ECLI:NL:RBAMS:2025:2525

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
C/13/757502 / HA RK 24-326
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in civiele procedure tussen Rox Development B.V. en diverse verweerders

In deze zaak heeft Rox Development B.V. (hierna: Rox) een verzoek ingediend bij de Rechtbank Amsterdam voor een voorlopig getuigenverhoor. Rox is een investeringsmaatschappij die in 2022 een aandelenbelang heeft overgenomen in de Soli Groep van [verweerder 1], een private equity fonds. Rox heeft een bodemprocedure aangespannen tegen [verweerder 1] en andere verweerders, waarin zij vordert dat [verweerder 1] inbreuk heeft gemaakt op garanties uit de investeringsovereenkomst en aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Rox verzoekt de rechtbank om getuigen te horen over de (financiële) prestaties van de Soli Groep en de informatievoorziening aan Rox.

De rechtbank heeft het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank oordeelt dat Rox voldoende belang heeft bij het horen van getuigen over de betwiste feiten die relevant zijn voor haar vordering in de hoofdzaak. De rechtbank heeft echter het verzoek tot het horen van [verweerder 5] afgewezen, omdat Rox onvoldoende heeft onderbouwd dat deze getuige relevante informatie kan verschaffen. De rechtbank heeft de proceskosten aan de verweerders opgelegd, omdat hun verweer is afgewezen. De zaak is aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen hun verhinderdata door te geven voor het getuigenverhoor.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/757502 / HA RK 24-326
Beschikking van 3 april 2025
in de zaak van
ROX DEVELOPMENT B.V.,
te Amsterdam,
verzoekende partij,
hierna te noemen: Rox,
advocaat: mr. E.E.U. Vroom,
tegen

1.[verweerder 1] B.V.,

te Amsterdam,
advocaat: mr. V.R.M. Appelman,
2.
[verweerder 2],
te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. V.R.M. Appelman,
3.
[verweerder 3],
te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. V.R.M. Appelman,
4.
[verweerder 4],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
niet verschenen,
5.
[verweerder 5],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
niet verschenen,
verwerende partijen,
hierna te noemen: [verweerder 1] , [verweerder 2] , [verweerder 3] , [verweerder 4] respectievelijk [verweerder 5] en gedaagden sub 1, sub 2 en sub 3 gezamenlijk [verweerders]
Omdat de rechtbank is gebleken dat [verweerder 4] en [verweerder 5] geen bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland hebben, zijn zij openbaar opgeroepen voor de zitting door middel van een advertentie in de op 10 oktober 2024 verschenen editie van de Staatscourant. [verweerder 4] en [verweerder 5] zijn echter niet op de zitting verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 3 oktober 2024, met producties
- de beschikking van 7 november 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het verweerschrift, door de rechtbank ontvangen op 28 februari 2025, met één productie,
- de mondelinge behandeling van 11 maart 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Rox is een investeringsmaatschappij. [verweerder 1] is een private equity fonds en zij wordt bestuurd door [verweerder 3] en [verweerder 2] , die ook – via hun persoonlijke houdstervennootschappen – alle aandelen in het kapitaal van [verweerder 1] houden.
2.2.
[verweerder 1] houdt sinds september 2021 een aandelenbelang in de Soli Groep. De Soli Groep verleent diensten aan aanbieders van telecommunicatie in Duitsland en Oostenrijk. Partijen hebben begin 2022 gesproken over het overnemen van een deel van deze aandelen door Rox.
2.3.
Vanaf juni 2022 heeft Rox een due diligence onderzoek uitgevoerd. [verweerder 1] heeft daarvoor informatie ter beschikking gesteld in een data room en vragen van Rox beantwoord.
2.4.
In november 2022 hebben Rox en [verweerder 1] documenten ondertekend, waaronder een investeringsovereenkomst en een aandeelhoudersovereenkomst, waarmee Rox voor € 5 miljoen een deel van het (indirecte) belang van [verweerder 1] in de Soli Groep heeft overgenomen.
2.5.
Bij dagvaarding van 16 mei 2024 heeft Rox een bodemprocedure aanhangig gemaakt bij deze rechtbank tegen [verweerder 1] , [verweerder 3] en [verweerder 2] . Rox vordert in die procedure een verklaring voor recht dat (i) [verweerder 1] inbreuk heeft gemaakt op diverse garanties die [verweerder 1] heeft afgegeven in de investeringsovereenkomst en dat [verweerder 1] aansprakelijk is voor de schade die Rox daardoor heeft geleden en (ii) [verweerder 1] , [verweerder 3] en [verweerder 2] onrechtmatig jegens Rox hebben gehandeld en aansprakelijk zijn voor de schade die Rox daardoor heeft geleden. Tevens heeft Rox een incidentele exhibitievordering ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv) ingesteld tegen [verweerder 1] , [verweerder 3] en [verweerder 2] .
2.6.
Bij conclusie van antwoord van 27 november 2024 heeft [verweerder 1] verweer gevoerd tegen de vordering van Rox en concludeert zij tot afwijzing daarvan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Rox verzoekt de rechtbank om op grond van artikel 186 Rv een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Zij legt aan dit verzoek ten grondslag dat zij opheldering wil krijgen en bewijs wil verzamelen om haar vordering in de hoofdzaak nader te onderbouwen. Rox wil opheldering krijgen en bewijs verzamelen over:
een aantal gebeurtenissen zoals opgenomen onder randnummer 41 van het verzoekschrift,
de (financiële) prestaties van de Soli Groep en de (volledigheid en juistheid van de) informatievoorziening daarover aan Rox,
de wijze waarop de gelden van de investering van Rox door [verweerder 1] zijn aangewend.
3.2.
Rox wil de volgende getuigen horen:
[verweerder 2] ,
[verweerder 3] ,
[verweerder 4] , voormalig analyst bij [verweerder 1] ,
[verweerder 5] , voormalig corporate secretary bij [verweerder 1] .
3.3.
[verweerders] meent dat het verzoek moet worden afgewezen. Zij voert kort samengevat aan dat Rox geen (voldoende) belang heeft bij dit getuigenverhoor en dat sprake is van een fishing expedition.

4.De beoordeling

Toetsingskader bij de beoordeling van het verzoek
4.1.
In artikel 186 Rv staat dat in gevallen waarin getuigenbewijs is toegelaten een voorlopig getuigenverhoor wordt bevolen als een belanghebbende daarom verzoekt. Dan moet wel aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan. Die voorwaarden staan in artikel 187 lid 3 Rv en hebben te maken met de inhoud van het verzoekschrift en met het doel van het voorlopig getuigenverhoor. In het verzoekschrift moet de verzoeker duidelijk vermelden waar de zaak globaal om gaat, wat hij vordert of wil vorderen, welke feiten hij wil bewijzen en wie de getuigen zijn. Vooral wat hij wil bewijzen moet voldoende duidelijk zijn voor de betrokken rechter en de wederpartij. Ook moet duidelijk genoeg zijn wat de getuigen daarover kunnen verklaren. Heel gedetailleerd hoeft de verzoeker niet te zijn, omdat een voorlopig getuigenverhoor nu juist dient om onduidelijkheden op te helderen en om degene die om zo’n verhoor verzoekt in staat te stellen te beoordelen of het zinvol is een voorgenomen vordering in te stellen. [1]
4.2.
Als aan de formele eisen van het verzoekschrift is voldaan, kan de rechter het verzoek toch afwijzen. Dat kan als de verzoeker misbruik maakt van de bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te verzoeken (artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). Daarvan kan sprake zijn als het belang van de verzoeker veel minder zwaarwegend is dan het belang van de wederpartij bij het niet houden van een voorlopig getuigenverhoor. Ook kan het verzoek in strijd zijn met de eisen van een goede procesorde, bijvoorbeeld omdat het verzoek wordt gedaan op een moment dat het houden van een voorlopig getuigenverhoor een lopende procedure te veel doorkruist. De rechter kan ook oordelen dat er een andere, zwaarwegende reden is om het verzoek toch af te wijzen. Daarnaast kan van de bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te vragen geen gebruik worden gemaakt, als de verzoeker onvoldoende belang heeft bij toewijzing van het verzoek (artikel 3:303 BW). [2]
Het verzoek voldoet aan de eisen
4.3.
Het verzoek voldoet aan de eisen voor toewijzen. Onderdelen i. en ii. zoals weergegeven onder 3.1 zijn - zoals hierna onder 4.6 verder wordt toegelicht - betwiste feiten die zich lenen voor getuigenbewijs en die relevant zijn voor de beoordeling van de vordering van Rox in de hoofdzaak.
4.4.
Dat geldt niet voor onderdeel iii. van het verzoek, de wijze waarop de gelden van de investering van Rox door [verweerder 1] zijn aangewend. Tussen partijen is niet in geschil dat de gelden van de investering van Rox aan [verweerder 1] zijn toegekomen. Verder heeft Rox onvoldoende onderbouwd wat de relevantie is van de verklaringen van de getuigen over dit onderwerp. De vraag of [verweerder 1] inbreuk heeft gemaakt op diverse garanties die zij heeft afgegeven in de investeringsovereenkomst en of zij aansprakelijk is voor eventuele schade die Rox daardoor heeft geleden, staat in beginsel los van de vraag waarvoor [verweerder 1] de gelden van de investering heeft gebruikt. Waarom de (uiteindelijke) bestemming van de door Rox betaalde koopsom dan toch van belang kan voor de onderbouwing van haar vorderingen in de hoofdzaak is niet voldoende toegelicht.
4.5.
Niet ter discussie staat dat aan de overige vereisten uit artikel 187 lid 3 Rv is voldaan. Omdat onderdelen i. en ii. van het verzoek aan de eisen voor toewijzing voldoen, moet het verzoek wat betreft die onderdelen in beginsel worden toegewezen, tenzij sprake is van een afwijzingsgrond.
Rox heeft voldoende belang hij haar verzoek
4.6.
Het verweer van [verweerders] dat Rox geen belang heeft bij haar verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor faalt. [verweerders] heeft uitgebreid betoogd dat Rox geen belang (meer) heeft bij het horen van getuigen, omdat [verweerders] van antwoord heeft gediend in de hoofdzaak en daarbij de stellingen van Rox heeft weersproken en veel bewijs heeft overgelegd. De rechtbank volgt haar daarin niet. Uit de processtukken in de hoofdzaak blijkt juist dat partijen het niet eens zijn over de gang van zaken. Rox onderschrijft de gang van zaken zoals [verweerders] in haar conclusie van antwoord heeft geschetst niet en dus is er nog steeds sprake van betwiste feiten. Rox heeft dus belang bij het horen van getuigen. Daarbij komt dat het Rox met name te doen is om de vraag of [verweerder 1] relevante informatie voor haar heeft achtergehouden die in het kader van het due diligence onderzoek wel aan haar had moeten worden verstrekt en hoe verstrekte informatie moet worden geïnterpreteerd. Dat [verweerders] in de hoofdzaak stukken heeft overgelegd, maakt dus niet dat Rox geen belang meer heeft bij het horen van getuigen over de volledigheid en de juistheid van de informatie die [verweerders] heeft verstrekt.
4.7.
Dit belang ontbreekt echter wel bij het verzoek tot het horen van [verweerder 5] . Rox stelt dat [verweerder 5] mogelijk kan verklaren over de gang van zaken met financier Kartesia en baseert dat op haar functietitel en één e-mail die zij heeft verstuurd. Rox heeft daarmee onvoldoende onderbouwd dat [verweerder 5] kan verklaren over de betwiste feiten. De enkele omstandigheid dat [verweerder 5] werkzaam was al corporate secretary en dat – volgens Rox – een corporate secretary ‘doorgaans op de hoogte is van alle communicatie’ is daartoe onvoldoende. Voor de enkele e-mail [verweerder 5] heeft verstuurd, geldt hetzelfde. Onbetwist is immers dat in die e-mail door [verweerder 5] slechts informatie werd doorgestuurd. Het verzoek tot het horen van [verweerder 5] zal daarom worden afgewezen.
Geen sprake van fishing expedition
4.8.
[verweerders] kan evenmin worden gevolgd in haar verweer dat sprake is van een fishing expedition. Rox heeft voldoende specifiek omschreven welke informatie zij wenst te vergaren in relatie tot de mogelijk door haar in te stellen vordering. Dat Rox in haar verzoekschrift heeft opgenomen dat zij
alle mogelijke informatie die er omtrent haar (indirecte) investering in de Soli Groep en de (financiële)prestaties van de Soli Groep bestaatin kaart wens te brengen, is – anders dan [verweerders] meent – onvoldoende om te concluderen dat Rox door het voorlopige getuigenverhoor geheel onbekende feiten wil opsporen en achterhalen. Die feitelijke gebeurtenissen waarop het getuigenverhoor betrekking zal hebben zijn voldoende geconcretiseerd in randnummer 41 van het verzoekschrift. Er zijn dus geen aanknopingspunten om aan te nemen dat sprake is van een fishing expedition.
4.9.
Evenmin is gebleken van een ander zwaarwichtig belang dat zich tegen toewijzing van het verzoek verzet. Anders dan [verweerders] aanvoert is van strijd met goede procesorde geen sprake. Het doet niet ter zake dat Rox dit verzoek heeft gedaan voordat [verweerder 1] in de hoofdzaak van antwoord heeft gediend. In de bodemzaak zal de mondelinge behandeling bovendien naar verwachting niet eerder dan in het vierde kwartaal van 2025 plaatsvinden. Van een onevenredige vertraging van die zaak door het voorlopig getuigenverhoor is geen sprake.
Het getuigenverhoor
4.10.
De rechtbank maximeert het aantal te horen getuigen in beginsel tot twee personen, te weten [verweerder 2] en [verweerder 3] . [verweerder 2] en [verweerder 3] zijn bestuurders en (indirect) enig aandeelhouders van [verweerder 1] . Volgens Rox ontvingen zij eerstehands informatie over de Soli Groep en hadden zij regie over de informatie die Rox zou ontvangen. Verder waren zij volgens Rox nauw betrokken bij de totstandkoming van de investering van Rox en bij het reilen en zeilen van Soli Groep. [verweerder 4] is hierbij niet direct betrokken geweest. Vooralsnog kan daarom worden volstaan met het horen van [verweerder 2] en [verweerder 3] . Volgens Rox zijn [verweerder 2] en [verweerder 3] ook veruit de belangrijkste getuigen. Het is aan de rechter-commissaris om te zijner tijd en na raadpleging van partijen te beslissen of ook [verweerder 4] nog als getuige moet worden gehoord.
4.11.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld ten minste 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, moeten ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank worden opgegeven.
4.12.
Omdat de advocaat van [verweerder 3] en [verweerder 2] al in het bezit is van het verzoekschrift en een afschrift van deze beschikking ontvangt, is Rox niet gehouden [verweerder 2] en [verweerder 3] een afschrift van deze stukken te verstrekken.
4.13.
Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechter na afloop van de getuigenverhoren op diezelfde zitting kan bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
conclusie en proceskosten
4.14.
Het verzoek wordt toegewezen met betrekking tot het doen horen van getuigen over onderdelen i. en ii. zoals weergeven onder 3.1 en met inachtneming van wat onder 4.10 is bepaald. De rechtbank veroordeelt [verweerders] hoofdelijk in de proceskosten. [verweerders] heeft zich verzet tegen het verzoek van Rox, maar haar verweer is afgewezen. [verweerders] wordt daarom met de proceskosten van Rox belast, die zullen worden beperkt tot het salaris van haar gemachtigde voor de mondelinge behandeling. De kosten voor het griffierecht en het salarispunt voor het opstellen van het verzoek blijven voor rekening van Rox, omdat zij deze kosten ook had gemaakt als [verweerders] geen verweer had gevoerd. De kosten aan de zijde van Rox worden tot op heden begroot op € 614,00 (één punt x tarief € 614,00). Ook wordt [verweerders] veroordeeld in de kosten die na deze beschikking ontstaan.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor met inachtneming van wat onder 4.10 is bepaald,
5.2.
benoemt een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank tot rechter-commissaris,
5.3.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Amsterdam, Parnassusweg 280,
5.4.
bepaalt dat de zaak wordt aangehouden tot
17 april 2025om partijen in de gelegenheid te stellen hun verhinderdata en die van de op te roepen getuigen voor de maanden
mei tot en met augustus 2025door te geven aan de griffier van deze rechtbank (t.a.v. rekestenadministratie van de Afdeling privaatrecht, team Handelszaken), waarna een datum voor verhoor zal worden bepaald,
5.5.
veroordeelt [verweerders] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Rox tot op heden begroot op € 614,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.6.
veroordeelt [verweerders] hoofdelijk in de kosten die na deze beschikking ontstaan, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 92,00 aan salaris advocaat plus de explootkosten van betekening als [verweerders] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze beschikking heeft voldaan en de beschikking vervolgens wordt betekend,
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af,
5.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.M. Visser, rechter, bijgestaan door mr. A. Chu, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2025.

Voetnoten

1.HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1105 en 1112
2.HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1105 en 1112