ECLI:NL:RBAMS:2025:2547

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
13/336959-21 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vuurwapen- en munitiebezit en witwassen met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 17 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van vuurwapen- en munitiebezit, alsook van witwassen. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek dat op 3 april 2025 plaatsvond. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een machinepistool en een pistool, beide van het merk Glock, evenals munitie en diverse luxegoederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de wapens en de munitie, die in haar woning waren aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met een medeverdachte de vuurwapens en munitie voorhanden had, en dat de luxegoederen vermoedelijk uit misdrijf afkomstig waren. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uur, met aftrek van voorarrest. De rechtbank overwoog dat vuurwapens een groot gevaar voor de samenleving vormen en dat witwassen de integriteit van de economie aantast. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en de rechtbank hield rekening met haar zorg voor een jong kind en de schending van de redelijke termijn in deze zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/336959-21
Datum uitspraak: 17 april 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] [geboortejaar] ,
wonende op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Lobregt, en van wat verdachte en haar raadsman, mr. N. Stegerhoek, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 8 december 2021 te Almere, althans in Nederland. tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
- een wapen van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool. van het merk Glock, type 17 gen 5. kaliber 9x19mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, type 19 gen 5. kaliber 9x19mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- munitie van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, te weten (ten minste) 55 patronen (merk Sellier & Bellot en/of Magtech), van het kaliber 9x 19mm voorhanden heeft gehad;
2.
zij op of omstreeks 8 december 2021 te Almere, in elk geval in Nederland. tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een of meer voorwerp(en), te weten
- diverse exclusieve merkschoenen en/of
- diverse exclusieve merkkleding en/of
- diverse exclusieve accessoires en/of ander(e) goeder(en)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet,
terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het ten laste gelegde kan worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte moet worden vrijgesproken, omdat de tenlastegelegde feiten niet kunnen worden bewezen. Met betrekking tot feit 1 kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist dat de vuurwapens en munitie in de woning aanwezig waren. Met betrekking tot feit 2 kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist dat de goederen uit misdrijf afkomstig waren.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen op grond van de bewijsmiddelen in de bijlage en de hierna volgende overwegingen.
Feit 1 – vuurwapens en munitie
Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de woning van verdachte twee vuurwapens met daarin patronen zijn aangetroffen aan het voeteneind van het bed. Daarnaast is een doosje met munitie aangetroffen in één van de nachtkastjes. Verdachte heeft verklaard dat zij niet wist dat deze wapens daar lagen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij deze wapens voor iemand bewaarde, maar dat verdachte hier niet van af wist.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de vuurwapens voorhanden heeft gehad.
Als ervaringsregel geldt dat de bewoner van een woning geacht wordt weet te hebben van wat er zich in de woning bevindt, tenzij hij aannemelijk kan maken dat hij niet op de hoogte was of kon zijn van een in de woning aangetroffen goed.
De rechtbank vindt op basis van de volgende omstandigheden dat verdachte wetenschap had van de twee wapens. De wapens zijn aangetroffen in de woning van verdachte aan het voeteneinde van het bed. Op het moment van binnentreden door de politie bevond verdachte zich samen met de medeverdachte in dat bed. De wapens waren dus niet direct zichtbaar maar verdachte kon de wapens zien door enkel het dekbed (waar zij onder lag) weg te halen. Daarmee was de bergplaats van de wapens eenvoudig toegankelijk. Ook lag de telefoon van verdachte naast de vuurwapens. Tot slot is een DNA-mengprofiel aangetroffen op de ruwe delen van één van de vuurwapens, waarnaar onderzoek is gedaan. Op basis van de resultaten van dit onderzoek concludeert de rechtbank dat dit mengprofiel DNA van onder andere verdachte bevat. De rechtbank ziet hierin bewijs dat verdachte het vuurwapen heeft aangeraakt. Dat dit DNA door secundaire overdracht op het wapen terecht zou zijn gekomen, zoals de verdediging heeft aangevoerd, is niet aannemelijk gemaakt. Omdat de wapens naast elkaar zijn aangetroffen, biedt het aantreffen van dit DNA-spoor ook steun voor de vaststelling dat verdachte van de aanwezigheid van beide vuurwapens wist. Dat de munitie op een andere plaats lag, maakt dit niet anders. De vaststelling dat verdachte wist dat de vuurwapens aanwezig waren maakt het ook aannemelijk dat verdachte wist van de munitie in het nachtkastje. Het nachtkastje bevond zich ook in de slaapkamer waar de vuurwapens zijn aangetroffen.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen ook vast dat verdachte over de vuurwapens en de munitie kon beschikken. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte de twee vuurwapens en de munitie samen met medeverdachte voorhanden heeft gehad.
Feit 2 - witwassen
De rechtbank stelt allereerst vast dat in de woning van verdachte een grote hoeveelheid luxegoederen is aangetroffen. De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of deze goederen uit misdrijf afkomstig zijn.
Beoordelingskader criminele herkomst
De rechtbank overweegt allereerst dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de goederen die in de woning van verdachte zijn aangetroffen, afkomstig zijn uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Echter, ook als niet duidelijk is uit welk specifiek misdrijf de goederen afkomstig zijn, kan het bestanddeel criminele herkomst in bepaalde gevallen worden bewezen. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat in dit geval deze goederen uit misdrijf afkomstig zijn. Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van de goederen. Zo’n verklaring moet concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. De omstandigheid dat zo’n verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt echter niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat de goederen niet uit misdrijf afkomstig zijn. Als de verdachte een dergelijke verklaring heeft afgelegd, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om hiernaar nader onderzoek te doen. Mede op basis van dit onderzoek moet de rechtbank beoordelen of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen een legale herkomst hebben. In dat geval kan het niet anders dan dat de goederen uit misdrijf afkomstig zijn en kan witwassen van het geld worden bewezen.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de goederen die in de woning van verdachte zijn aangetroffen, zowel heren- als dameskleding, gezamenlijk een nieuwwaarde hebben van bijna € 31.000,-. Daarnaast blijkt uit de bewijsmiddelen dat zowel verdachte als medeverdachte weinig geregistreerd inkomen hebben in de periode waarin deze goederen moeten zijn aangeschaft. De rechtbank oordeelt dat dit inkomen niet toereikend is om in deze periode te hebben voorzien in levensonderhoud, laat staan dat daarvan luxegoederen met een waarde zoals hiervoor weergegeven konden worden aangeschaft. De rechtbank is daarom van oordeel dat er sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Daarom mag van verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de legale herkomst van de goederen, die concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Verdachte heeft geen verklaring gegeven voor de legale herkomst van de goederen. Ook medeverdachte heeft hiervoor geen verklaring gegeven. Zij hebben dan ook geen tegenwicht geboden tegen de verdenking van witwassen, waardoor ook geen aanleiding bestaat tot nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is dan ook geen andere conclusie mogelijk dan dat de ten laste gelegde voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Wetenschap
Verdachte heeft verklaard dat zij niet wist dat de luxegoederen uit misdrijf afkomstig waren. Zij heeft verklaard dat de goederen zijn gekocht door medeverdachte en dat zij dacht dat hij inkomsten ontving uit werk als personal trainer. De rechtbank acht dit echter niet geloofwaardig. Verdachte heeft (na vragen van de rechtbank) namelijk niet kunnen uitleggen op grond van welke feiten en omstandigheden zij hier redelijkerwijs vanuit had kunnen gaan. Te meer daar het inkomen van een personal trainer ook niet zonder meer voldoende zal zijn om dit soort uitgaven aan luxegoederen te doen. Tot slot weegt de rechtbank mee dat uit het onderzoek naar de bankrekening van verdachte blijkt dat zij voor haar dagelijkse levensonderhoud de beschikking moet hebben gehad over contant geld dat niet kan worden verklaard uit haar legale inkomen. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat de goederen van misdrijf afkomstig waren.
Conclusie
De rechtbank oordeelt op grond van het voorgaande dat verdachte de luxegoederen samen met medeverdachte heeft witgewassen, gelet op haar verklaring dat hij de goederen heeft gekocht en hij regelmatig in haar woning verbleef.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 8 december 2021 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander,
- een wapen van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool van het merk Glock, type 17 gen 5. kaliber 9x19mm, zijnde een vuurwapen en
- een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Glock, type 19 gen 5. kaliber 9x19mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver of pistool en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten (ten minste) 55 patronen (merk Sellier & Bellot en Magtech), van het kaliber 9x19mm voorhanden heeft gehad;
2.
op 8 december 2021 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, voorwerpen, te weten
- diverse exclusieve merkschoenen en
- diverse exclusieve merkkleding en
- diverse exclusieve accessoires en andere goederen
voorhanden heeft gehad,
terwijl zij, verdachte en haar mededader, wisten dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 240 uren.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de rol die verdachte in de feiten heeft gehad. De rechtbank wordt daarom verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van vuurwapenbezit en het witwassen van luxegoederen. Vuurwapens vormen een groot gevaar voor de samenleving. Het onbevoegd voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. In Nederland vindt de laatste jaren veel vuurwapengeweld plaats. Niet zelden heeft dit vuurwapengeweld een dodelijke afloop. Witwassen van criminele gelden vormt daarnaast een bedreiging voor de legale economie. Het tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en het zorgt er bovendien voor dat misdaad kan lonen. Dit zijn dan ook ernstige feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 11 februari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank overweegt dat voor dit soort feiten in principe flinke onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Hoewel de rol van verdachte bij de gepleegde strafbare feiten misschien kleiner is dan die van medeverdachte, heeft zij wel voordeel genoten van in ieder geval het witwassen.
Ter terechtzitting heeft verdachte naar voren gebracht dat zij een zoon heeft van ongeveer twee jaar oud. Zij draagt in haar eentje de zorg voor haar kind. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de redelijke termijn is geschonden. De redelijke termijn bedraagt in principe twee jaar en is in dit geval aangevangen op het moment dat verdachte in verzekering is gesteld, namelijk op 8 december 2021. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de redelijke termijn in deze zaak langer zou moeten zijn dan normaal. Dit vonnis wordt gewezen op 17 april 2025, ongeveer 3 jaar en 5 maanden na het aanvangen van de redelijke termijn. De rechtbank stelt dan ook een schending van 1 jaar en 5 maanden vast.
In voornoemde omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank acht de straf die door de officier van justitie is geëist passend en legt aan verdachte op een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 240 uren, met aftrek van voorarrest.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. PR Schoenen
(Omschrijving: PL1300-2021168555-G6130119, Wit, merk: Balenciaga)
2. 1 PR Schoenen
(Omschrijving: PL1300-2021168555-G6130124, Roze, merk: Gucci)
3. 1 PR Schoenen
(Omschrijving: PL1300-2021168555-G6130128, Zwart, merk: Christian Dior)
4. 1 STK Tas
(Omschrijving: PL1300-2021168555-G6130130, Donker blauw/Rood, merk: Louis Vuitton)
5. 1 STK Riem
(Omschrijving: PL1300-2021168555-G6130139, Bruin, merk: Louis Vuitton)
6. 1 STK Tas
(Omschrijving: PL1300-2021168555-G6130140, Blauw, merk: Louis Vuitton)
7. 1 STK Tas
(Omschrijving: PL1300-2021168555-G6130141, Zwart, merk: Louis Vuitton)
8. 1 STK Vest
(Omschrijving: PL1300-2021168555-G6129965, Zwart, merk: Celine)
Verbeurdverklaring
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot die voorwerpen het onder 2 bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2º
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van witwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart verbeurd:
1. PR Schoenen
(Omschrijving: PL1300-2021168555-G6130119, Wit, merk: Balenciaga)
2. 1 PR Schoenen
(Omschrijving: PL1300-2021168555-G6130124, Roze, merk: Gucci)
3. 1 PR Schoenen
(Omschrijving: PL1300-2021168555-G6130128, Zwart, merk: Christian Dior)
4. 1 STK Tas
(Omschrijving: PL1300-2021168555-G6130130, Donker blauw/Rood, merk: Louis Vuitton)
5. 1 STK Riem
(Omschrijving: PL1300-2021168555-G6130139, Bruin, merk: Louis Vuitton)
6. 1 STK Tas
(Omschrijving: PL1300-2021168555-G6130140, Blauw, merk: Louis Vuitton)
7. 1 STK Tas
(Omschrijving: PL1300-2021168555-G6130141, Zwart, merk: Louis Vuitton)
8. 1 STK Vest
(Omschrijving: PL1300-2021168555-G6129965, Zwart, merk: Celine)
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. M.C.H. Broesterhuizen en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Roodenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 april 2025.
[...]
[…]
[...]