ECLI:NL:RBAMS:2025:2630

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
C/13/765338 / KG ZA 25-137
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding tegen LinkedIn over onrechtmatig plaatsen van tracking cookies zonder toestemming

In een kort geding hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], LinkedIn aangeklaagd omdat zij beschuldigen dat LinkedIn zonder hun toestemming tracking cookies plaatst op hun apparaten. De eisers vorderen een verbod op het plaatsen van deze cookies, maar de voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 april 2025 hebben de eisers hun dagvaardingen toegelicht, waarbij LinkedIn verweer heeft gevoerd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eisers voorafgaand aan hun onderzoek op 12 augustus 2024 toestemming hebben gegeven voor het plaatsen van cookies, inclusief tracking cookies. Dit maakte dat de vorderingen van de eisers niet toewijsbaar waren. De voorzieningenrechter heeft de eisers in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van LinkedIn zijn begroot op € 1.821,00 per eiser. Het vonnis is uitgesproken op 23 april 2025.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
Vonnis in kort geding van 23 april 2025
in de zaak met zaaknummer/rolnummer: C/13/765338 / KG ZA 25-137 IHJK/MV van
[eiser 1],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 7 maart 2025,
advocaat mr. M.H.L. Hemmer te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar Iers recht
LINKEDIN IRELAND UNLIMITED COMPANY,
gevestigd te Dublin (Ierland),
gedaagde,
advocaat mr. C. Jeloschek te Amsterdam,
en in de zaak met zaaknummer/rolnummer: C/13/765339 /KG ZA 25-138 IHJK/MV van
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 7 maart 2025,
advocaat mr. M.H.L. Hemmer te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar Iers recht
LINKEDIN IRELAND UNLIMITED COMPANY,
gevestigd te Dublin (Ierland),
gedaagde,
advocaat mr. C. Jeloschek te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ook [eiser 1] , [eiser 2] en LinkedIn worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de gelijktijdige mondelinge behandeling van beide zaken in dit kort geding op 7 april 2025 hebben [eiser 1] en [eiser 2] hun dagvaardingen toegelicht. LinkedIn heeft mede aan de hand van een vooraf ingediende conclusie van antwoord in beide zaken verweer gevoerd.
Alle partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
[eiser 1] en [eiser 2] met mr. Hemmer en zijn kantoorgenoot mr. L.L.J. Machgeels;
aan de zijde van LinkedIn: mr. Jeloschek en zijn kantoorgenoten mr. L. Poolman en mr. H. Osse.
Voorafgaand aan de zitting is ten behoeve van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] (alle drie legal counsel bij LinkedIn) en ten behoeve van [naam 4] (senior software engineer bij LinkedIn ) en [naam 5] (distinguished engineer bij LinkedIn) een digitale verbinding aangevraagd. Door technische problemen was niet duidelijk of al deze personen de gehele zitting via de digitale verbinding hebben kunnen volgen. Zij stonden echter tijdens de zitting ook in contact met een tolk Nederlands/Engels (mevrouw L. Crul) die beschikte over een aparte verbinding met genoemde personen.
Na verder debat is vonnis bepaald op 21 april 2025. Nadien zijn de advocaten van partijen ervan in kennis gesteld dat vonnis wordt gewezen op 23 april 2025.

2.De feiten

2.1.
LinkedIn is een online netwerkplatform voor zakelijke/professionele relaties. Daarnaast biedt zij de dienst ‘LinkedIn Marketing Solutions’ (LMS) aan. Bedrijven (adverteerders) kunnen via deze dienst advertentiecampagnes uitvoeren door gerichte advertenties te tonen aan websitebezoekers. [eiser 1] en [eiser 2] hebben beiden een LinkedIn-account.
2.2.
Op 7 oktober 2024 heeft de advocaat van [eiser 1] en [eiser 2] sommatiebrieven gestuurd naar LinkedIn. In die brieven is onder meer vermeld dat LinkedIn ‘tracking cookies’ plaatst (waaronder de ‘lidc cookie’ en de ‘bcookie’) op de apparatuur van [eiser 1] en [eiser 2] zonder dat LinkedIn hiervoor vooraf toestemming heeft gekregen. Dit is in strijd met artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet (Tw), aldus de brief. Verder staat in de brief dat LinkedIn door middel van de tracking cookies zonder wettelijke basis persoonlijke gegevens (‘browsing’ informatie en bezochte websites) van [eiser 1] en [eiser 2] verkrijgt en verwerkt, hetgeen strijdig is met de Tw en de AVG, en dat een en ander al gebeurt vóór [eiser 1] en [eiser 2] in de gelegenheid zijn gesteld de desbetreffende toestemming te geven of te weigeren. LinkedIn is – samengevat weergegeven – gesommeerd met onmiddellijke ingang tracking cookies en andere niet-functionele cookies van de apparatuur van [eiser 1] en [eiser 2] te verwijderen en onmiddellijk de activiteiten ten aanzien van de onwettig verkregen persoonlijke gegevens te staken.
2.3.
Bij brief van 14 oktober 2024 heeft de advocaat van LinkedIn onder meer geantwoord dat zij [eiser 1] en [eiser 2] niet kan identificeren en geen bewijs kan vinden voor het bestaan van de door eisers genoemde cookie IDs in haar systeem. Volgens de brief zijn zowel de lidc cookie als de bcookie functionele cookies waarvoor geen toestemming is vereist.
2.4.
Op 12 maart 2025 hebben [eiser 1] en [eiser 2] de producties die behoren bij de dagvaarding ingediend. Deze producties zien onder meer op de resultaten van een op 12 augustus 2024 door [eiser 1] en [eiser 2] verricht onderzoek. Het gaat dan om een zogenoemd HAR-bestand waarin al het netwerkverkeer is vastgelegd en waaruit blijkt dat cookies zijn geplaatst en gelezen (productie 17), een excel-sheet bij het HAR-bestand (productie 18) en een rapport van de Britse IT en securityspecialist [naam 6] van 10 februari 2025 waarin de gegevens die op 12 augustus 2024 zijn verzameld worden geanalyseerd (productie 19). Deze producties vormen volgens [eiser 1] en [eiser 2] het bewijs voor de in de sommatiebrief van 7 oktober 2024 (zie 2.2) geschetste gang van zaken.
2.5.
Op 3 april 2025 hebben [eiser 1] en [eiser 2] aanvullende producties in het geding gebracht, eveneens ten bewijze van de in de sommatiebrief van 7 oktober 2024 geschetste gang van zaken. Het betreft onder meer de resultaten van een op 31 maart 2025 verricht onderzoek (productie 24, 24a, 24b en 24c), voorbeelden van het plaatsen van tracking cookies zonder toestemming naar aanleiding van een internetbezoek van de advocaat van [eiser 1] en [eiser 2] op 3 april 2025 (productie 26) en producties die betrekking hebben op het op 12 augustus 2024 verrichte onderzoek (producties 29, 29a en 29b).

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen ieder bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. LinkedIn te gebieden het onrechtmatig handelen per ommegaande te staken door niet langer, al dan niet via third-party websites, tracking cookies of andere cookies waarvoor toestemming is vereist op de computer en/of apparaten van [eiser 1] en [eiser 2] te (doen) plaatsten dan wel uit te lezen, alvorens [eiser 1] en [eiser 2] rechtsgeldige toestemming hebben gegeven voor het plaatsen en uitlezen van deze tracking cookies of andere cookies, een en ander op straffe van een dwangsom van
€ 500,- per overtreding van dit gebod, dan wel van € 2.500,- per dag, met een maximum van € 200.000,-;
II. verstrekking aan [eiser 1] en [eiser 2] van het EEX-certificaat als bedoeld in artikel 53 Brussel I bis-Vo;
III. LinkedIn te veroordelen in de kosten van dit geding en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2. [eiser 1] en [eiser 2] stellen hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende. Zelfs indien [eiser 1] en [eiser 2] erin slagen om bij iedere cookiebanner cookies te weigeren, worden hun persoonsgegevens nog steeds naar de (advertentie)servers van LinkedIn verzonden. Door middel van het Real Time Bidding-systeem (RTB) kunnen op die wijze op de persoon gerichte advertenties worden geplaatst. Een en ander is in strijd met de Tw en de AVG en levert een grove schending van de privacy op. Bij reclame-gerelateerde (niet-noodzakelijke) cookies is op grond van de Tw altijd voorafgaande geïnformeerde toestemming vereist. In het kader van de AVG is van belang dat het hier gaat om persoonsgegevens, die verwerkt worden en dat LinkedIn als verwerkingsverantwoordelijke kan worden aangemerkt. Ook op grond van de AVG is (specifieke en geïnformeerde) toestemming vooraf vereist.
De cookies die volgens de dagvaarding in ieder geval moeten worden verboden (omdat het plaatsen en lezen hiervan vanwege het ontbreken van toestemming onrechtmatig is jegens eisers) zijn de bcookie en de li_gc-cookie. Dit zijn niet-functionele cookies. De bcookie is een tracking cookie met een identifier, die advertentie-gerelateerd is. Ook de li_gc-cookie wordt geplaatst met een unieke code, de cookie-ID, die verwijst naar de browser van [eiser 1] en [eiser 2] . Het gebruik van deze cookies stelt LinkedIn in staat om het surfgedrag, de interesses en andere persoonlijke gegevens van [eiser 1] en [eiser 2] te verzamelen en te analyseren en zodoende een profiel van hen op te stellen dat wordt gebruikt voor enkel commerciële doeleinden. [eiser 1] en [eiser 2] bestrijden dat deze cookies noodzakelijk zouden zijn in het kader van de beveiliging. Als dit al zo is, dan zijn zij gezien hun unieke
persistent identifier, de lange opslagduur en de koppeling aan de
adserverzo opgezet dat zij het internetgedrag
trackenen ‘
behavioral targeting’ mogelijk maken.
3.3.
LinkedIn heeft – samengevat weergegeven – het volgende verweer gevoerd. De li_gc-cookie wordt gebruikt om de cookievoorkeuren van websitebezoekers te bewaren, op te halen en te borgen. De bcookie wordt ingezet voor het voorkomen van frauduleus verkeer en het opsporen van misbruik. De bcookie en li_gc-cookie zijn dus functionele cookies en geen tracking cookies. Voor het gebruik van die cookies is geen voorafgaande toestemming vereist. Ten aanzien van de bcookie en li_gc-cookie verstrekt LinkedIn de wettelijk verplichte informatie over de werking daarvan. De beide cookies worden niet gebruikt voor advertentiedoeleinden, laat staan dat met behulp hiervan profielen van eisers worden opgebouwd. Gegevens van een lid van LinkedIn, verkregen van derde partijen, gebruikt LinkedIn alleen voor advertentiedoeleinden, indien het lid expliciet toestemming heeft gegeven voor tracking cookies via het LinkedIn Platform. Overigens is LinkedIn van mening dat zij ten aanzien van de li_gc-cookie rauwelijks is gedagvaard omdat die cookie niet is genoemd in de sommatiebrief van 7 oktober 2024 (zie 2.2). Daarin is wel de lidc cookie genoemd, maar die komt niet terug in de dagvaarding.
3.4.
Op de stellingen van partijen – met name op hetgeen door LinkedIn op de mondelinge behandeling van dit kort geding naar voren is gebracht – wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

bevoegdheid
4.1.
[eiser 1] en [eiser 2] zijn beiden woonachtig te [woonplaats] . LinkedIn is gevestigd te Ierland. Volgens [eiser 1] en [eiser 2] is de voorzieningenrechter van deze rechtbank bevoegd om van dit geschil kennis te nemen. LinkedIn heeft zich wat betreft de bevoegdheid gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
4.2.
De voorzieningenrechter acht zich op grond van de artikelen 79 lid 2 AVG en 7 lid 2 Brussel I bis-Vo bevoegd om van dit geschil kennis te nemen. Hiervoor wordt verwezen naar de vonnissen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 7 juni 2024 [1] en 12 februari 2025 [2] waarin in gelijke zin is geoordeeld. In het vonnis van 12 februari 2025 traden [eiser 1] en [eiser 2] eveneens als eisers op.
incident tot voeging
4.3.
LinkedIn heeft op grond van artikel 220 Rv een incident tot voeging van de zaken van [eiser 1] en [eiser 2] ingediend. Zij voert hiertoe aan dat de twee zaken nagenoeg identiek zijn. De voorzieningenrechter heeft bij het aanhangig maken van de zaken reeds bepaald dat de zaken uit doelmatigheidsoverwegingen gezamenlijk mondeling worden behandeld. LinkedIn heeft daarom geen belang bij voeging op grond van artikel 220 Rv en haar verzoek zal worden afgewezen. Voor een kostenveroordeling in het incident is onvoldoende aanleiding.
spoedeisend belang
4.4.
Eisers stellen gemotiveerd dat LinkedIn onrechtmatig jegens hen handelt door het aantasten van hun privacyrechten. Als dat het geval is, moet daaraan, nu het gaat om grondrechten, zo snel mogelijk een einde worden gemaakt. Daarmee is, anders dan LinkedIn meent, het spoedeisend belang gegeven. Dat weinig bekend is over de concrete motieven van eisers om dit kort geding aan te spannen, en dat zij mogelijk een breder belang nastreven, neemt niet weg dat zij (ook) een individueel (spoedeisend) belang hebben bij het respecteren van hun privacy. Zie in gelijke zin het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 december 2023 in de zaak Criteo [3] .
geschiktheid voor kort geding
4.5.
Het hebben van een spoedeisend belang alleen is niet voldoende voor een toewijzing in kort geding. Tevens is vereist dat de zaak geschikt is voor een kort geding, dat zich immers niet leent voor een nader onderzoek naar de feiten. Het is in dit geval aan eisers om voldoende aannemelijk te maken, binnen de grenzen van het kort geding, dat LinkedIn onrechtmatig jegens hen handelt. Zij zijn hierin niet geslaagd. Ter toelichting het volgende.
4.6.
Partijen zijn het erover eens dat op grond van artikel 11.7a van de Tw voor het plaatsen en lezen van tracking cookies voorafgaande toestemming nodig is van de betrokkene. Dit artikel luidt, voor zover relevant, als volgt:
1. Onverminderd de Algemene verordening gegevensbescherming is het via een elektronisch communicatienetwerk opslaan van of toegang verkrijgen tot informatie in de randapparatuur van een gebruiker, alleen toegestaan op voorwaarde dat de betrokken gebruiker:
a. is voorzien van duidelijke en volledige informatie overeenkomstig de Algemene verordening gegevensbescherming, in ieder geval over de doeleinden waarvoor deze informatie wordt gebruikt, en
b. daarvoor toestemming heeft verleend.
De verwerkingsverantwoordelijken in de zin van de AVG moeten voor de verwerking van de persoonsgegevens door middel van cookies een rechtsgeldige verwerkingsgrondslag hebben. In het geval van tracking cookies waarmee persoonsgegevens worden verwerkt zal dat in de regel de a-grond van art 6 AVG zijn: “
de betrokkene heeft toestemming gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens voor een of meer specifieke doeleinden”.
4.7.
In het vonnis van de voorzieningenrechter van 5 februari 2025 [4] (dit betrof een geschil over de executie van het onder 4.2 genoemde vonnis van 7 juni 2024) is onder meer geoordeeld dat de bcookie en de li_gc-cookie tracking cookies zijn (waarvoor dus toestemming is vereist) en vallen onder het verbod dat in het vonnis van 7 juni 2024 is uitgesproken. In dit kort geding heeft het debat zich aanvankelijk (opnieuw) toegespitst op de vraag of deze twee cookies functionele cookies of tracking cookies zijn. LinkedIn heeft beargumenteerd dat en waarom deze zaak anders is dan de zaak die destijds bij de voorzieningenrechter voorlag.
4.8.
LinkedIn heeft vervolgens bij de mondelinge behandeling van dit kort geding aangevoerd dat [eiser 1] en [eiser 2] voorafgaand aan 12 augustus 2024 (de datum van het door hen uitgevoerde initiële onderzoek) via de privacyvoorkeuren op het LinkedIn-platform toestemming hebben gegeven voor het plaatsen en uitlezen van alle cookies, waaronder ook cookies voor advertentieactiviteiten van LinkedIn. LinkedIn heeft dit geïllustreerd aan de hand van screenshots opgenomen onder 2.5 van de pleitnota van haar advocaat. Hieruit valt af te leiden dat [eiser 1] en [eiser 2] bij de instellingen (cookievoorkeuren beheren) toestemming hebben gegeven voor ‘
Analytics and research’ (statistieken en onderzoek), ‘
Functional’ (functionele cookies) en ‘
Personalized advertising’ (gepersonaliseerde advertenties). De vraag waarmee om toestemming werd gevraagd voor de gepersonaliseerde advertenties luidt:
Mogen LinkedIn en derden cookies gebruiken om relevante advertenties (waaronder vacatures) aan u te leveren op en buiten onze services en de weergave en effectiviteit van de advertenties te meten?Eisers hebben dus voorafgaand aan hun onderzoek van 12 augustus 2024 toestemming gegeven voor
allecookies, maar zij hebben hiervan geen melding gemaakt in hun dagvaarding, hetgeen volgens LinkedIn strijdig is met de waarheidsplicht van artikel 21 Rv. Op de mondelinge behandeling van dit kort geding hebben eisers een en ander niet weersproken.
4.9.
Dat het eisers niet duidelijk was dat die toestemming zich ook uitstrekte tot andere advertenties dan vacatures en tot websites van derden – zoals zij hebben aangevoerd – is niet aannemelijk. Er is bij de gevraagde toestemming immers op gewezen dat die toestemming zich niet beperkt tot LinkedIn en tot vacatures. Het door eisers op de valreep aangevoerde argument dat de schuifjes waarmee toestemming werd gegeven al bij voorbaat op ‘aan’ stonden, zodat ze die moesten uitzetten om toestemming te weigeren, overtuigt ook niet (vooralsnog er van uitgaand dat dit juist is). Eisers hebben niet duidelijk gemaakt welke gevolgen zij hieraan verbinden. Het debat hierover heeft in het geheel niet plaatsgevonden.
4.10.
Het antwoord op vraag of in dit geval sprake is van functionele cookies – zoals LinkedIn in dit kort geding nogmaals heeft betoogd – dan wel van tracking cookies – zoals eisers stellen – kan in het midden blijven. Aan het ‘bewijs’ van eisers dat LinkedIn tracking cookies plaatst
zonderhun toestemming, zoals gepresenteerd in de dagvaarding (welk bewijs was gebaseerd op het onderzoek van 12 augustus 2024), kan geen gewicht worden toegekend, nu eisers vóór die datum
weltoestemming voor het plaatsen van zowel functionele cookies als cookies voor gepersonaliseerde advertenties aan LinkedIn hebben gegeven. Om dezelfde reden kan aan het rapport van [naam 6] van 10 februari 2025 geen gewicht worden toegekend omdat dit rapport ten onrechte uitgaat van het ontbreken van toestemming.
4.11.
Op 31 maart 2025 (één week voor de mondelinge behandeling van dit kort geding en ruim drie weken na het uitbrengen van de dagvaarding) hebben eisers hun cookievoorkeuren gewijzigd, in die zin dat zij hun eerder gegeven toestemming hebben ingetrokken. Op 3 april 2025 (twee werkdagen voor de mondelinge behandeling van dit kort geding) hebben eisers nadere producties ingediend over vermeende schendingen door LinkedIn van hun cookievoorkeuren, welke schendingen zouden dateren van 31 maart 2025. Ook zijn er screenshots overgelegd van een ‘browsersessie’ van hun advocaat op 3 april 2025 (productie 26), die overigens geen betrekking hebben op onrechtmatig handelen jegens eisers. De voorzieningenrechter acht dit in strijd met de goede procesorde omdat LinkedIn zich op een dergelijk korte termijn niet meer tegen de op 3 april 2025 in het geding gebrachte onderzoeksresultaten kan verweren. Deze beweerde schendingen zullen dus niet in de beoordeling worden betrokken.
4.12.
De conclusie van dit alles is dat eisers de feiten waarop zij hun vorderingen baseren (het plaatsen van tracking cookies zonder hun voorafgaande toestemming) niet voldoende aannemelijk hebben gemaakt. Hun vorderingen zijn daarom in kort geding niet toewijsbaar.
4.13.
[eiser 1] zal als de in zaak C/13/765338 / KG ZA 25-137 in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Linkedin worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat €
1.107,00
Totaal € 1.821,00
4.14.
[eiser 2] zal als de in zaak C/13/765339 /KG ZA 25-138 in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Linkedin worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat €
1.107,00
Totaal € 1.821,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in zaak C/13/765338 / KG ZA 25-137:
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiser 1] in de proceskosten, aan de zijde van Linkedin tot op heden begroot op € 1.821,00,
5.3.
veroordeelt [eiser 1] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis,
5.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
in zaak C/13/765339 /KG ZA 25-138:
5.5.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.6.
veroordeelt [eiser 2] in de proceskosten, aan de zijde van Linkedin tot op heden begroot op € 1.821,00,
5.7.
veroordeelt [eiser 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis,
5.8.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025. [5]