ECLI:NL:RBAMS:2025:2514

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
11251091 CV EXPL 24-10345
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie bij vertraging van een vlucht en schending van de informatieplicht

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, als eiseres, een vordering ingesteld tegen Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM), als gedaagde, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. De feiten van de zaak zijn als volgt: de passagier had een vervoersovereenkomst met KLM voor een vlucht die geannuleerd werd. KLM bood een alternatieve vlucht aan, die echter met 1 uur en 40 minuten vertraging vertrok en 1 uur en 35 minuten later aankwam dan gepland. AirHelp, die de vordering van de passagier had gecedeerd gekregen, vorderde compensatie van KLM, maar KLM weigerde dit, stellende dat de vertraging minder dan twee uur was en dat er geen recht op compensatie bestond.

De kantonrechter heeft de vordering van AirHelp afgewezen. De rechter oordeelde dat, gezien de omstandigheden van de zaak en de geboden alternatieve vlucht, er geen recht op compensatie bestond. De rechter benadrukte dat de vervoerder weliswaar verplicht is om passagiers te informeren over hun rechten, maar dat in dit geval de vertraging niet voldoende was om aanspraak te maken op compensatie volgens artikel 7 van de Verordening. De rechter concludeerde dat AirHelp niet had aangetoond dat er schade was geleden die recht gaf op compensatie, en dat de vordering integraal werd afgewezen. Tevens werd AirHelp veroordeeld in de proceskosten van KLM.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 11251091 CV EXPL 24-10345
vonnis van: 15 april 2025
fno.: 569

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de vennootschap naar het recht harer vestiging AirHelp Germany GmbH

gevestigd te Berlijn
eiseres
nader te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
t e g e n

de naamloze vennootschap Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.

gevestigd te Amstelveen
gedaagde
nader te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mrs. R.L.S.M. Pessers en M.M. Önalan.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 25 juli 2024 met producties;
  • antwoord met producties;
  • repliek met producties;
  • dupliek;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat vast:
1.1.
[naam 1] – hierna de passagier – heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op [vluchtdatum] 2024 zou vervoeren van [vertrekplaats] naar [bestemming] .
1.2.
De vlucht is geannuleerd. De vervoerder heeft de passagier een alternatieve vlucht aangeboden. De passagier heeft gebruik gemaakt van de alternatieve vlucht. De alternatieve vlucht is 1 uur en 40 minuten later vertrokken dan de geplande originele vlucht en is 1 uur en 35 minuten later aangekomen te [bestemming] ten opzichte van de geplande aankomst van de originele vlucht.
1.3.
De passagier heeft de vordering ter zake van de vlucht gecedeerd aan AirHelp.
1.4.
AirHelp heeft de vervoerder schriftelijk gesommeerd tot betaling van compensatie. De vervoerder heeft dit geweigerd.

Vordering en verweer

2. AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 125,00 aan hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum
van de vlucht tot aan de dag van betaling;
b. de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na
betekening van het vonnis;
3. AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening. De alternatieve vlucht is met meer dan één uur vertraging vertrokken vanaf [vertrekplaats] . Dat is een afwijking als bedoeld in artikel 5 lid 1 bus c (iii). Voorts heeft de vervoerder de passagier niet conform artikel 8 lid 1 van de Verordening geïnformeerd. Niet is gebleken dat de alternatieve vlucht bij de eerste gelegenheid heeft plaatsgevonden. De stelplicht en bewijslast rust op de vervoerder (zie het [naam 2] /Blue Air arrest van het HvjEU 29 juli 2019, EU:C:2019:637).
4. De vervoerder voert verweer en voert - kort gezegd- aan dat de alternatieve vlucht die is aangeboden conform artikel 5 lid 1 sub c is aangeboden zodat geen recht op compensatie bestaat. Het arrest [naam 2] /Blue Air ziet voorts op instapweigering en niet op annuleringen. Tot slot bestaat, zelfs indien er sprake is van een schending van artikel 8 lid 1 van de Verordening, er geen recht op compensatie op grond van de Verordening.

Beoordeling

6. ‘
‘Artikel 5 van de Verordening luidt:

Annulering

1. In geval van annulering van een vlucht:

a.
a) wordt de betrokken passagiers door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert bijstand geboden als bedoeld in artikel 8;
c) hebben de betrokken passagiers recht op de in artikel 7 bedoelde compensatie door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, tenzij
iii) de annulering hun minder dan zeven dagen voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld en hun een andere vlucht naar hun bestemming wordt aangeboden die niet eerder dan één uur voor de geplande vertrektijd vertrekt en hen minder dan twee uur later dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming brengt.’
7. Gelet op het voorgaande en de door de vervoerder aangeboden alternatieve vlucht is er geen recht op compensatie.

Informatieplicht

8. De vervoerder heeft, los van een beroep op een buitengewone omstandigheid, altijd de plicht om de passagiers op hun rechten te wijzen op grond van de Verordening, zoals opgenomen in artikel 8 en 9, zodat zij hun rechten doeltreffend kunnen uitoefenen (zie in die zin arresten van 29 juli 2019, [naam 2] , C-354/18, EU:C:2019:637, punten 53 en 54, en 21 december 2021, Azurair e.a., C-146/20, C-188/20, C-196/20 en C-270/20, EU:C:2021:1038, punten 99 en 100). Dit recht van de passagiers om de noodzakelijke gegevens te verkrijgen om een juiste en weloverwogen keuze te kunnen maken, brengt voor hen geen enkele verplichting met zich om zelf actief de informatie in te winnen die deel zou moeten uitmaken van het voorstel van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht zou uitvoeren (arrest van 29 juli 2019, [naam 2] , C-354/18, EU:C:2019:637, punt 55). Tevens dient de luchtvaartmaatschappij de passagiers naar behoren te informeren wanneer een alternatief reisplan niet mogelijk is.
9. De passagiers kunnen op basis van hetgeen in de artikelen 8 en 9 van verordening nr. 261/2004 is bepaald, aanspraak maken op compensatie wanneer de luchtvaartmaatschappij die de vlucht zou uitvoeren de krachtens deze artikelen op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen (HvJ EU 13 oktober 2011, [naam 3] e.a., C-83/10, EU:C:2011:652).
10. Die compensatie is evenwel beperkt tot hetgeen, gelet op de specifieke omstandigheden van elk geval, noodzakelijk, passend en redelijk is om het verzuim van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht zou uitvoeren goed te maken (zie naar analogie arrest van HvJ EU van 22 april 2021, Austrian Airlines, C-826/19, EU:C:2021:318, punt 73 en HvJ EU, 08 juni 2023, nr. C-49/22).

Toepassing op het onderhavige geval

11. Anders dan de vervoerder aanvoert kan de passagier wel degelijk bij schending van artikel 8 lid 1 van de Verordening een beroep doen op compensatie. De vervoerder heeft over de informatievoorziening niets gesteld. Echter zelfs indien er sprake is van een schending dan dient de compensatie noodzakelijk, passend en redelijk te zijn. De vlucht was 1 uur en 25 minuten vertraagd, hetgeen geen recht geeft op compensatie als bedoeld in artikel 7 van de Verordening. Voorts had van AirHelp verwacht mogen worden om te onderbouwen waaruit de schade zou bestaan. Dat is niet gebeurd zodat afwijzing volgt op dit punt. Dat betekent dat de vordering van AirHelp integraal wordt afgewezen en dat zij wordt veroordeeld in de proceskosten als hierna te melden.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af:
veroordeelt AirHelp in de proceskosten, aan de zijde van de vervoerder tot op heden begroot op € 80,00 aan salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw
veroordeelt AirHelp tot betaling van de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 19,00 aan salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw;
veroordeelt AirHelp tot betaling van de kosten van betekening van dit vonnis indien AirHelp niet binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe aan de veroordelingen onder II, en III voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.