ECLI:NL:RBAMS:2025:2647

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
13/256935-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor uitlokking van zware mishandeling, drugshandel en wapenbezit

Op 23 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen [verdachte], die werd beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder uitlokking van zware mishandeling, drugshandel en wapenbezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] samen met anderen betrokken was bij een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1], waarbij een onbekend gebleven persoon met een vuurwapen op het slachtoffer heeft geschoten. Dit gebeurde in het kader van een vergeldingsactie, waarbij [slachtoffer 2] de opdracht had gegeven. De rechtbank oordeelde dat [verdachte] opzettelijk en met voorbedachten rade handelde door informatie en geld te verschaffen voor de uitvoering van deze daad. Daarnaast heeft de rechtbank bewezen verklaard dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het bewerken en aanwezig hebben van cocaïne en MDMA, evenals het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft de strafmaat vastgesteld op 10 jaren gevangenisstraf, rekening houdend met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank benadrukte de ontwrichtende werking van deze criminaliteit op de maatschappij en de noodzaak van een stevige reactie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/256935-21
Datum uitspraak: 23 april 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende op het adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 25, 26 en 28 februari 2025 (inhoudelijk). Verdachte was daarbij aanwezig. Op 23 april 2025 heeft de rechtbank het onderzoek - met toestemming van partijen - enkelvoudig gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Dankers en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.C. Jonge Vos naar voren hebben gebracht.
De zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen de medeverdachte [medeverdachte] (parketnummers: 13/253080-21; 13/212539-22 en 13/329273-22). [1]

2.Inleiding: onderzoek Date

Het onderzoek Date richt zich op een poging tot liquidatie op [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) die zou hebben plaatsgevonden op 22 augustus 2020 omstreeks 23:25 uur in Amsterdam. Op 22 augustus 2020 belt [slachtoffer 1] via het nummer 112 met de politie en meldt dat een man met een vuurwapen meermaals op hem probeerde te schieten, maar dat het wapen haperde. Een dag later doet [slachtoffer 1] aangifte.
Naar aanleiding van de verklaringen van [slachtoffer 1] hebben verschillende onderzoekshandelingen plaatsgevonden, maar op 13 oktober 2020 is het onderzoek door de officier van justitie beëindigd omdat er op dat moment geen nadere opsporingsindicaties waren naar mogelijke verdachten.
Ongeveer een jaar later, op 8 september 2021, wordt het onderzoek heropend als er informatie van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) komt dat nog steeds sprake is van een actuele, zeer concrete en urgente dreiging op het leven van [slachtoffer 1] .
In het strafrechtelijke onderzoek WERL is informatie gedeeld met onderzoek ARGUS over mogelijke strafbare feiten gepleegd door de organisatie van het bedrijf [bedrijf] . Na toestemming van de rechter-commissaris is aanvullend onderzoek gedaan naar onder andere de chats tussen de gebruiker van de Sky-ID’s [Sky-ID] en [Sky-ID] en de gebruiker van Sky-ID [Sky-ID] . Uit deze chats is een vermoedelijke connectie gebleken met [slachtoffer 1] en de door hem gestelde gebeurtenissen op 22 augustus 2020. Uit de analyse van de overige [bedrijf] -berichten kwamen nog andere strafbare feiten naar voren. Zo zou de gebruiker van Sky-ID [Sky-ID] deel hebben genomen aan (groeps)chats waarin wordt gesproken over drugs- en wapenhandel.
Het onderzoeksteam van de politie identificeert [verdachte] als de gebruiker van Sky-ID [Sky-ID] en [medeverdachte] als de gebruiker van Sky-ID’s [Sky-ID] en [Sky-ID] .
[verdachte] is op 23 november 2021 aangehouden.

3.Tenlastelegging

Aan [verdachte] is - kort gezegd en na wijziging op de terechtzitting van 5 april 2023 - tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het
1, primair
medeplegen van een poging tot moord/zware mishandeling met voorbedachten rade op [slachtoffer 1] te Amsterdam en/of Dubai in de periode van 22 juli 2020 tot en met
22 augustus 2020;
Subsidiair is dit tenlastegelegd als het medeplegen van een poging tot uitlokking van moord dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met voorbedachten rade;
2
medeplegen van het voorbereiden van (de uitlokking van) een poging tot moord/zware mishandeling met voorbedachten rade op [slachtoffer 1] te Amsterdam en/of Dubai in de periode van 22 juli 2020 tot en met 22 augustus 2020;
3
medeplegen van handel in dan wel bezit van harddrugs (cocaïne en/of MDMA en/of methamfetamine) in de periode van 2 juli 2020 tot en met 16 januari 2021 te Amsterdam;
4
medeplegen van het overdragen en/of voorhanden hebben van (vuur)wapens en patronen/kogels van categorie II en/of III in de periode van 25 juni 2020 tot en met
11 januari 2021 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zal de rechtbank deze verbeterd lezen. In het bijzonder geldt voor feit 1 subsidiair dat de rechtbank de in de eerste regel vermelde “hij” leest als “een onbekend gebleven persoon”, omdat van een kennelijke misslag sprake is. De verbetering van deze misslag schaadt [verdachte] niet in zijn verdediging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft - overeenkomstig het op schrift gestelde requisitoir - gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - overeenkomstig zijn pleitnota - bepleit dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder 1, 2 en 4. Voor het onder 3 tenlastegelegde moet [verdachte] volgens hem gedeeltelijk worden vrijgesproken.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank of [verdachte] kan worden geïdentificeerd als de (enige) gebruiker van Sky-ID [Sky-ID] , en heeft verder - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
Voor feit 1 kan niet worden vastgesteld dat er daadwerkelijk is geprobeerd om op [slachtoffer 1] te schieten.
Verder geldt dat op basis van de [bedrijf] -berichten niet bewezen kan worden dat [verdachte] medepleger is nu hij geen wezenlijke bijdrage voorafgaand aan het incident heeft geleverd en onzichtbaar was op de dag van het incident zelf.
Ook kan uitlokking niet bewezen worden, omdat niet blijkt dat [verdachte] al dat niet samen met [Sky-ID] een schutter heeft geregeld.
Uit de berichten volgt daarnaast niet dat [verdachte] (als medepleger) enige voorbereidingshandeling heeft gepleegd, zoals tenlastegelegd in feit 2.
Tot slot kan uit de berichten evenmin worden opgemaakt dat opzet bestond op het doden van [slachtoffer 1] , er wordt alleen gesproken over het schieten op de benen.
Voor feit 3 geldt dat het in een groot deel van de gesprekken gaat over (handel in) verdovende middelen maar dat in de meeste gesprekken geen sprake is van een voltooid delict. Uit de gesprekken volgt daarbij onvoldoende dat [verdachte] de verdovende middelen waarover het gaat voorhanden heeft gehad.
Ook voor feit 4 kan op basis van de chatgesprekken niet worden vastgesteld dat [verdachte] de daarin genoemde vuurwapens heeft overgedragen of dat hij op enig moment daadwerkelijk de wapens voorhanden heeft gehad.
De rechtbank zal hierna in haar oordeel, voor zover nodig, ingaan op de verweren die ten aanzien van de verschillende feiten zijn gevoerd.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten 1 en 2
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [2]
4.3.1.1 Verklaringen [slachtoffer 1]
heeft in zijn aangifte van 23 augustus 2020 en zijn nadere verklaring van
8 september 2021 - samengevat - het volgende verklaard. Op zaterdagavond
22 augustus 2020 [3] bevond [slachtoffer 1] zich rond 23:25 uur op de [straat] in Amsterdam (
de rechtbank: Amsterdam Oost). Op het moment dat [slachtoffer 1] de portiekdeur wilde openen, hoorde hij versnelde voetstappen en zag hij een man op ongeveer twee meter afstand van hem staan. Ook zag [slachtoffer 1] dat de man een vuurwapen in zijn linkerhand had en dit vuurwapen op zijn bovenlichaam richtte. [slachtoffer 1] hoorde dat de trekker drie keer snel achter elkaar werd overgehaald (hij hoorde ‘tikke tikke tikke’ [4] ), maar het wapen ging niet af. De man, die dat deed, haalde de slede van het vuurwapen naar achteren. [5] is vervolgens gaan schreeuwen en naar het café ‘ [café] ’ toegerend. Terwijl [slachtoffer 1] het café in rende, schreeuwde hij een paar keer ‘bel de politie’. Toen daar niet echt op werd gereageerd verliet [slachtoffer 1] het café weer en belde hij vervolgens zelf buiten de politie. [6]
Volgens [slachtoffer 1] heeft dit incident te maken met een drugsconflict waarbij hij in het verleden betrokken is geraakt. [7] Het ging hierbij om een mislukte
ripdeal, waarbij op het slachtoffer [slachtoffer 2] is geschoten. [slachtoffer 1] was bij deze
ripdealbetrokken en is hiervoor vervolgd, maar is daarvoor door de rechtbank vrijgesproken. [8] Naar eigen zeggen heeft [slachtoffer 1] de verdachten van de
ripdealen [slachtoffer 2] met elkaar in contact gebracht, maar wist hij niet van (het voornemen van) de
ripdealaf. Volgens [slachtoffer 1] zit [slachtoffer 2] achter de dreiging op zijn leven. [slachtoffer 1] is hem eind oktober 2020 in Marokko tegengekomen in een restaurant in Tanger. Daar hebben ze gevochten. [9] [slachtoffer 1] heeft bij de rechter-commissaris ook verklaard dat hij geprobeerd heeft om het in Marokko goed te maken met [slachtoffer 2] , maar dat [slachtoffer 2] niets meer met hem te maken wilde hebben. [10]
Camerabeelden
De camerabeelden van zaterdag 22 augustus 2020 omstreeks 23:25 uur van café ‘ [café] ’ zijn opgevraagd. [11] Uit de beschouwing van de camerabeelden volgt dat er een man binnenkomt en het café inloopt. De man verlaat vervolgens na ongeveer 21 seconden weer het café. [12] Hoewel de verstrekte camerabeelden van het café geen (concreet) tijdstip bevatten, wordt voorgaande ook ondersteund door de camerabeelden van cameratoezicht waarbij wel een tijdstip bekend is. Uit de beschouwing van die camerabeelden volgt namelijk dat er om 23:24 uur een rennende man op straat is te zien die vervolgens een café in rent. [13]
4.3.1.2 Wie zijn betrokken bij feit 1 en 2 ?
Zoals hierboven beschreven zijn in dit onderzoek de chatberichten die zijn verstuurd en ontvangen door de gebruikers van de dienst [bedrijf] onderzocht. Voordat de rechtbank de inhoud van de (deels) ontsleutelde [bedrijf] berichten zal beoordelen, zal zij eerst vaststellen of [verdachte] kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van het aan hem toegeschreven account die de in dit onderzoek relevante chatberichten heeft verstuurd en/of ontvangen.
Identificatie van Sky-ID [Sky-ID]
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast met betrekking tot de identiteit van de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID] .
Uit onderzoek is gebleken dat Sky-ID [Sky-ID] in de periode van 1 februari 2020 tot en met 26 februari 2021 met IMEI-nummer [IMEI-nummer] actief is geweest. [14] Door de inzet van de IMSI-catcher is bepaald dat het toestel zich op 20 augustus 2020 op de locatie [straat] in Amsterdam bevond waar [verdachte] op dat moment woonde. Het toestel maakte verder regelmatig gebruik van Cell-ID's die zijn gevestigd op [straat] in Amsterdam. [15] Deze mastlocatie is gelegen in de nabije omgeving van [straat] in Amsterdam, namelijk op 550 meter afstand. [16] Uit de locatiegegevens van het toestel kwam naar voren dat deze zich in het buitenland heeft bevonden en dat de gebruiker op 9 mei 2020 per vliegtuig naar Nederland is gereisd vanuit Bogota (Colombia). [verdachte] zat volgens de passagierslijst aan boord van deze vlucht. [17] Uit de Cell-ID’s bleek daarnaast dat de gebruiker van Sky-ID [Sky-ID] van 26 februari 2020 tot en met 9 mei 2020 in het buitenland was. [18]
Ook de inhoud van de chats wijzen erop dat [verdachte] de gebruiker van dit Sky-ID moet zijn. Uit de inhoud van de chats volgt namelijk dat de gebruiker van Sky-ID [Sky-ID] op
21 februari 2020 door een tegenaccount werd gefeliciteerd met zijn verjaardag en [verdachte] is op 21 februari geboren. Daarnaast was in meer chats het gebruik van specifiek geschreven woorden hetzelfde namelijk: 'topper', 'faka', 'butt', 'difficault', 'somhing', 'Dime', 'Watsgaande', 'v', 'gwn', 'Hveel', 'Gm' en 'Neeman'. [19] Dit duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat de gebruiker van Sky-ID [Sky-ID] dezelfde persoon betrof.
Conclusie
Op grond van al het voorgaande, in onderling samenhang bezien, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat [verdachte] de enige gebruiker is geweest van Sky-ID [Sky-ID] . De rechtbank zal de gebruiker van Sky-ID [Sky-ID] daarom hierna aanduiden als [verdachte] .
De gebruikers van andere Sky-ID’s
Hierna volgen - voor zover relevant bij de beoordeling van de aan [verdachte] tenlastegelegde feiten - de bewijsmiddelen, overwegingen en conclusies van de rechtbank met betrekking tot de identificatie van de gebruikers van andere in het dossier vermelde Sky-ID’s.
Identificatie van Sky-ID’s [Sky-ID] en [Sky-ID]
Met betrekking tot de identiteit van de gebruiker van Sky-ID’s [Sky-ID] en [Sky-ID] stelt de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Sky-ID [Sky-ID]
In een ander strafrechtelijk onderzoek is middels een IMSI-catcher vastgesteld dat het
IMEI-nummer [IMEI-nummer] vermoedelijk in gebruik was bij [medeverdachte] . Uit de beschikbare metadata blijkt dat Sky-ID [Sky-ID] aan dit IMEI-nummer gekoppeld en actief is geweest in de periode van 8 januari 2020 tot en met 22 augustus 2020. [20] Het toestel maakte in de periode van januari 2020 en juni 2020 het meeste gebruik van een Cell-ID in de nabije omgeving van [straat] in Amsterdam. Deze mastlocatie ligt op 800 meter afstand van het adres waar [medeverdachte] op dat moment stond ingeschreven. [21] Van het IMEI-nummer werden verder de verkeersgegevens verstrekt. Daaruit bleek dat de gebruiker van dit IMEI-nummer waarschijnlijk passagier is geweest op de vlucht op 10 juli 2020 van Amsterdam naar de Verenigde Arabische Emiraten. Uit de opgevraagde en verkregen passagierslijst bleek dat [medeverdachte] op deze vlucht heeft gezeten. [22] Ook blijkt uit de historische APN-gegevens die zijn opgevraagd in een ander onderzoek dat het toestel tot 10 juli 2020 registraties in Nederland heeft en vanaf 10 juli 2020 tot 23 augustus 2020 (de einddatum van het account) alleen gebruik maakte van Cell-ID’s gevestigd in de Verenigde Arabische Emiraten. [medeverdachte] heeft zichzelf vanaf 1 augustus 2020 ook uitgeschreven in Nederland en heeft daarbij de Verenigde Arabische Emiraten opgegeven als land van verblijf. [23]
Verder is [medeverdachte] op 8 juni 2020 in een ander strafrechtelijk onderzoek geobserveerd en toen is gezien dat hij onder andere de tabakswinkel [tabakswinkel] ingaat (met de vennoot van deze tabakswinkel) aan de [straat] in Amsterdam. [24] Tijdens deze observatie werd gebruik gemaakt van een IMSI-catcher meting waaruit het IMEI-nummer [IMEI-nummer] naar voren kwam. [25]
Ook uit de inhoud van de chats blijkt dat [medeverdachte] de gebruiker moet zijn van Sky-ID [Sky-ID] . Op 4 juli 2020 geeft [Sky-ID] namelijk aan dat ‘kleine’ die dag jarig is, waarbij hij een foto stuurt van een kinderfeest. Uit onderzoek blijkt dat [medeverdachte] een zoontje heeft dat geboren is op 4 juli 2018. [26] Ook deelt [Sky-ID] op 14 juli 2020 het adres ‘ [adres] ’ en stuurt vervolgens ‘bij me broertje’. Uit onderzoek blijkt dat de ouders en drie broers van [medeverdachte] op dat adres wonen. [27] Ten slotte blijkt uit de chat van 9 juli 2020 dat [Sky-ID] aangeeft dat hij een vlucht heeft geboekt en dat hij een rijbewijs moest ophalen ‘in de ochtend’ bij de Amsterdamse Poort. [28] Na onderzoek bleek dat [medeverdachte] op 8 juli 2020 middels een spoedaanvraag een rijbewijs heeft aangevraagd die hij vervolgens op 10 juli 2020 heeft opgehaald bij het stadsdeelkantoor te Amsterdam-Zuidoost. [29]
Sky-ID [Sky-ID]
Uit onderzoek blijkt dat op 26 juli 2020 (28 dagen na de einddatum van Sky-ID [Sky-ID] ) het Sky-ID [Sky-ID] is aangemaakt dat vervolgens tot en met 16 januari 2021 actief is. Tussen de voornoemde Sky-ID’s komen 93 contacten overeen, waarbij vijf van de tien topcontacten (
de rechtbank begrijpt van de meest gebruikte contacten)ook overeenkomen. Verder komt ook de gebruikersnaam “ [gebruikersnaam] ” overeen.
Uit de historische APN-gegevens uit een ander strafrechtelijk onderzoek is gebleken dat gedurende de actieve periode van het laatstgenoemde Sky-ID (26 juli 2020 tot en met 16 januari 2021) uitsluitend gebruik werd gemaakt van Cell-ID’s in de Verenigde Arabische Emiraten. [30] De rechtbank neemt verder ook in aanmerking dat uit Sky-ECC berichten blijkt dat [Sky-ID] op 24 juli 2020 aan een tegenaccount aangeeft een nieuwe ‘Sky’ (
de rechtbank begrijpt: Sky-ID) nodig te hebben omdat zijn Sky-ID in een ander dossier naar voren is gekomen. Vervolgens blijkt uit chatgesprekken dat [Sky-ID] op 7 augustus 2020 naar een tegenaccount stuurt ‘
Add my new Sky [Sky-ID]’. [31]
Gelet op de opvolgende perioden van gebruik van de accounts, de hoeveelheid aan overeenkomstige contacten, overeenkomende topcontacten, overeenkomstige locatie (Verenigde Arabische Emiraten) en de overeenkomende gebruikersnaam stelt te rechtbank vast dat Sky ID [Sky-ID] een opvolgend account is geweest van Sky ID [Sky-ID] .
Conclusie
Gelet op al het voorgaande, in onderling samenhang bezien, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat [medeverdachte] de enige gebruiker is geweest van Sky-ID’s [Sky-ID] en [Sky-ID] en zal zij de gebruiker van deze Sky-ID’s hierna daarom aanduiden als [medeverdachte] .
Identificatie van Sky-ID’s [Sky-ID] en [Sky-ID]
Nadat [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat [slachtoffer 2] achter de dreiging op hem zat, is er nader onderzoek gedaan naar of een [slachtoffer 2] ook gebruik maakte van de dienst [bedrijf] . Hieruit kwam een aantal Sky-ID’s naar voren die mogelijk in gebruik waren bij [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), waaronder Sky-ID’s [Sky-ID] en [Sky-ID] . De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast met betrekking tot de identiteit van de gebruiker van deze Sky-ID’s.
Sky-ID [Sky-ID]
Uit de metadata blijkt dat de actieve periode van het Sky-ID [Sky-ID] van 2 mei 2020 tot en met 10 november 2020 is. [32] Dit Sky-ID is gekoppeld aan drie IMEI-nummers, waaronder
- voor zover relevant in deze zaak - het nummer [IMEI-nummer] . Uit onderzoek naar de wachtwoorden blijkt dat een van de wachtwoorden een verwijzing is naar de moeder van [slachtoffer 2] . [33] Daarnaast blijkt uit onderzoek naar de meest gebruikte Cell-ID’s dat [Sky-ID] regelmatig verbleef in Amsterdam, in de omgeving van de [straat] en [straat] . Blijkens de Gemeentelijke Basis Administratie staat [slachtoffer 2] sinds 27 mei 2022 geregistreerd als niet-ingezetene en stond hij in de periode daarvoor ingeschreven op het adres [BRP-adres] . Zijn ouders staan ingeschreven op de [BRP-adres] . Uit politieregistraties komt naar voren dat [slachtoffer 2] regelmatig in Amsterdam is en ook wel eens bij zijn ouders slaapt. Op 16 van de 164 dagen en in vier van de 160 nachten werden Cell-ID's aangeslagen op een locatie van 760 meter afstand van het huis van de ouders van [slachtoffer 2] . [34]
Verder kwam de politie op 19 oktober 2020 in verband met geluidsoverlast naar de [straat] in Amsterdam. [slachtoffer 2] deed daar de deur open. De telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer] werd die nacht 2.500 meter verderop gebruikt. Ook een aanwijzing dat dit Sky-ID in gebruik was bij [slachtoffer 2] , omdat het een open gebied met water betreft. Op 29 oktober 2020 om 9:45 uur pleegde [slachtoffer 2] een snelheidsovertreding op de A1 bij Muiderberg. Hij werd hierbij staande gehouden. De telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer] gebruikte die dag om 10:52 uur een Cell-ID op de Klein Merwede in Diemen. Dit is langs de A9, nabij knooppunt A1/A9 Diemen. [35]
Sky-ID [Sky-ID]
Op 10 november 2020 (de einddatum van Sky-ID [Sky-ID] ) wordt Sky-ID [Sky-ID] aangemaakt die vervolgens actief is tot en met 8 maart 2021. [36] Aan dit Sky-ID zijn drie IMEI-nummers gekoppeld, namelijk: [IMEI-nummer] , [IMEI-nummer] en [IMEI-nummer] . Uit nader onderzoek naar Sky-ID [Sky-ID] blijkt dat het wachtwoord een verwijzing betreft naar de vader van [slachtoffer 2] . [37] Ook straalt de telefoon opnieuw het meeste aan bij Cell-ID’s gelegen op de locatie [straat] en de [straat] te Amsterdam. Daarnaast straalt gedeeltelijk het Cell-ID op de locatie [straat] in [plaatsnaam] aan, dit is op ongeveer 760 meter van het adres van de ouders van [slachtoffer 2] . [38] Verder blijkt uit onderzoek naar de APN-gegevens en de passagierslijsten van diverse vluchten dat de gebruiker van de telefoon met IMEI-nummers [IMEI-nummer] en [IMEI-nummer] passagier is geweest op genoemde vluchten en dat [slachtoffer 2] de enige persoon was die op alle vluchten als passagier vermeld stond. [39] Verder is [slachtoffer 2] op 6 maart 2021 op de Azurietkade in Leiden door de politie gezien, waarbij hij aan de politie heeft verteld dat hij bij zijn ouders zou gaan slapen. Volgens de APN-gegevens gebruikte de telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer]
(de rechtbank begrijpt [IMEI-nummer] )op 6 maart 2021 om 7:57 uur wederom de Cell-ID’s op de [straat] in [plaatsnaam] . [40]
Ten slotte blijkt ook uit de inhoud van de chats dat [slachtoffer 2] de gebruiker moet zijn van [Sky-ID] omdat hij daarin schrijft dat hij een paar jaar geleden bij een
ripdealis neergeschoten en gestoken. Dit wordt bevestigd door de registraties in de politiesystemen, waaruit blijkt dat [slachtoffer 2] op 18 november 2017 is neergeschoten en gestoken. Ook volgt hieruit dat [slachtoffer 1] een van de verdachten was bij dit incident. [41]
Vanwege de overeenkomstige gebruikersnaam, de actieve periodes van de Sky-ID’s waarbij de accounts elkaar opvolgen, de overeenkomende contacten en de meest gebruikte Cell-ID’s, gaat de rechtbank uit dat Sky-ID’s [Sky-ID] en [Sky-ID] in gebruik waren bij dezelfde persoon. [42]
Conclusie
Gelet op het voorgaande, in onderling samenhang bezien, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat [slachtoffer 2] de enige gebruiker is geweest van Sky-ID’s [Sky-ID] en [Sky-ID] . De rechtbank zal de gebruiker van deze Sky-ID’s hierna daarom aanduiden als [slachtoffer 2] .
Geen identificatie van Sky-ID [Sky-ID]
Uit het dossier komt ook Sky-ID [Sky-ID] naar voren. De gebruiker van dit Sky-ID is niet geïdentificeerd. De rechtbank zal dan ook dit Sky-ID aanduiden als de gebruiker van [Sky-ID] of [Sky-ID] .
4.3.1.3 Inhoud van de [bedrijf] -berichten
De rechtbank zal behoedzaamheid betrachten bij de beoordeling van de inhoud en bewijswaarde van de chats omdat zij niet de beschikking heeft over alle [bedrijf] -berichten en de weergave van de chats mogelijk niet compleet is. Dit geldt voor alle feiten op de tenlastelegging waar het gaat om de interpretatie en waardering van de relevante chats.
De rechtbank zal hierbij ook het chronologische verloop van de chats in aanmerking nemen. Daarbij merkt de rechtbank op dat in de processen-verbaal waarin de inhoud van [bedrijf] -gesprekken is opgenomen, de tijdstippen van de berichten in UTC zijn weergegeven. In het vonnis zijn in alle zaken en voor alle feiten deze tijdstippen gecorrigeerd en is het werkelijke Nederlandse tijdstip vermeld (UTC+1 bij wintertijd en UTC+2 bij zomertijd).
De [bedrijf] -berichten
Op 1 november 2020 bericht [slachtoffer 2] aan [medeverdachte] : dat hij
‘die hoerenkind van east in mocro zag’(
de rechtbank begrijpt dat met mocro Marokko wordt bedoeld) en hem eergisteren heeft gebeukt
‘hier’in een restaurant en dat zijn mensen ertussen kwamen. Hij stuurt vervolgens:
‘Hij wil uitpraten hij a helemaal gek. Is hier al paar maanden hoor ik. Maar bro ik ga gas geven op ze moer heb m daarna aan tel gesproken hij wil nog steeds ze3ma spelen alsof hij zelf erin is geluisd en goed maken die man is mapampan high ofzo dat hij denkt dus ga effe gas geven op die olo van z'n sisa northside. Dat mogen amangs gaan doen zsm. En ik ga ze moer hier in mocro of laten lokaliseren en open snijden of bajes in.
[43]
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer 1] gaat de rechtbank ervan uit dat hier over [slachtoffer 1] wordt gesproken. [slachtoffer 1] verbleef immers in Amsterdam Oost. Dit bericht ondersteunt de verklaring van [slachtoffer 1] dat hij in oktober 2020 in Marokko een confrontatie met [slachtoffer 2] heeft gehad en dat hij tevergeefs heeft geprobeerd iets goed te maken. Uit de rest van het gesprek volgt dat [slachtoffer 2] inderdaad nog een appeltje met [slachtoffer 1] had te schillen. Dat aan het conflict tussen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] de
ripdealten grondslag ligt, zoals [slachtoffer 1] heeft verklaard, wordt ondersteund door het volgende. [slachtoffer 2] stuurt op 7 december 2020 het volgende bericht:
‘Mr ik ben gestoken en geschoten paar jaar geleden toch bij ripdeal was bijna er geweest scheelde haartje’. [44]
Zoals hierboven al is overwogen, blijkt ook uit de politiesystemen dat [slachtoffer 2] op
18 november 2017 was beschoten en gestoken en dat [slachtoffer 1] een van de verdachten was in deze zaak.
Uit de hierna genoemde onderschepte [bedrijf] -berichten komt verder het volgende naar voren.
Op 22 juli 2020 stuurt [medeverdachte] aan [verdachte] de volgende berichten:
‘Broer alles goed. Heb je boys die misg een klus willen doen. Een vieze rat uit oost moet ik straffen. Heb meer voor ze. (…) Enkel Neef. Wat willen ze is een kleine kk rat. Doe een voorstel. Is een viezerik kleine rat broer. Hij is op vaste spots. Daarna heb ik meer voor ze. 20 voor een kleine rat. (…) Dankjewel broer.’ [45]
Hieruit volgt dat [medeverdachte] van een ander of anderen de opdracht heeft om iemand uit oost
(de rechtbank begrijpt: Amsterdam Oost)te straffen.
Ongeveer een uur na het bovenstaande gesprek tussen [medeverdachte] en [verdachte] stuurt [verdachte] de gebruiker van Sky-ID [Sky-ID] :
‘Broer heb je werkers. Voor klusjes. Beentjes etc.
[Sky-ID] reageert hierop:
‘Wat schijft(
de rechtbank begrijpt: schuift)
het ahahah. Heb sowieso wel wat. Wat moet gefixt worden. 15k voor ze benen alleen? Wat is die nam (de rechtbank begrijpt: naam). Voor af pay? (…) Maar geef ff juiste info. Wie welke buurt etc etc. Oke en is het zeker zeker? Want wil hem niet zomaar bedrag en klusje geven. (...) Dus alleen in ze been betaal je 15. Ik geef die man 10.’[verdachte] reageert daarop:
‘Ja die man betaald me 15 uit snap je. (…) Uhm ik geef je vandaag. Signaal voor wnr.’[Sky-ID] stuurt vervolgens:
‘Zeg niks meer. Maar je moet wel duidelijke info geven.(…)
Is akkoord bro. Die man is ready ready. Maar hij vraagt of hij alles zelf moet regelen wagen en gereedschap. Of is dat al geregeld.’ [46]
Uit dit gesprek leidt de rechtbank af dat € 15.000,- wordt gevraagd voor het schieten op de benen van de persoon die moet worden gestraft en dat [Sky-ID] € 5.000,- voor zichzelf houdt en € 10.000,- aan de uitvoerder geeft, die er klaar voor is.
Wie is de persoon die moet worden gestraft?
Op 23 juli 2020 stuurt [medeverdachte] [verdachte] deze berichten:
‘GM broer. Goed en met jou (…) Ik wacht alleen op foto. Yes al die info ga ik regelen. (…) Heb jongen al erop gezet voor info en al (…)’.Later die dag verstuurt [medeverdachte] aan [verdachte] eerst een foto van [slachtoffer 1] en daarna een bladzijde van twee verblijfadressen van [slachtoffer 1] met daarbij:
‘Hij is meestal daar bij die eerste adres(
de rechtbank: [straat] in Amsterdam Oost)
. Ik had iemand in marchause maar die werk even niet. Deze was in dossier. Oke broer top. Laat maar weten wnr of ik zie het wel hahah.’Om 23:49 uur stuurt [medeverdachte] vervolgens nog:
‘hij heb me broeder genaaid en gepopt.’ [47]
Op 24 juli 2020 stuurt [verdachte] aan [Sky-ID] :
‘Broer die man is even zoeken man ze proberen hem te lokaliseren.’[Sky-ID] reageert hierop:
‘Iscool broer zeg niks meer. Maar hoe wou je die betaling doen. Hoe krijgt die andere ze pap.
[verdachte] zegt hierop vervolgens
‘Gwn direct. Beetje voor probeer ik te regelen. Daarna der rest.’[Sky-ID] stuurt daarop:
‘Oke. Laat me weten hy is ready.’ [48]
Op 27 juli 2020 stuurt [medeverdachte] aan [verdachte] de volgende berichten: ‘
Gaan ze die ding snel doen neef. Heb gelijk erna een nieuwe pieuw pieuw voor je en pap broer. (….) Hij is nu duitsland maar denk vandaag wel terug’.Later die avond stuurt [medeverdachte] :
‘Die rat is nu in [café] osdorp. [adres] . Broer als nu kan top. Kijk een boy is op uitkijk. Dus hij zegt me tot wanneer die daar is. Ik ga je later zeggen wat ze kk moeder heb geflikt. (…) 5K al ready zijn. Ik doe me best broer want normaal altijd kleine aanbetaling. Komt goed broer morgen regel ik het.’ [49]
Op 28 juli 2020 stuurt [medeverdachte] naar [verdachte] :
‘Je kan bij hem oakken(
de rechtbank begrijpt: pakken)
vanavond(…)
Heb jongen al getext wacht op ze antwoord. Dat hij de pap kan geven. 5 moet zeker lukken broer. Pak jij dan zelf aan? Ik wacht op antwoord zoiezo vandaag. Hij reageer nog niet die kk hond. Dus ik rijd naar [tabakswinkel] . Haal daar op 5K. Sigarenboer. [tabakswinkel] . Die is nu dicht winkel. Als je ijburg ben bel me. Ja appen broer op deze. (…) Sta je voor [tabakswinkel] . Broer. Voor [tabakswinkel] tabakzaak. Check google aub. Welke waggie neef. (…) Spotter is loesoes.’ [50]
Uit de gesprekken blijkt dat [slachtoffer 1] de persoon uit Oost is die moet worden gestraft, dat nadere informatie over zijn verblijfplaats moet worden ingewonnen en doorgegeven. Ook volgt uit de berichten dat daadwerkelijk een aanbetaling is gedaan van ‘5 K’ voor de klus en dat dat geld bij [tabakswinkel] op IJburg is opgehaald. De rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat “pap” geld betekent en dat als er een “k” achter een getal wordt genoemd, hiermee duizend wordt bedoeld. De rechtbank begrijpt dus dat er € 5.000,- (5K) is betaald. De rechtbank vindt in dit verband relevant dat [medeverdachte] al eerder in een ander onderzoek (zoals hierboven beschreven) op 8 juni 2020 tijdens een observatie is gezien bij [tabakswinkel] op IJburg samen met de vennoot van deze zaak. [51]
Op 5 augustus 2020 stuurt [medeverdachte] naar [verdachte] het volgende bericht:
‘Nee gwn shortcut broer. Hoeft niet te vies. Gwn bossen die ding broer.’ [52] Op 18 augustus om 2020 stuurt [medeverdachte] naar [verdachte] :
‘Hij zag hem laatst nog. Gisteren dacht ik in west. Ik ga sporten (de rechtbank begrijpt: spotter) vragen vandaag.’ [53]
De rechtbank maakt uit deze berichten op dat de opdracht voor het straffen van [slachtoffer 1] nog steeds geldt.
In de nacht van 22 op 23 augustus 2020 vindt vervolgens opnieuw communicatie plaats tussen [medeverdachte] en [verdachte] . Op 23 augustus 2020 om 00:22 uur stuurt [medeverdachte] :
‘Wat us er gebeurd. (...) shitt. meen je niet. dit word nieuws he? nee maar is er scotoe bij? nee even wachten. kijken hoe dit nu even afloopt. of geen nieuws ofzo word.’ [54]
4.3.1.4 Bewijsoverwegingen feit 1
De rechtbank overweegt dat voornoemde bewijsmiddelen betrekking hebben op [verdachte] , [medeverdachte] , [slachtoffer 2] en de gebruiker van [Sky-ID] . De rechtbank stelt tegen de achtergrond van wat hiervoor is uiteengezet verder het volgende vast.
Wat is er gebeurd op 22 augustus 2020?
De raadsman heeft aangevoerd dat de eerste verklaringen van [slachtoffer 1] niet meer betrouwbaar zijn nu [slachtoffer 1] recent is teruggekomen op deze verklaringen. Gelet daarop kan volgens hem niet worden vastgesteld dat er op 22 augustus 2020 op [slachtoffer 1] is geprobeerd te schieten. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
De eerste lezing van het gebeuren van [slachtoffer 1] is zijn 112 melding die rond
22 augustus 2020 omstreeks 23:30 uur heeft plaatsgevonden. [slachtoffer 1] heeft het er in dit gesprek maar ook in zijn aangifte van 23 augustus 2020 gedetailleerd over dat een man op hem kwam afgelopen en dat deze man een vuurwapen in zijn hand had. De man richtte vervolgens op twee meter afstand het vuurwapen op zijn bovenlichaam. Hij hoorde dat de trekker drie keer werd overgehaald (hij hoorde namelijk ‘tikke tikke tikke’), maar er volgde er geen schot. Ook zag hij dat de man vervolgens de slede van het vuurwapen naar achteren haalde.
In zijn aangifte en latere verklaringen bij de politie en rechter-commissaris verklaart [slachtoffer 1] over de mogelijke aanleiding van het incident, namelijk een mislukte
ripdealop IJburg waarbij [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ) het slachtoffer was. [slachtoffer 1] verklaart ook dat hij niet zou hebben geweten van (het voornemen van) deze
ripdealen dat [slachtoffer 2] degene is die de dreiging op zijn leven vormt. Dat [slachtoffer 1] als verdachte betrokken is geweest bij een
ripdeal, wordt, zoals hiervoor is overwogen, ondersteund door de [bedrijf] -berichten en het politiedossier. Ook heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij in oktober 2020 in Marokko was en hij daar [slachtoffer 2] was tegengekomen in een restaurant en zij toen hebben gevochten. Hij heeft daarnaast verklaard dat hij probeerde om het goed te maken met [slachtoffer 2] . De verklaring van [slachtoffer 1] over de vechtpartij in Marokko en dat hij het met [slachtoffer 2] goed wilde maken, vindt ondersteuning in de hiervoor genoemde chatberichten die [slachtoffer 2] op 1 november 2020 aan [medeverdachte] stuurt.
Verder wordt de verklaring van [slachtoffer 1] dat hij het café ‘ [café] ’ is binnen gerend ondersteund door de camerabeelden die de rechtbank hierboven heeft besproken.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de eerste verklaringen van [slachtoffer 1] , op 23 augustus 2020, 8 september 2021 en 13 juli 2021 afgelegd, betrouwbaar zijn. Deze verklaringen zijn op al die momenten gedetailleerd en consistent geweest en worden bovendien op verschillende punten ondersteund door de 112-melding en de chats in het dossier. De rechtbank gaat dan ook uit van genoemde verklaringen van [slachtoffer 1] . De rechtbank gaat niet uit van de verklaring die [slachtoffer 1] in januari 2025 bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. Niet alleen is deze verklaring bijna vijf jaar na het feit afgelegd, maar deze verklaring staat ook haaks op wat zich verder in het dossier bevindt.
Hoewel er geen wapen is aangetroffen of op camerabeelden is te zien, stelt de rechtbank op basis van de hiervoor genoemde melding en verklaringen van [slachtoffer 1] over het zien van het vuurwapen, de ‘klikgeluiden’ die hij heeft gehoord bij het overhalen van de trekker, de verklaring dat de schutter vervolgens de slede van het vuurwapen naar achteren haalde en de inhoud van de chats, vast dat het gaat om een vuurwapen.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
Voorwaardelijk verzoek raadsman
De raadsman heeft aan de rechtbank een voorwaardelijk verzoek gedaan om het onderzoek ter terechtzitting te heropenen in het geval de rechtbank in haar bewijsconstructie gebruik zou maken van het deel van de verklaring van [slachtoffer 1] dat hij van iemand gehoord zou hebben dat hij ‘een engeltje op zijn schouder had’. [slachtoffer 1] zou dan op de zitting verplicht moeten worden om de gegevens van de getuige te verstrekken die dit aan hem zou hebben gezegd zodat de verdediging deze getuige ook kan horen. Nu de rechtbank dit deel van de verklaring van [slachtoffer 1] niet voor de bewijsconstructie zal gebruiken, behoeft dit voorwaardelijke verzoek geen verdere bespreking.
De rechtbank concludeert op basis van de 112-melding en verklaringen van [slachtoffer 1] dat een onbekend gebleven schutter in de avond van 22 augustus 2020 heeft geprobeerd een aantal keren op [slachtoffer 1] te schieten met een vuurwapen en dat het wapen daarbij weigerde.
Poging tot moord of poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade?
De rechtbank zal vervolgens de vraag moeten beantwoorden of sprake is van een poging tot moord of poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade.
De rechtbank begrijpt uit de [bedrijf] -berichten dat [slachtoffer 1] gestraft moest worden door op hem te schieten. In de berichten wordt namelijk gesproken over: ‘gaan ze die ding snel doen’ en ‘gelijk erna heb ik een nieuwe pieuw pieuw voor je en pap broer’. Naar het oordeel van de rechtbank kan ‘pieuw pieuw’ moeilijk wat anders betekenen dan schieten. Ook komt uit de berichten naar voren dat er op de benen van [slachtoffer 1] moest worden geschoten. Naar het oordeel van de rechtbank passen deze omstandigheden bij een ernstig delict zoals een voorgenomen zware mishandeling waarbij op het beoogde slachtoffer met een vuurwapen wordt geschoten.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank in de hiervoor genoemde omstandigheden niet dat sprake was van een levensdelict nu - zeker gelet op de voorzichtigheid waarmee de rechtbank de (onvolledige) chats duidt - de berichten daarvoor onvoldoende ondersteuning bieden. In de berichten wordt namelijk niet gesproken over dat [slachtoffer 1] dood moest of dat [slachtoffer 1] bijvoorbeeld moest ‘gaan slapen’. Daarbij komt dat het schieten op de benen niet zonder meer voldoende is voor de opzet op de dood, ook niet in voorwaardelijke zin. De rechtbank zal [verdachte] dan ook voor dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte] en hun medeverdachten opzet hebben gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] . [medeverdachte] had immers contact met [slachtoffer 2] en voerde ook gesprekken met [verdachte] die op zijn beurt de klus weer doorzette naar [Sky-ID] . Dat duidt erop dat zowel [medeverdachte] als [verdachte] wisten wat de bedoeling was, namelijk het beschieten van de benen van [slachtoffer 1] en dat dat was om hem te straffen.
In zijn algemeenheid kan worden aangenomen dat schieten op benen tot gevolg kan hebben dat de benen worden geraakt en dat [slachtoffer 1] als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel oploopt en dat de schutter de kans op het ontstaan van dit lichamelijke letsel heeft aanvaard toen deze het vuurwapen afschoot richting [slachtoffer 1] .
Wat betreft het onderdeel ‘voorbedachten rade’ oordeelt de rechtbank dat uit het voorgaande blijkt dat [medeverdachte] en [verdachte] en hun medeverdachten het vooropgezette plan hadden [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat [medeverdachte] en [verdachte] vóór de uitvoering van de (poging tot) zware mishandeling hebben nagedacht over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad en dat zij zich daarvan daadwerkelijk rekenschap hebben gegeven. Dit volgt ook uit de relatief lange periode waarin in verscheidene chats wordt gesproken over dit plan, het traceren van het beoogde slachtoffer ( [slachtoffer 1] ) en de betaling voor de uitvoering van het plan. Hieruit volgt dat de beschieting niet van de ene op de andere dag is gepland. Verder is niet gebleken van contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachten rade in de weg staan.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande de opzet op een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade bewezen.
Wat is de rol van [verdachte] en [medeverdachte] ?
Ook voor de beoordeling van de rol van [verdachte] en [medeverdachte] is het geheel van feiten en omstandigheden, zoals hiervoor uiteengezet, relevant. De rechtbank leidt uit de berichten tussen [verdachte] , [medeverdachte] , [slachtoffer 2] en [Sky-ID] het volgende af.
Uit de berichten blijkt dat de opdracht om [slachtoffer 1] te straffen van [slachtoffer 2] komt. [slachtoffer 2] heeft de opdracht om [slachtoffer 1] te straffen uitgezet bij [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft deze klus aangenomen en verder gecoördineerd vanuit de Verenigde Arabische Emiraten. Voor de verdere uitvoering daarvan in Nederland heeft hij [verdachte] ingeschakeld. Hij stuurde [verdachte] twee afbeeldingen die afkomstig waren uit het politiedossier van het onderzoek 13Harlow [55] , met daarop een foto en adresgegevens van [slachtoffer 1] en deelde daarbij de informatie op welk adres hij het meest verbleef. Daarnaast regelde [medeverdachte] ook de (aan)betalingen in Nederland en een spotter.
[verdachte] trad op zijn beurt op als tussenpersoon en heeft voor degene(n) die de klus moest(en) klaren contact gezocht met [Sky-ID] . Hoewel de tegenberichten van [verdachte] aan [medeverdachte] niet zijn ontsleuteld, stelt de rechtbank vast dat de schutter ervan op de hoogte was waar [slachtoffer 1] verbleef (als gezegd de [straat] in Amsterdam) en hoe hij er uitzag. De schutter wachtte uiteindelijk [slachtoffer 1] op bij het adres waar hij volgens de opgave van [medeverdachte] het meeste verbleef, zoals gezegd de [straat] in Amsterdam Oost. Omdat Joethan in Nederland voor de uitvoering van de klus kennelijk het enige contact was van [medeverdachte] , kan het dan ook niet anders dan dat [verdachte] de foto en adresgegevens van [slachtoffer 1] heeft doorgespeeld naar de uitvoerder(s).
Verder besprak [medeverdachte] de prijs van de handelingen, de aanbetaling daarvoor, de plaats waar het geld aan [verdachte] werd betaald, wanneer het moest gebeuren en had hij contact met de spotter. [medeverdachte] had daarmee een actieve rol bij het uitzetten van de opdracht.
Dat ook [verdachte] al die tijd betrokken is geweest bij het klaren van de klus blijkt uit het feit dat hij met [Sky-ID] contact heeft over welke prijs en wat de uitvoerder zelf regelt en uit de berichten die [medeverdachte] hem nog geen half uur na de 112-melding door [slachtoffer 1] op
23 augustus 2020 om 00.22 uur stuurt:
‘wat us er gebeurd’. Shitt. Meen je niet. Dit word nieuws he? Nee maar is er scotoe bij? Nee even wachten. Kijken hoe dit nu even afloopt. Of geen nieuws ofzo word.’[verdachte] was kennelijk op de hoogte van wat er die avond was gebeurd en had daarover die nacht contact met [medeverdachte] .
Beoordeling feit 1 primair
De rechtbank van oordeel dat [verdachte] met zijn handelingen een onvoldoende wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade op [slachtoffer 1] om te kunnen spreken van medeplegen zoals tenlastegelegd onder 1 primair. Het volgende is hiervoor van belang.
Hoewel [medeverdachte] de opdracht om [slachtoffer 1] te straffen heeft uitgezet bij [verdachte] en [verdachte] vervolgens de opdracht weer heeft uitgezet bij [Sky-ID] , is onbekend gebleven wie de schutter is geweest en hoe hij de opdracht heeft gekregen. Uit het op 23 augustus 2020 gevoerde gesprek dat een half uur na de 112-melding van [slachtoffer 1] tussen [medeverdachte] en [verdachte] heeft plaatsgevonden, is onvoldoende op te maken in hoeverre zij betrokken zijn geweest bij de daadwerkelijke uitvoering van die opdracht. Tussen [verdachte] en [Sky-ID] zijn namelijk alleen [bedrijf] -berichten van 22 juli 2020 en 4 augustus 2020 bekend. De feitelijke handelingen van zowel [verdachte] als [medeverdachte] zijn gericht geweest op het uitzetten van de opdracht om [slachtoffer 1] wat aan te doen, maar van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen van de uitvoering van de opdracht zelf. De rechtbank zal gelet hierop [verdachte] vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Beoordeling feit 1 subsidiair
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het aan [verdachte] (en [medeverdachte] ) onder 1 subsidiair tenlastegelegde en overweegt hierover het volgende.
Juridisch kader uitlokken
Om te kunnen spreken van (strafbare) uitlokking, dient te worden voldaan aan de volgende vereisten:
(1) de uitlokker moet willen dat een specifiek strafbaar feit wordt gepleegd en dat een ander dat gaat doen, hij moet met andere woorden zowel opzet hebben op het uitlokken als op het strafbare feit dat hij of zij uitlokt (dubbel opzet),
(2) hij of zij moet die ander op het idee brengen (aanzetten) het strafbare feit te begaan,
(3) de uitlokker moet gebruik maken van een of meer uitlokkingsmiddelen,
(4) het uitgelokte delict moet zijn gevolgd en
(5) degene die is uitgelokt, moet strafbaar zijn.
De rechtbank stelt voorop dat voor het bewijs van uitlokking niet is vereist dat de uitlokker en de uitgelokte elkaar kennen of rechtstreeks contact hebben gehad. Uitlokking kan ook via een tussenpersoon plaatsvinden.
Zoals hiervoor overwogen volgt uit het dossier dat [medeverdachte] en [verdachte] niet fysiek betrokken zijn geweest bij de poging tot zware mishandeling op [slachtoffer 1] , maar wel dat zij ervoor hebben gezorgd dat deze plaats kon vinden. De bedoeling van de uitwisseling van de afbeelding en persoons- en adresgegevens van [slachtoffer 1] was duidelijk: hij moest worden gelokaliseerd en gestraft (door op de benen van [slachtoffer 1] te schieten). Van dubbel opzet is dan ook sprake (vereiste 1).
[verdachte] heeft vervolgens de gegevens van [slachtoffer 1] doorgespeeld aan de gebruiker van [Sky-ID] met het verzoek om iemand te zoeken voor het schieten op de benen te benaderen (vereiste 2).
Het versturen van de gegevens en foto van [slachtoffer 1] ziet de rechtbank als uitlokkingsmiddel om de schutter inlichtingen te verschaffen over het doelwit. Daarnaast volgt uit de [bedrijf] -gesprekken dat € 15.000,- wordt gevraagd voor de benen van [slachtoffer 1] en dat [Sky-ID] € 5.000,- voor zichzelf houdt en € 10.000,- aan de uitvoerder geeft, die er klaar voor is. Ook volgt uit de gesprekken dat [verdachte] de aanbetaling van € 5.000,- in ontvangst heeft genomen voor de schutter. De betaling beschouwt de rechtbank eveneens als uitlokkingsmiddel om de schutter over te halen het feit te plegen (vereiste 3). Daarbij komt dat het strafbare feit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, zoals hiervoor overwogen (vereiste 4).
De rechtbank ziet geen aanknopingspunt in het dossier om aan de strafbaarheid van de betrokken gebruiker van Sky-ID [Sky-ID] en de onbekend gebleven schutter te twijfelen (vereiste 5).
Hiermee is voldaan aan alle vijf vereisten voor een strafbare uitlokking en die acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen
De rechtbank stelt op grond van voorgaande vast dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] en hun medeverdachten. Zo hebben zij samen meermaals contact gehad met het doel om [slachtoffer 1] te lokaliseren en te straffen, waarbij [medeverdachte] aan [verdachte] en [verdachte] vervolgens aan de uitvoerders cruciale informatie over [slachtoffer 1] hebben doorgespeeld. Ook hebben zij samen de (aan)betaling van € 5.000,- geregeld voor de klus. Bovenstaande handelingen zijn zo belangrijk voor de afhandeling van het delict en [verdachte] en [medeverdachte] vormen zulke cruciale schakels in het geheel, dat de rechtbank concludeert dat [verdachte] en [medeverdachte] als medeplegers van de uitlokking van de poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade moeten worden beschouwd en dat het hen onder 1 subsidiair tenlastegelegde moet worden bewezen.
Alternatief scenario: is de opdracht door een andere partij uitgevoerd?
Uit de bewijsvoering volgt dat [verdachte] als medepleger bij de poging beschieting van [slachtoffer 1] op 22 augustus 2020 betrokken is geweest. De daarvoor redengevende feiten en omstandigheden voor die betrokkenheid zijn hiervoor al uiteengezet.
De verdediging heeft aangevoerd dat tussen de aanvang van de onsleutelde gesprekken op 22 juli 2020 en de 112-melding door [slachtoffer 1] op 22 augustus 2020 zoveel tijd is gelegen, dat het goed mogelijk is dat de opdracht uiteindelijk door een andere partij is uitgevoerd. Steun voor deze stelling vindt de verdediging in de omstandigheid dat in de weken voorafgaand aan het incident geen contacten hebben plaatsgevonden tussen [verdachte] en [medeverdachte] dan wel [verdachte] en de gebruiker van [Sky-ID] .
Deze lezing vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het dossier. Daarbij komt dat [verdachte] tegenover de redengevende feiten en omstandigheden geen ontzenuwende verklaring heeft afgelegd. [verdachte] heeft namelijk zowel in het vooronderzoek als op de zitting immers gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht.
Conclusie
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de schutter die op 22 augustus 2020 [slachtoffer 1] met een vuurwapen heeft proberen te beschieten door bemiddeling van onder anderen [verdachte] is ingeschakeld. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
4.3.1.5 Bewijsoverwegingen feit 2
Aan [verdachte] is onder 2 tenlastegelegd het medeplegen van voorbereiding van medeplegen van poging tot moord/zware mishandeling (met voorbedachten rade).
De rechtbank heeft in voorgaande paragrafen de feiten en omstandigheden vastgesteld waarop zij haar conclusie baseert van het medeplegen van uitlokking van de poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade op [slachtoffer 1] .
Voor de vraag of het onder 2 aan [verdachte] tenlastegelegde kan worden bewezen, zal de rechtbank eerst het juridisch kader van de voorbereidingshandelingen bespreken. [56]
Juridisch kader voorbereidingshandelingen
Bij de beantwoording van de vraag of de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen zijn bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen of middelen bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen van de verdachte dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had. Voldoende is dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezen verklaarde gedragingen van de verdachte strekten ter voorbereiding van dat misdrijf en dat zijn opzet op het begaan daarvan was gericht.​
In de bewijslevering zijn dan ook een objectieve en een subjectieve component te onderscheiden. De objectieve component heeft betrekking op de bestemming van de voorwerpen die verdachte voorhanden heeft. Deze kan blijken uit de aard van de voorwerpen zelf of uit het samenstel van voorwerpen, bezien in hun onderlinge verband.
De te hanteren maatstaf daarbij is de uiterlijke verschijningsvorm. De subjectieve component heeft betrekking op de intentie van de verdachte. Het criminele karakter daarvan kan blijken uit verklaringen van hemzelf of van anderen of uit bewijsmiddelen die zijn drijfveren onthullen, zoals in onderhavige zaak de ontsleutelde [bedrijf] -gesprekken.
Deze beide aspecten in de bewijslevering zijn te onderscheiden maar niet te scheiden.
De interpretatie van objectieve gedragingen wordt ingevuld mede aan de hand van inzicht in intenties. De bedoelingen van de verdachte kunnen op hun beurt worden afgeleid uit gedrag. Daarbij past behoedzaamheid van de rechter, waarbij deze moet waken voor een te vergaande invulling. Naarmate meer inzicht bestaat in de intenties van de verdachte, wordt de beoordeling van de bestemming van gedragingen zoals het voorhanden hebben van voorwerpen, vergemakkelijkt. En omgekeerd kunnen de gedragingen van de verdachte of de voorwerpen waarover deze beschikt in hun onderlinge verband en samenhang een zodanige zeggingskracht hebben, dat de intenties min of meer duidelijk naar voren komen.
Het centrale begrip in het voorgaande is het misdadige doel dat de verdachte voor ogen heeft. In de rechtspraak wordt de maatstaf gehanteerd dat dit misdadige doel met voldoende bepaaldheid moet blijken. Bewezen moet worden dat de verdachte opzet heeft gehad op de bestemming (het beoogde gebruik) van de voorwerpen die hij voorhanden had. Daaronder is begrepen voorwaardelijk opzet, in die zin dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de gevolgen van het beoogde gebruik bewust heeft aanvaard. De verhouding tussen de intentie en het te plegen delict hoeft geen lineaire of directe te zijn, voldoende is dat de criminele gerichtheid vaststaat. Dat geldt ook voor het beoogde gebruik van de voorbereidingsmiddelen en voor de bedoelingen bij de verrichte voorbereidingshandelingen. Tot slot moet buiten redelijke twijfel zijn wat het karakter is van het gronddelict. De enkele intentie van de dader is niet voldoende voor strafbaarheid.
Verder biedt de delictsomschrijving van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht ruimte voor strafbare betrokkenheid bij voorbereidingshandelingen gericht op een delict dat door anderen dan degene die het voorbereidt, zal worden gepleegd. Dat blijkt ook uit de omstandigheid dat voorbereidingshandelingen tezamen en in vereniging kunnen worden gepleegd terwijl de intentie is dat het beoogde gronddelict door één dader zal worden uitgevoerd. Daarmee wordt de vereiste intensiteit van het door de rechter vast te stellen verband tussen voorbereiding en gronddelict verder gerelativeerd. Het gaat om beantwoording van de vraag of de verdachte een actueel en reëel risico op voltooiing van het beoogde delict in het leven heeft geroepen, waarbij hij de realisatie van dat gevolg op zijn minst op de koop toe heeft genomen.
Zoals gezegd, is in deze zaak het medeplegen van voorbereidingshandelingen tenlastegelegd. Deze deelnemingsvorm vereist een bewuste en nauwe samenwerking. Daarnaast moet sprake zijn van dubbel opzet, in die zin dat de verdachte opzet moet hebben op de door hemzelf verrichte gedragingen en op de samenwerking. Dat opzet hoeft alleen niet bij elke deelnemer op dezelfde wijze te zijn georiënteerd en ook niet op dezelfde wijze te zijn gevormd. Afhankelijk van de wijze waarop de bijdrage van de medepleger aan de voorbereidingshandelingen vorm krijgt, kan dus de oriëntatie op het gronddelict variëren.
Als laatste dient voor de beoordeling van het gepresenteerde bewijs het volgende worden meegewogen. [verdachte] heeft gedurende het vooronderzoek en op de zitting gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht. Hij heeft geen antwoord willen geven op vragen die zien op de uit het procesdossier blijkende feiten en omstandigheden die belastend kunnen worden uitgelegd. Daarmee verschuift het accent in de bewijswaardering in aanzienlijke mate van wat is gebleken over de subjectieve wil van de verdachte ( [verdachte] dus) naar de context van de uiterlijke verschijningsvorm van het samenstel van voorbereidingsmiddelen waarop gedragingen van de verdachte zijn gebleken. Deze gedragingen staan bovendien in een duidelijk verband met handelingen en gedragingen van andere verdachten in deze zaak.
De rechtbank verwijst in dit verband naar de in dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen en het volgende.
Oordeel van de rechtbank
De vraag die de rechtbank eerst moet beantwoorden is welk misdrijf werd voorbereid. Onder verwijzing naar haar overwegingen bij feit 1 (paragraaf 4.3.1.4), kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat [verdachte] en zijn medeverdachte een levensdelict hebben voorbereid. Wel kan worden bewezen dat het delict dat werd voorbereid zware mishandeling met voorbedachten rade was. De rechtbank overweegt daartoe nog als volgt.
Zoals hierboven al in paragraaf 4.3.1.4 al is beschreven heeft [slachtoffer 2] [medeverdachte] benaderd om [slachtoffer 1] te straffen, waarna [medeverdachte] voor de verdere uitvoering daarvan in Nederland [verdachte] heeft ingeschakeld. [verdachte] schakelt op zijn beurt [Sky-ID] in die vervolgens de schutter regelt. [medeverdachte] stuurde [verdachte] vervolgens een foto, personalia en adresgegevens van [slachtoffer 1] met het bericht
‘Deze was in het dossier’.Ook gaf [medeverdachte] daarbij door op welk adres [slachtoffer 1] het meest verbleef, waarna [slachtoffer 1] ook op dit adres beschoten is. Uit onderzoek van de politie blijkt dat de foto, personalia en adresgegevens van [slachtoffer 1] uit het politiedossier van onderzoek 13Harlow komt. Deze informatie uit het politiedossier van [slachtoffer 1] kan worden aangemerkt als een voorbereidingsmiddel dat zowel [verdachte] als [medeverdachte] hebben verworven en voorhanden hebben gehad. Het delen van een foto en adresgegevens van [slachtoffer 1] door [medeverdachte] en vervolgens [verdachte] was dienstig aan de (poging tot) zware mishandeling met voorbedachten rade. Doordat [verdachte] de foto en adresgegevens van [slachtoffer 1] heeft doorgespeeld naar de uitvoerder(s), was de schutter namelijk op de hoogte waar [slachtoffer 1] verbleef en hoe hij eruitzag. Deze informatie is dus van cruciaal belang voor het (laten) uitvoeren van het gronddelict. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat [verdachte] het gronddelict heeft voorbereid.
Medeplegen
De volgende vraag is of [verdachte] dat samen met (een) ander(en) heeft gedaan. Voor medeplegen moet, zoals gezegd, sprake zijn van een nauwe en bewuste bijdrage aan de voorbereidingshandelingen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit bovenstaande dat [verdachte] en [medeverdachte] en hun medeverdachten nauw en bewust hebben samengewerkt. [medeverdachte] en [verdachte] hebben allebei een foto, personalia en adresgegevens van [slachtoffer 1] (afkomstig uit een politiedossier) voorhanden gehad en doorgestuurd. Het doorsturen van deze gegevens van [slachtoffer 1] had als doel [slachtoffer 1] te lokaliseren om hem vervolgens te (kunnen) straffen. Zoals eerder overwogen heeft [verdachte] ook de aanbetaling van € 5.000,- in ontvangst genomen voor de schutter. [verdachte] heeft dan ook ten dienste gestaan aan het feit.
Conclusie
De rechtbank acht niet bewezen het aan [verdachte] tenlastegelegde medeplegen van voorbereidingshandelingen tot uitlokking van moord van [slachtoffer 1] . Zij verwijst hiervoor naar haar overwegingen in paragraaf 4.3.1.4. Hij zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht bewezen het onder 2 tenlastegelegde medeplegen van voorbereidingshandelingen tot uitlokking van poging zware mishandeling met voorbedachten rade.
4.3.2
Feit 3 en 4
Inleidende opmerkingen ten aanzien van feit 3 en 4
De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat [verdachte] de enige gebruiker is van Sky-ID [Sky-ID] ; zij verwijst naar haar overwegingen hierover in paragraaf 4.3.1.2. Uit deze overwegingen volgt ook dat het toestel van [verdachte] in de periode van 25 juni 2020 tot en met 16 januari 2021 (de periode die is tenlastegelegd in feit 3 en 4) alleen heeft aangestraald bij Cell-ID’s in Nederland. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat [verdachte] in deze periode in Nederland verbleef.
Voor de lezing van de inhoud van de [bedrijf] -berichten zal de rechtbank als gezegd behoedzaam omgaan met de beoordeling van de inhoud van de chats nu zij niet de beschikking heeft over alle [bedrijf] berichten en de weergave van de chats mogelijk niet compleet is. Zoals ook hiervoor bij feit 1 en 2 overwogen, zal zij bij het beoordelen van de bewijswaarde van de chats onder andere letten op het chronologische verloop van de chats.
De rechtbank merkt hierbij verder nog op dat bij zowel feit 3 als bij feit 4 alleen [bedrijf] -gesprekken in het dossier zitten tussen [verdachte] en [Sky-ID] .
4.3.2.1 Feit 3 ((mede)plegen van het bewerken dan wel het aanwezig hebben van cocaïne en/of MDMA en/of methamfetamine)
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 3 juli 2020, stuurt [Sky-ID] :
‘Blokken duur’en
‘Tetramisol moet ik ff langs rijden.
[57]
Vervolgens vraagt [Sky-ID] op 5 juli 2020 aan [verdachte] :
‘Zijn er pillen 210mg’waarop [verdachte] antwoordt:
‘220 volgens mij ik bel die guy v je. Of moet je 210. 220 kan ook. Wat is de prijs.’[verdachte] geeft hierop aan dat hij niet weet wat die prijzen meestal zijn. Kort daarna vraagt [Sky-ID] :
‘200kilo mdma?’, waarop [verdachte] antwoordt:
‘Kon em niet bereiken ik probeer morgen ochtend weer.’ [58] Een dag later vraagt [Sky-ID] of er 200 stuks MDMA zijn, waarna [verdachte] antwoordt
‘Heb m gevonden’. Nadat [Sky-ID] vraagt
‘Hoeveel?’antwoordt [verdachte]
‘Hij zegt hij kan die 200 fixen hij vroeg hoe serieus zijn ze. Dus kijk wat j v me kan zetten als we zover komen.’[Sky-ID] reageert hierop dat het duur is en vraagt of er gezakt kan worden in de prijs. [59]
[verdachte] zegt vervolgens op 28 juli 2020 tegen [Sky-ID] :
‘Faka met die mdma’. [verdachte] vraagt vervolgens:
‘Kan je verkopen’. [Sky-ID] stuurt vervolgens:
‘Jaa. Heb je? Heb echt echt nodig’. [verdachte] reageert hierop:
‘Kan bestellen. Hveel heb je nodig?’. [Sky-ID] reageert daarop
‘Heb nu bestelling voor 110’waarna [verdachte] zegt
‘Ik meld je zo detail’. [60]
Op 20 augustus 2020 stuurt [verdachte] aan [Sky-ID] :
‘Krijg strks blokken maar in systeem gekomen.’[Sky-ID] vraagt
‘Wat is die koers. Als je redelijke prijs geeft. Kan ik een paar doen’. [verdachte] geeft hierop aan dat hij ‘31’ betaalt en zegt dat hij zo foto’s stuurt. Even later stuurt [verdachte] een foto waarop een wit blok is te zien. [61] [Sky-ID] vraagt:
‘Wat kookt het?’. [verdachte] geeft hier op aan ‘9’. [Sky-ID] lijkt geïnteresseerd en zegt
‘Als het 9 kookt is het goed’en daarna
‘Op hoeveel pak ik hem bij jou. En kan je me 1 mee geven?’. [verdachte] stuurt vervolgens op 21 augustus 2020: ‘
Heb getest man kook niet mooi man dit is echt v me mannen die t nodig hebben. En niet veel willen betalen. Die sanie is als vingers man (…) 8.7 die geur is gwn goed word niet heel erg steen’. [verdachte] zegt daarna:
‘Ik kan t je op 30 geven ik betaal 29,5’, waarop [Sky-ID] vraagt of hij het kan meegeven. [verdachte] antwoordt hierop bevestigend. [62]
Een dag later, op 22 augustus 2020, stuurt [verdachte] aan [Sky-ID] :
‘Had een kg gepakt morgen moet iemand me nog 200 gr betlen (de rechtbank begrijpt: betalen)’. [Sky-ID] antwoordt
‘Kan deze misschien naar uk (de rechtbank begrijpt: Verenigd Koninkrijk) sturen’waarop [verdachte] stuurt
‘Voor uk is t sws goed’. [verdachte] stuurt dan vervolgens een foto van wit poeder en witte brokken. [63] [Sky-ID] stuurt daarop:
‘Maar geef je hem mee? Als ze goedkeuren sturen ze geld. Dan pas stuur ik hem op’. [verdachte] zegt hierop: ‘
Ja geen probleem maar hveel heb je als voorbeeld nodig’. Hierop antwoordt [Sky-ID] ‘10/20’. Op 23 augustus 2020 zegt [verdachte] :
‘Ik betaal 29,5 zet 50 cent voor me’waarop [Sky-ID] aangeeft:
‘Heb hem 32 gezegt’. [64]
Op 12 januari 2021 stuurt [verdachte] naar [Sky-ID] :
‘Bro je zocht los toch’waarop [Sky-ID] bevestigend antwoordt. Op 14 januari 2021 stuurt [Sky-ID] een foto van een wit blok met een stempel, waarna hij aan [verdachte] stuurt:
‘29 kan ik hem laten’. Tevens laat [Sky-ID] weten:
‘9. Colo’, waarna hij stuurt
‘laat me weten’. [65]
Op 15 januari 2021 stuurt [verdachte] aan [Sky-ID] :
‘Ik heb systeem sannie. Is cheap. Het word 9 strepen maar die steen word niet keihard’. [Sky-ID] vraagt wat de prijs is waarop [verdachte] 26 antwoordt. [verdachte] stuurt daarnaast ook ‘
Die sannie wnr je kookt duurt wel ff om hard te worden. Jaman hoe koek jij die sannie. Maar hoe vlam je t. Zet je beetje water erbij om t sneller te laten drogen?'. [Sky-ID] lijkt [verdachte] vervolgens te helpen en stuurt hem:
'Lepel of kommetje man. 1 grammetje op een lepel. Met amoniak. Dan op laag voor. Hou je die lepel erboven. Dan smelt die tori tog dan met een andere lepel hou je het zegmaar bij elkaar'. Vervolgens stuurt [verdachte] : ‘
Mijn klanten buyen meestal om het te mixen met iets. Kan je morgen sample kijken. En dan geef je me feedback. Ik pof je dan gwn steeds als je ermee kan werken'. [Sky-ID] geeft enkele uren later (op 16 januari 2021) aan dat hij ze kan brengen zodat hij kan kijken. [verdachte] reageert vervolgens
‘Ja ik meet je zo met een sample’en vraagt hoeveel hij nodig heeft om te controleren. [Sky-ID] geeft daarop aan dat hij ‘1g’
(de rechtbank begrijpt: 1 gram)of ‘5’
(de rechtbank begrijpt: 5 gram)nodig heeft. [66]
4.3.2.2 Bewijsoverwegingen
Tenlastegelegde periode
Op de tenlastelegging staan alleen harddrugs, deze verdovende middelen zijn vermeld op lijst I van de Opiumwet. In het dossier bevindt zich een chat gevoerd op 2 juli 2020 dat ziet op “assie”, ambtshalve bekend bij de rechtbank als de benaming voor hash, een softdrug vermeld op lijst II bij de Opiumwet. Dat de chatgesprekken over de harddrugs beginnen op 2 juli 2020 kan niet bewezen worden verklaard.
De rechtbank zal hierna per type (hard)drugs bespreken wat zij concludeert op basis van bovengenoemde chatgesprekken.
Cocaïne, het medeplegen van de bewerking respectievelijk het aanwezig hebben daarvan
Hoewel in deze zaak geen verdovende middelen zijn aangetroffen, leidt de rechtbank uit de hierna genoemde chatberichten en verstuurde afbeeldingen af dat [verdachte] tezamen en in vereniging met anderen in Nederland cocaïne heeft bewerkt respectievelijk aanwezig heeft gehad en overweegt hiertoe het volgende.
In de gesprekken van 3 juli 2020 en 20 tot en met 22 augustus 2020, en 15 en 16 januari 2021 gaat het naar het oordeel van de rechtbank om (snuif)cocaïne. Op 3 juli 2020 wordt gesproken over Tetramisol, een middel dat, naar de rechtbank ambtshalve bekend is, wordt gebruikt voor het versnijden van cocaïne. In het gesprek van 20 augustus 2020 wordt een foto verstuurd waarop een wit blok is te zien en op 23 augustus 2020 wordt een foto van wit poeder met witte brokken gestuurd. Cocaïne is wit van kleur en het is de rechtbank ambtshalve bekend dat cocaïne in blokken van één kilo wordt verscheept vanuit de bronlanden naar de afnemers, waar de cocaïne verder wordt bewerkt voor de straathandel. De prijzen die zijn genoemd in de hiervoor aangehaalde gesprekken komen daarnaast overeen met de marktprijs voor een kilo cocaïne. Verder wordt er gesproken over ‘9’ en dat het ‘9 strepen wordt’, wat in deze context een aanduiding lijkt te zijn van de zuiverheid van de (snuif)cocaïne.
Uit meergenoemde chatgesprekken van 20 op 21 augustus 2020 blijkt dat [verdachte] de cocaïne daadwerkelijk in zijn bezit heeft. [verdachte] geeft namelijk aan dat hij straks blokken krijgt en stuurt kort daarna een foto van een wit blok. Ook op 22 en 23 augustus 2020 heeft [verdachte] cocaïne in zijn bezit. Hij geeft aan dat hij een kilogram had gepakt en zegt vervolgens
‘Voor uk is dit sws goed’, waarna hij een foto stuurt van wit poeder en witte brokken. Ook op 16 januari 2021 blijkt dat [verdachte] cocaïne in bezit heeft omdat hij aan [Sky-ID] vraagt hoeveel gram hij mee moet nemen.
Daarnaast is [verdachte] op 15 januari 2021 bezig met het koken van de drugs en vraagt hij aan [Sky-ID] advies hoe hij de drugs moet koken. Hieruit volgt dat [verdachte] bezig is geweest met bewerken van cocaïne tot snuifcocaïne. Cocaïne wordt op deze manier verwerkt voor de straathandel. [verdachte] werkt in dit verband telkens nauw en bewust samen met [Sky-ID] en anderen. Zo informeren ze bij elkaar naar de drugs, spreken ze over prijzen, het koken van de drugs en over het langsrijden voor drugs of versnijdingsmiddelen.
Tussenconclusie
Het medeplegen van het bewerken en het aanwezig hebben van cocaïne acht de rechtbank bewezen. De rechtbank vindt echter niet bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) de handel in cocaïne, in de zin van verkoop, vervoer en verwerking daarvan. Hoewel in de chatgesprekken gesproken wordt over de mogelijkheden om cocaïne te (ver)kopen, volgt uit deze gesprekken naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat er daadwerkelijk een (ver)koop heeft plaatsgevonden.
MDMA, het medeplegen van de bewerking respectievelijk het aanwezig hebben daarvan
Voor het tenlastegelegde medeplegen van de handel in, het bewerken van respectievelijk het aanwezig hebben van MDMA geldt hetzelfde als voor de cocaïne: er is geen MDMA in deze zaak aangetroffen.
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van de hiervoor genoemde chatgesprekken van
6 en 28 juli 2020 vast dat [verdachte] en [Sky-ID] spreken over MDMA.
Hoewel de rechtbank uit de chatgesprekken opmaakt dat de mogelijkheden voor de verkoop van MDMA worden besproken, blijkt niet dat er vervolgens een daadwerkelijk verkoop heeft plaatsgevonden. Voor dit onderdeel van de tenlastelegging dient vrijspraak te volgen.
De rechtbank komt echter op basis van de chatgesprekken wel tot een bewezenverklaring van het medeplegen van het aanwezig hebben van de MDMA. Het volgende is hiervoor van belang.
[verdachte] zegt in het chatgesprek van 6 juli 2020 dat hij iemand heeft gevonden die 200 stuks MDMA kan regelen. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [verdachte] wetenschap heeft van de MDMA die in het bezit is van een ander en dat hij daarover kennelijk ook kan beschikken.
Daarnaast vraagt [verdachte] op 28 juli 2020 aan [Sky-ID] of hij kan verkopen en als [Sky-ID] dit bevestigt, geeft hij aan dat hij het kan bestellen. Hij vraagt hoeveel hij nodig heeft en vervolgens zegt hij dat hij zo de details geeft.
Tussenconclusie
Uit het voorgaande maakt de rechtbank op dat er wederom sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [Sky-ID] en anderen, bij het aanwezig hebben van - in dit geval - MDMA waardoor er sprake is van het medeplegen.
Metamfetamine, het medeplegen van de bewerking respectievelijk het aanwezig hebben daarvan
De rechtbank oordeelt dat op basis van de chatgesprekken niet vastgesteld kan worden dat [verdachte] als pleger of medepleger in metamfetamine heeft gehandeld, of deze drug heeft bewerkt respectievelijk aanwezig heeft gehad. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Hoewel er alleen in een chat van 20 juli 2020 gesproken lijkt te worden over metamfetamine (
‘Kan je ice stoten’ en ‘Mexico Ice’) reageert [verdachte] dat hij - op de vraag van [Sky-ID] wat de prijs is - het zal melden als hij het heeft. Verder communicatie blijft echter uit. Van een eventuele deal is dus ook geen sprake.
Voor het bezit in vereniging acht de rechtbank dit bericht ook te summier. Anders dan bij de berichten over cocaïne en MDMA, is hier onduidelijk of [verdachte] in de tenlastegelegde periode direct kon beschikken over metamfetamine.
Tussenconclusie
De rechtbank zal [verdachte] dan ook van dit onderdeel in de tenlastelegging vrijspreken.
Eindconclusie
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat [verdachte] zich in de periode van
3 juli 2020 tot en met 16 januari 2021 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het in het bezit hebben (en bewerken en vervoeren) van cocaïne en het medeplegen van het in bezit hebben van MDMA.
4.3.2.3 Feit 4 ((medeplegen) van het overdragen en/of voorhanden hebben van (vuur)wapens en patronen/kogels)
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 25 juni 2020 stuurt [Sky-ID] verschillende chatberichten naar [verdachte] met - voor zover relevant - de volgende inhoud: ‘
Hoeveel zijn der. Wat is je prijs dan. Breng ze maar. 9mm tog. 5 stuks nog tog. Hoeveel magazijne. En kan je se brengen. Wanneer kan je ze brengen? Of ophalen wat jij wilt. Waar in Roffa. [67]
[Sky-ID] vraagt in een chat van 9 juli 2020 aan [verdachte]
‘Zoek glocks nu. Heb je ze?’Op 12 juli 2020 stuurt [verdachte] [Sky-ID] een foto waarop twee vuurwapens zijn te zien. [Sky-ID] vraagt vervolgens naar de prijs. [verdachte] geeft daarop aan dat hij wacht op antwoord. [68]
De politie heeft de foto onderzocht en stelt vast dat op de foto een vuurwapen van het merk Glock is te zien en dat dit een wapen is als bedoeld in categorie III van de Wet wapens en munitie. Ook stelt de politie vast dat een machinepistool (met bijbehorende patroonmagazijnen) op de foto is te zien en dat dit wapens zijn die vallen onder categorie II van de Wet wapens en munitie. Daarbij heeft de politie in een patroonmagazijn ook munitie waargenomen. [69]
Tussen 13 juli en 16 juli 2020 voeren [verdachte] en [Sky-ID] chatgesprekken. [verdachte] bericht op 13 juli 2020:
‘Wat zoek je preciss. Die scorp is nieuw nieuw’. [Sky-ID] vraagt vervolgens:
‘Hoeveel patronen erbij etc?’. [70] Op 14 juli 2020 reageert [verdachte]
‘Clip is vol man broer. 2500 verkoopt die man.’[Sky-ID] stuurt op 16 juli 2020
‘23 pak ik ze’waarbij hij drie foto’s stuurt waarop verschillende wapens te zien zijn. [71] [verdachte] vraagt vervolgens
‘Staat er op waar t made is?’waarna [Sky-ID] reageert
‘Italiaans’. [72]
De politie heeft de hiervoor genoemde verzonden foto’s onderzocht en heeft in het totaal negen vuurwapens herkend waarbij een deel van de vuurwapens is voorzien van een bijbehorend patroonmagazijn. Van deze vuurwapens vallen volgens de politie acht vuurwapens onder categorie II en een vuurwapen onder categorie III van de Wet wapens en munitie. [73]
Op 21 november 2020 stuurt [Sky-ID] aan [verdachte] :
‘En er zijn maar magnums 38 special’waarop [verdachte] antwoordt
‘Ik ga aanbieden’. [74]
4.3.2.4 Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie allereerst is vereist dat de verdachte een wapen of munitie bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte dergelijke bewustheid heeft gehad.
Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
Oordeel van de rechtbank
Hoewel de rechtbank uit de chatgesprekken in het dossier afleidt dat [verdachte] in de tenlastegelegde periode bezig is geweest met het medeplegen van (een poging tot) wapenhandel, is dit niet tenlastegelegd. Enkel het (mede)plegen van het bezit en het overdragen van vuurwapens en munitie is tenlastegelegd en daarover zal de rechtbank zich moeten buigen.
Op basis van bovenstaande chatgesprekken komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het (medeplegen van het) voorhanden hebben van de vuurwapens en/of munitie op
25 juni 2020, 12 tot en met 14 juli 2020, 16 juli 2020 en 21 november 2020. Het volgende is hiervoor van belang.
Uit het chatgesprek van 12 juli 2020 blijkt dat [verdachte] een pistool van het merk Glock en een machinepistool met bijbehorende patroonmagazijnen voorhanden heeft gehad. [verdachte] stuurt namelijk, nadat [Sky-ID] zegt dat hij glocks zoekt en vraagt of [verdachte] die heeft, een foto waarop vuurwapens en munitie te zien zijn. Vervolgens gaat het gesprek op
13 juli 2020 verder waarbij [verdachte] aangeeft dat ‘die scorp nieuw is’ en op 14 juli 2020 laat hij weten dat ‘de clip vol is’. Ook geeft hij de prijs door. Hieruit blijkt dat [verdachte] zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen en hierover kon beschikken. Twee dagen later, op 16 juli 2020, wordt vervolgens door [Sky-ID] negen vuurwapens (met munitie) aan [verdachte] aangeboden waarop [verdachte] reageert. Hoewel hieruit niet expliciet kan worden opgemaakt dat [verdachte] ook de vuurwapens daadwerkelijk zelf voorhanden heeft gehad, is de rechtbank is van oordeel dat deze berichten - in onderlinge samenhang bezien met de chatgesprekken daarvoor - voldoende zijn om tot een bewezenverklaring van het medeplegen van het voorhanden hebben van deze vuurwapens en/of munitie te komen. Uit de gesprekken blijkt dat zowel [verdachte] als [Sky-ID] elkaar wapens aanbieden tegen een bepaalde prijs en dat zij vervolgens op elkaars aanbiedingen ingaan. Hieruit maakt de rechtbank op dat [verdachte] nauw en bewust samenwerkt met [Sky-ID] en dat hij zich niet alleen bewust was van de aanwezigheid van de wapens, maar daarover ook kon beschikken.
Op 25 juni 2020 en 21 november 2020 voeren [verdachte] en [Sky-ID] chatgesprekken over vuurwapen(s) en munitie. Hoewel in deze chats geen foto’s worden verstuurd waardoor er ook geen wapenrapport van de politie beschikbaar is, stelt de rechtbank op basis van de context van de chats en de herkenning van de politie van de andere wapens waarover [verdachte] en [Sky-ID] hebben gecommuniceerd vast dat ook deze chats gaan over categorie III wapens en munitie. In de chat van 25 juni 2020 en 21 november 2020 wordt immers gesproken over ‘9mm’ en ‘magazijnen’ en over ‘magnums 38 special’.
De rechtbank is ambtshalve bekend met dat een ‘magnum 38 special’ een vuurwapen en ‘9mm’ munitie is dat valt onder categorie III van de Wet wapens en munitie.
Dat [verdachte] de munitie voorhanden heeft blijkt uit het chatgesprek van 25 juni 2020 waarin [Sky-ID] vraagt wanneer hij de munitie kan brengen of vraagt of [verdachte] ze op wil halen. Op 21 november 2021 volgt weliswaar uit het chatgesprek dat [Sky-ID] de magnum 38 special in zijn bezit heeft, maar [verdachte] geeft aan dat hij deze gaat aanbieden. Hieruit volgt opnieuw een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [Sky-ID] bij het bezit van het wapen en munitie waarover wordt gecommuniceerd. [verdachte] is zich daarbij bewust van de aanwezigheid van wapens en munitie en kon hierover beschikken.
Uit deze chatgesprekken volgt dus dat [verdachte] ten minste twaalf vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad of dat deze ook door anderen aan hem worden aangeboden. Daarnaast doet hij - op verzoek van [Sky-ID] - bij anderen navraag of er vuurwapens zijn en voor welke prijs. Uit het voorgaande volgt ook dat [verdachte] niet alleen met [Sky-ID] , maar ook met anderen (onbekend gebleven personen) nauw en bewust samenwerkt.
De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte] ook op 1 juli 2020, 15 en 17 augustus 2020,
8 en 13 december 2020 en 11 januari 2021 wapens voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen. Daarvoor bieden de chatgesprekken in het dossier van [verdachte] en zijn medeverdachten te weinig aanknopingspunten. De rechtbank zal [verdachte] voor dit deel van de tenlastelegging dan ook vrijspreken.
Conclusie
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande chats vast dat [verdachte] zich in de periode van 25 juni tot en met 21 november 2020 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie van categorie II en III van de Wet wapens en munitie.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1 subsidiair
een onbekend gebleven persoon in de periode van 22 juli 2020 tot en met 22 augustus 2020, in Nederland en de Verenigde Arabische Emiraten, tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een vuurwapen op of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk feit verdachte in de periode van 22 juli 2020 tot en met 22 augustus 2020, in Nederland en de Verenigde Arabische Emiraten, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft uitgelokt door giften en het verschaffen van inlichtingen, door
- een of meer personen te benaderen en te vragen dit strafbare feit te plegen en
- daartoe aan die personen de foto en de personalia en adresgegevens en de huidige locatie (middels inzet van een spotter) van die [slachtoffer 1] te verstrekken en
- een geldbedrag (heeft aangeboden) te betalen;
2
hij in de periode van 22 juli 2020 tot en met 22 augustus 2020, in Nederland en de Verenigde Arabische Emiraten, tezamen en in vereniging met een anderen ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten uitlokking van medeplegen poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade aan [slachtoffer 1] (als omschreven in artikel 302 en 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een document uit een politiedossier betreffende identificerende gegevens van die [slachtoffer 1] bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en voorhanden heeft gehad;
3
hij in de periode van 3 juli 2020 tot en met 16 januari 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft bewerkt en/of aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA;
4
hij in de periode van 25 juni 2020 tot en met 21 november 2020 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen meermalen vuurwapens van categorie II en III en munitie van categorie II en III voorhanden heeft gehad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar met aftrek van het voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd, maar wel naar voren gebracht dat het nu goed gaat met [verdachte] en dat hij onlangs vader is geworden. Ook zet hij zich in en heeft hij sinds kort een baan. Verder heeft de raadsman verzocht de voorlopige hechtenis bij vonnis op te heffen op grond van artikel 67 a lid 3 Wetboek van Strafvordering omdat de gronden voor de (geschorste) voorlopige hechtenis niet meer aanwezig zijn.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft samen met anderen de poging tot zware mishandeling van slachtoffer [slachtoffer 1] in augustus 2020 voorbereid en uitgelokt. Vlakbij het verblijfadres van [slachtoffer 1] in Amsterdam Oost bij zijn ouders, heeft een onbekend gebleven persoon met een vuurwapen op [slachtoffer 1] geprobeerd te schieten. [slachtoffer 1] heeft geluk gehad dat het vuurwapen waarmee dit gebeurde, weigerde. Het is evident dat het hier ging om een vergeldingsactie in het criminele milieu.
Er was sprake van een voorbereiding van ongeveer een maand, waarbij [medeverdachte] voor een ander ( [slachtoffer 2] ) de opdracht uitzette bij [verdachte] . [medeverdachte] deed dit vanuit de Verenigde Arabische Emiraten en had een coördinerende rol, waarbij hij de foto en adresgegevens van [slachtoffer 1] in ontvangst nam en doorgaf en de betalingen voor deze opdracht aan de schutter regelde. [verdachte] had op zijn beurt contact met een onbekend gebleven persoon voor de “werkers”, met andere woorden de uitvoerder(s) van deze vergeldingsactie.
[slachtoffer 1] wordt blijkbaar door [slachtoffer 2] verantwoordelijk gehouden voor een aanslag op zijn leven. [slachtoffer 1] is voor zijn mogelijke betrokkenheid hierbij strafrechtelijk vervolgd en vrijgesproken. Daarmee was de kous wat [slachtoffer 2] betreft kennelijk niet af. Hij heeft [slachtoffer 1] willen straffen en heeft daarvoor [medeverdachte] ingeschakeld. Die bestraffing bestond uit het schieten op de benen, waarvoor de tussenpersonen en schutter een geldelijke beloning kregen.
[slachtoffer 1] is na het voorgaande ondergedoken en was een tijd lang onvindbaar voor justitie. Uit zijn verklaringen komt naar voren dat hij dacht dat hij toen het leven zou laten en dat hij sindsdien in angst leeft.
Deze vergeldingactie heeft niet alleen grote gevolgen gehad op het leven van [slachtoffer 1] en zijn naasten. Ook ontstaat door dit soort acties maatschappelijke onrust, zeker wanneer die plaatsvinden op straat in een woonwijk. Ook is het gemak waarmee dit soort vergeldingsacties worden uitgezet en uitgevoerd, ontluisterend.
Daarnaast heeft [verdachte] zich vanaf medio 2020 tot begin 2021 gedurende ruim zeven maanden samen met anderen intensief bezig gehouden met het bezit van harddrugs. Het ging hierbij om honderden kilo’s MDMA en grote hoeveelheden (snuif)cocaïne. In diezelfde periode hield hij zich ook bezig met verboden vuurwapenbezit. In het laatste geval ging het in ieder geval om tenminste 12 (semi)automatische (aanvals)vuurwapens en (bijbehorende) munitie.
Voor zowel het bezit van de verdovende middelen als de vuurwapens, vaak met bijbehorende munitie, geldt het volgende. Uit de chatgesprekken volgt dat [verdachte] zich hiermee op grote schaal bezighield, hij vooral als tussenpersoon optrad dat hij ‘de man’ was tot wie men zich in het criminele milieu wendt voor het regelen van grote hoeveelheden harddrugs en vuurwapens. [verdachte] onderhandelde over de prijs van deze goederen en deed navraag bij anderen als hij de drugs of wapens niet zelf in bezit had.
[verdachte] vervulde daarmee een belangrijke rol in de wereld van de drugs- en wapenhandel. Algemeen bekend is dat het bezit van en handel in harddrugs en wapens gepaard gaat met verschillende vormen van (zware) criminaliteit. Deze hebben op het maatschappelijk leven een ontwrichtende werking.
De persoon van [verdachte]
Over [verdachte] als persoon is het volgende van belang.
Uit het strafblad van [verdachte] blijkt dat hij in 2015 is veroordeeld tot onder andere een vrijheidsbenemende straf voor deelname aan een criminele organisatie die zich - kortweg - bezighield met fraude (phishing).
[verdachte] heeft ondertussen een jong kind samen met zijn vriendin en zegt een legale baan te hebben, maar hij heeft gezwegen over de zeer belastende feiten en omstandigheden waaruit zijn betrokkenheid bij de bewezenverklaarde feiten blijkt. Daarnaast heeft hij geen openheid van zaken willen geven over zijn betrokkenheid daarbij en zijn beweegredenen.
Het enige denkbare motief voor [verdachte] voor zijn activiteiten als tussenpersoon voor de aanslag op [slachtoffer 1] en in de verdovende middelen en wapens moet geldelijk gewin zijn geweest. Uit het dossier komt naar voren dat [verdachte] in 2020 en 2021 niet beschikte over legale inkomsten, reizen maakte en in 2020 maanden in Colombia heeft verbleven.
[verdachte] heeft kennelijk niet geleerd van zijn eerdere veroordeling en het snelle geld waarop de onderwereld drijft verkozen boven een legale inkomstenbron.
Redelijke termijn
De aanhouding en inverzekeringstelling van [verdachte] hebben plaatsgevonden op
23 november 2021. Het vonnis in deze zaak wordt gewezen op 23 april 2025. Dit is meer dan twee jaar na aanvang van de strafvervolging van [verdachte] . Daardoor is de redelijke termijn overschreden. Deze overschrijding is niet veroorzaakt door [verdachte] . Daarom moet dit leiden tot strafvermindering.
Straf en maatregel
De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen een langdurige gevangenisstraf.
De rechtbank kent groot gewicht toe aan het strafdoel vergelding. Het gaat hier om ernstige delicten gepleegd in het kader van de zware georganiseerde criminaliteit.
Het is algemeen bekend dat personen die in de zware criminaliteit zitten daarvan geen of moeilijk afstand kunnen nemen. De strafdoelen generale preventie en speciale preventie worden ook gediend met een langdurige gevangenisstraf. Deze geeft een sterk signaal aan de personen die zich met deze vormen van zware georganiseerde criminaliteit bezig houden, namelijk dat misdaad niet loont. Voor [verdachte] geldt dat het gevaar voor herhaling aanwezig is. De maatschappij moet daarom langere tijd beschermd worden tegen strafbare gedragingen van [verdachte] .
Alleen een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf is een passende reactie op dit soort delicten, in dit geval 10 jaren en 6 maanden. Met in achtneming van al het voorgaande en rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank [verdachte] veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Beslag
Onder [verdachte] zijn verdovende middelen in beslag genomen (zie beslaglijst
bijlage II).
Onttrekking aan het verkeer
De onder [verdachte] in beslaggenomen en aan hem toebehorende cocaïne dient onttrokken te worden aan het verkeer, omdat deze stof van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang is.
Voorlopige hechtenis
De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen. Gelet op de gevangenisstraf die de rechtbank aan [verdachte] oplegt, wijst de rechtbank dit verzoek af.
Ambtshalve opheffing bevel schorsing tot voorlopige hechtenis
Een hernieuwde afweging van de belangen van de maatschappij en de persoonlijke belangen van [verdachte] leidt tot de conclusie dat de belangen van de maatschappij bij de detentie van [verdachte] nu zwaarder moeten wegen dan de persoonlijke belangen van [verdachte] en dat aan de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom een einde moet komen. De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis dan ook met onmiddellijke ingang opheffen. Dat betekent dat [verdachte] weer komt vast te zitten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36d, 45, 46, 47, 56, 57, 302 en 303 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2:
De voortgezette handeling van het
medeplegen van opzettelijke uitlokking van een poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade door giften en het verschaffen van inlichtingen
en het
medeplegen van voorbereiding van medeplegen van uitlokking van zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2020177537-G6124318).
Wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk opgemaakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 april 2025.
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]