ECLI:NL:RBAMS:2025:2545

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
C/13/766623 / JE RK 25-191
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige

Op 4 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in de zaak van [betrokkene], geboren in 2009, die onder toezicht is gesteld door de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [betrokkene] verlengd voor een jaar en een machtiging tot gesloten jeugdhulp verleend voor een periode van twee maanden. De kinderrechter oordeelde dat er sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [betrokkene], die door zijn gedrag en de invloed van verkeerde vrienden in de problemen is gekomen. Ondanks dat [betrokkene] recent positieve stappen heeft gezet, zoals naar school gaan en minder gebruik van drugs, is het risico van terugval te groot om hem naar een open plek te verplaatsen zonder dat er eerst diagnostiek en behandeling heeft plaatsgevonden. De kinderrechter heeft de behandeling van de machtiging gesloten jeugdhulp aangehouden tot er meer duidelijkheid is over de voortgang van de diagnostiek en behandeling. De kinderrechter heeft benadrukt dat de doelen van de ondertoezichtstelling zijn om diagnostiek en behandeling te waarborgen en de gezinsbanden te herstellen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/13/766623 / JE RK 25-191 en C/13/766619 / JE RK 25-190
Datum uitspraak: 4 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming ,hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Amsterdam,
over
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [betrokkene] .
De kinderrechter merkt naast [betrokkene] als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. J.J.M. Kleiweg te Amsterdam,
[de vader], hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Regio Amsterdam, hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 januari 2025 [betrokkene] voorlopig onder toezicht gesteld tot 9 april 2025, en de machtiging verleend om [betrokkene] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 9 april 2025.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 24 maart 2025;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 25 maart 2025.
1.3.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [betrokkene] met zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door L. Mathari, tolk Berber (Tarifit) en de zus van [betrokkene] ;
- een vertegenwoordiger van de Raad, mevrouw [naam 1] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, mevrouw [naam 2] .
1.4.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.5.
De kinderrechter heeft [betrokkene] naar zijn mening gevraagd. [betrokkene] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [betrokkene] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn met elkaar gehuwd. [betrokkene] is gedurende het huwelijk van de ouders geboren.
2.2.
[betrokkene] verblijft nu op de gesloten afdeling van [verblijfplaats 1] .

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [betrokkene] de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de Raad een machtiging te verlenen om [betrokkene] te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad meent dat sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [betrokkene] , als gevolg van langdurige en complexe problematiek, waar [betrokkene] diagnostiek en behandeling voor nodig heeft. Daarbij zorgt hij nog steeds voor onveilige situaties op de gesloten groep. De ouders van [betrokkene] zijn op dit moment voldoende bereid, maar onvoldoende in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren, doordat [betrokkene] niet meer luistert en hij compleet zijn eigen plan trekt (als hij niet in geslotenheid verblijft). De verwachting is dat de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [betrokkene] binnen een voor [betrokkene] aanvaardbare termijn weer zelf kunnen dragen.

4.De standpunten

4.1.
Het verzoek is door de Raad ter zitting nader toegelicht. Daarbij is verklaard dat [betrokkene] in [verblijfplaats 1] een goede ontwikkeling doormaakt, ondanks de vervelende en niet aan [betrokkene] te wijten omstandigheid dat het nog niet is gelukt om de diagnostiek en behandeling van [betrokkene] op te starten. Er heeft inmiddels wel recent een intakegesprek voor psychomotorische therapie (PMT) plaatsgevonden, en er is een verzoek uitgezet onder externe partijen om de diagnostiek te gaan verrichten. Wanneer dit zal kunnen starten is echter op dit moment niet duidelijk. De Raad acht het nodig dat de machtiging tot gesloten plaatsing wordt verlengd, omdat het voor [betrokkene] , die gedragsremmen en controle nodig heeft, nu nog te onveilig is om naar een meer open locatie te gaan. Een recent incident op de groep in [verblijfplaats 1] waarbij [betrokkene] betrokken was versterkt dat nog.
4.2.
[betrokkene] heeft verklaard dat hij het liefst de gesloten afdeling zou verlaten, naar [verblijfplaats 2] wil, en uiteindelijk terug naar huis zou willen. Wel gaat het goed met hem op de gesloten afdeling, waar zijn ouders hem ook bezoeken. [betrokkene] gaat naar school en blowt veel minder. Ook heeft hij begeleid verlof, om bijvoorbeeld boodschappen te doen of naar de kapper te gaan. Voor wat betreft de diagnostiek heeft [betrokkene] verklaard dat hij eerder wel bij Levvel met een psychiater heeft gesproken, maar dat de psychomotorische therapie waar de GI het over heeft nog niet is opgestart.
4.3.
De advocaat van [betrokkene] heeft namens [betrokkene] verklaard dat er geen bezwaar is tegen de verzochte ondertoezichtstelling, maar dat zij van mening is dat de machtiging gesloten jeugdhulp moet worden afgewezen, nu er in de afgelopen periode niets terecht is gekomen van de behandelingen die [betrokkene] ontegenzeglijk nodig heeft. Bij [verblijfplaats 2] zijn de behandelingen wel voor hem beschikbaar. [betrokkene] heeft ook bewezen klaar te zijn voor de overgang naar [verblijfplaats 2] ; het gaat veel beter met hem, hij houdt zich aan alle afspraken en gaat naar school. Dat er bij [verblijfplaats 1] wachtlijsten zijn voor de zorg die [betrokkene] nodig heeft, kan geen reden zijn hem langer dan strikt noodzakelijk op de gesloten afdeling te houden. Als de kinderrechter toch reden ziet om de machtiging gesloten van [betrokkene] langer te laten voortduren, dan verzoekt de advocaat dat niet voor zes maanden te doen, zoals de Raad wil, maar voor een kortere duur en de situatie over enkele maanden opnieuw te bezien.
4.4.
De GI heeft verklaard dat het op dit moment betrekkelijk goed met [betrokkene] gaat, maar dat de diagnostiek en behandeling die nodig zijn, binnen [verblijfplaats 1] nog niet zijn opgestart. Er zijn externe partijen aangeschreven die de diagnostiek mogelijk binnen korte tijd kunnen gaan uitvoeren. Wanneer dit zal kunnen starten is nog onduidelijk. Het klopt dat, als [betrokkene] over zou gaan naar [verblijfplaats 2] , Inforsa de diagnostiek en eventuele behandeling zou kunnen vormgeven. Inforsa kan dat niet doen zolang [betrokkene] in [verblijfplaats 1] verblijft. De GI acht het echter, hoewel [betrokkene] tot nu toe in [verblijfplaats 1] vooruitgang heeft geboekt, te risicovol om nu al aan doorplaatsing te denken.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [betrokkene] bestaan erin, dat hij beïnvloedbaar is. Door omgang met verkeerde vrienden is hij hasj gaan roken en alcohol gaan drinken. Mede als gevolg daarvan is [betrokkene] bij meerdere incidenten betrokken geweest waarbij hij geweld heeft gebruikt, ook in de gesloten instelling. Bovendien heeft [betrokkene] pogingen gedaan weg te lopen en zich te onttrekken aan het toezicht.
[betrokkene] heeft recent goede stappen in de juiste richting gezet. Zijn gedrag is verbeterd, hij gaat naar school, en hij staat open voor het meewerken aan diagnostiek en behandeling. Het is goed van [betrokkene] dat hij deze stappen heeft gemaakt. Dat diagnostiek nog niet op gang is gekomen is problematisch, maar [betrokkene] nu – onbehandeld en zonder dat diagnostiek heeft plaatsgevonden – naar een open plek zoals de [verblijfplaats 2] verplaatsen geeft een groot risico dat [betrokkene] in dezelfde situatie terugvalt waarin hij eerder in de problemen is gekomen.
5.3.
Tegen de verzochte ondertoezichtstelling bestaat geen bezwaar en de kinderrechter acht deze ook in het belang van [betrokkene] . De ondertoezichtstelling zal dan ook voor een periode van een jaar worden toegewezen. Omdat de machtiging gesloten jeugdhulp tot op heden niet heeft geleid tot een diagnose en een behandelplan, zal de kinderrechter het verzoek tot verlening daarvan nu eerst voor een periode van twee maanden uitspreken en de behandeling voor het overige aanhouden De kinderrechter is met de GI en de Raad van oordeel dat het wenselijk zou zijn om binnen de geslotenheid van [verblijfplaats 1] diagnostiek te laten plaatsvinden en eventueel een start met behandeling te maken, voordat [betrokkene] weer naar een open plek kan. Vanwege de wachtlijsten is er nog geen start gemaakt met diagnostiek. Inmiddels wordt door de GI bekeken welke externe partij de diagnostiek kan uitvoeren. Over twee maanden is er meer duidelijkheid over. Als blijkt dat dit in de regio van [verblijfplaats 1] niet uitvoerbaar blijkt te zijn of te lang duurt, dient een serieus plan te worden gemaakt voor terugkeer naar [woonplaats] , bijvoorbeeld met verblijf bij [verblijfplaats 2] zorg, waarbij ook dient te worden onderzocht op welke manier en onder welke voorwaarden diagnostiek en behandeling in [woonplaats] plaats kunnen vinden. De kinderrechter is kan dan over twee maanden beslissen of een verdere gesloten plaatsing (indien verzocht) nog proportioneel is en wat verder in het belang van [betrokkene] het beste is.
5.4.
De doelen van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing zijn:
  • [betrokkene] krijgt diagnostiek zodat duidelijk wordt wat er met hem aan de hand is en hoe hij het beste geholpen kan worden;
  • Er wordt een plan opgesteld voor wat er nodig is na afloop van de gesloten plaatsing;
  • [betrokkene] krijgt de benodigde behandeling;
  • Er wordt aan herstel van de gezinsbanden gewerkt.
5.5.
Bij de volgende zitting moet duidelijk zijn dat concrete voortgang in de realisatie van deze doelen is geboekt.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [betrokkene] onder toezicht van Jeugdbescherming Regio Amsterdam met ingang van 9 april 2025 tot 9 april 2026;
6.2.
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp van [betrokkene] met ingang van 9 april 2025 tot 9 juni 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt het verzoek tot verlening van de machtiging gesloten jeugdhulp voor het overige aan tot
3 juni 2025 om 14:10 uur. De griffier draagt zorg voor oproeping van partijen en belanghebbenden.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2025 door mr. E. Dinjens, kinderrechter, in aanwezigheid van J. Kunst als griffier, en op schrift gesteld op 18 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.