3.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen op grond van de bewijsmiddelen in de bijlage en de hierna volgende overwegingen.
Feit 1 – vuurwapens en munitie
Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de woning van verdachte twee vuurwapens met daarin patronen zijn aangetroffen aan het voeteneind van het bed. Daarnaast is een doosje met munitie aangetroffen in één van de nachtkastjes. Verdachte heeft verklaard dat zij niet wist dat deze wapens daar lagen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij deze wapens voor iemand bewaarde, maar dat verdachte hier niet van af wist.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de vuurwapens voorhanden heeft gehad.
Als ervaringsregel geldt dat de bewoner van een woning geacht wordt weet te hebben van wat er zich in de woning bevindt, tenzij hij aannemelijk kan maken dat hij niet op de hoogte was of kon zijn van een in de woning aangetroffen goed.
De rechtbank vindt op basis van de volgende omstandigheden dat verdachte wetenschap had van de twee wapens. De wapens zijn aangetroffen in de woning van verdachte aan het voeteneinde van het bed. Op het moment van binnentreden door de politie bevond verdachte zich samen met de medeverdachte in dat bed. De wapens waren dus niet direct zichtbaar maar verdachte kon de wapens zien door enkel het dekbed (waar zij onder lag) weg te halen. Daarmee was de bergplaats van de wapens eenvoudig toegankelijk. Ook lag de telefoon van verdachte naast de vuurwapens. Tot slot is een DNA-mengprofiel aangetroffen op de ruwe delen van één van de vuurwapens, waarnaar onderzoek is gedaan. Op basis van de resultaten van dit onderzoek concludeert de rechtbank dat dit mengprofiel DNA van onder andere verdachte bevat. De rechtbank ziet hierin bewijs dat verdachte het vuurwapen heeft aangeraakt. Dat dit DNA door secundaire overdracht op het wapen terecht zou zijn gekomen, zoals de verdediging heeft aangevoerd, is niet aannemelijk gemaakt. Omdat de wapens naast elkaar zijn aangetroffen, biedt het aantreffen van dit DNA-spoor ook steun voor de vaststelling dat verdachte van de aanwezigheid van beide vuurwapens wist. Dat de munitie op een andere plaats lag, maakt dit niet anders. De vaststelling dat verdachte wist dat de vuurwapens aanwezig waren maakt het ook aannemelijk dat verdachte wist van de munitie in het nachtkastje. Het nachtkastje bevond zich ook in de slaapkamer waar de vuurwapens zijn aangetroffen.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen ook vast dat verdachte over de vuurwapens en de munitie kon beschikken. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte de twee vuurwapens en de munitie samen met medeverdachte voorhanden heeft gehad.
Feit 2 - witwassen
De rechtbank stelt allereerst vast dat in de woning van verdachte een grote hoeveelheid luxegoederen is aangetroffen. De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of deze goederen uit misdrijf afkomstig zijn.
Beoordelingskader criminele herkomst
De rechtbank overweegt allereerst dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de goederen die in de woning van verdachte zijn aangetroffen, afkomstig zijn uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Echter, ook als niet duidelijk is uit welk specifiek misdrijf de goederen afkomstig zijn, kan het bestanddeel criminele herkomst in bepaalde gevallen worden bewezen. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat in dit geval deze goederen uit misdrijf afkomstig zijn. Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van de goederen. Zo’n verklaring moet concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. De omstandigheid dat zo’n verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt echter niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat de goederen niet uit misdrijf afkomstig zijn. Als de verdachte een dergelijke verklaring heeft afgelegd, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om hiernaar nader onderzoek te doen. Mede op basis van dit onderzoek moet de rechtbank beoordelen of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen een legale herkomst hebben. In dat geval kan het niet anders dan dat de goederen uit misdrijf afkomstig zijn en kan witwassen van het geld worden bewezen.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de goederen die in de woning van verdachte zijn aangetroffen, zowel heren- als dameskleding, gezamenlijk een nieuwwaarde hebben van bijna € 31.000,-. Daarnaast blijkt uit de bewijsmiddelen dat zowel verdachte als medeverdachte weinig geregistreerd inkomen hebben in de periode waarin deze goederen moeten zijn aangeschaft. De rechtbank oordeelt dat dit inkomen niet toereikend is om in deze periode te hebben voorzien in levensonderhoud, laat staan dat daarvan luxegoederen met een waarde zoals hiervoor weergegeven konden worden aangeschaft. De rechtbank is daarom van oordeel dat er sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Daarom mag van verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de legale herkomst van de goederen, die concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Verdachte heeft geen verklaring gegeven voor de legale herkomst van de goederen. Ook medeverdachte heeft hiervoor geen verklaring gegeven. Zij hebben dan ook geen tegenwicht geboden tegen de verdenking van witwassen, waardoor ook geen aanleiding bestaat tot nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is dan ook geen andere conclusie mogelijk dan dat de ten laste gelegde voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Wetenschap
Verdachte heeft verklaard dat zij niet wist dat de luxegoederen uit misdrijf afkomstig waren. Zij heeft verklaard dat de goederen zijn gekocht door medeverdachte en dat zij dacht dat hij inkomsten ontving uit werk als personal trainer. De rechtbank acht dit echter niet geloofwaardig. Verdachte heeft (na vragen van de rechtbank) namelijk niet kunnen uitleggen op grond van welke feiten en omstandigheden zij hier redelijkerwijs vanuit had kunnen gaan. Te meer daar het inkomen van een personal trainer ook niet zonder meer voldoende zal zijn om dit soort uitgaven aan luxegoederen te doen. Tot slot weegt de rechtbank mee dat uit het onderzoek naar de bankrekening van verdachte blijkt dat zij voor haar dagelijkse levensonderhoud de beschikking moet hebben gehad over contant geld dat niet kan worden verklaard uit haar legale inkomen. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat de goederen van misdrijf afkomstig waren.
Conclusie
De rechtbank oordeelt op grond van het voorgaande dat verdachte de luxegoederen samen met medeverdachte heeft witgewassen, gelet op haar verklaring dat hij de goederen heeft gekocht en hij regelmatig in haar woning verbleef.