallen. Uit de facturen met daarop de specificatie van de aankopen, kan zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, niet aanstonds worden vastgesteld dat de aankopen binnen de bedrijfs- of beroepsactiviteiten van gedaagde partij vallen. De bedrijfsactiviteiten van gedaagde partij zijn bovendien niet aanstonds uit de naam van de onderneming op te maken en een uittreksel van het handelsregister is niet overgelegd.
2.3.
De omstandigheid dat iemand een onderneming drijft, dan wel de keuze maakt voor het bestellen van goederen via een zakelijk account, is niet allesbepalend voor de vraag of diegene al dan niet als consument is aan te merken. Het begrip consument is een objectief begrip. Van belang is met welk doel de overeenkomst is aangegaan, wat met name moet worden afgeleid uit de aard van de goederen of diensten waarop de betrokken overeenkomst betrekking heeft (HvJEU 3 september 2015, C-110/14, ECLI:EU:C:2015:538 (Costea)).
2.4.
Eisende partij wordt opgedragen om in het licht van het voorgaande haar stelling dat gedaagde partij de goederen heeft gekocht terwijl hij handelde in de uitoefening van zijn bedrijf en niet als consument nader te onderbouwen.
2.5.
Voor het geval eisende partij niet in staat is om de gevraagde nadere onderbouwing te geven of de onderbouwing niet volstaat, moet gedaagde partij als consument worden aangemerkt. In dat geval komt gedaagde partij consumentenbescherming toe.
2.6.
Eisende partij wordt daarom ook in de gelegenheid gesteld om voor die situatie gemotiveerd te stellen dat de informatieplichten jegens gedaagde partij zijn nageleefd. Die stellingen moeten worden gesubstantieerd. Daarnaast dient eisende partij de op de overeenkomsten van toepassing verklaarde algemene voorwaarden in het geding te brengen. De algemene voorwaarden die zij bij dagvaarding heeft overgelegd, zien namelijk op overeenkomsten gesloten tussen eisende partij en een consument, terwijl eisende partij in de dagvaarding heeft gesteld dat gedaagde partij zakelijke overeenkomsten heeft gesloten. De overgelegde algemene voorwaarden kunnen derhalve niet op de tussen partijen gesloten overeenkomsten van toepassing zijn. Naast het overleggen van de algemene voorwaarden die op de overeenkomsten van toepassing zijn verklaard, dient eisende partij de bedingen te noemen die aan de vordering ten grondslag zijn of kunnen worden gelegd en een standpunt in te nemen over de (on)eerlijkheid van die bedingen.
2.7.
De zaak wordt voor akte uitlating eisende partij verwezen naar de rol.
2.8.
Eisende partij dient de akte tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting ook aan gedaagde partij te sturen, met de mededeling dat gedaagde partij op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde partij uiterlijk moet reageren. Eisende partij wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.
2.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 13 mei 2025 om 10.00 uurvoor het nemen van een akte door eisende partij zoals bepaald in overwegingen 2.4 en 2.6,
3.2.
bepaalt dat eisende partij aan gedaagde partij moet toesturen, overeenkomstig het bepaalde in overweging 2.8,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025.
991