Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De procedure
- de incidentele conclusie tot onbevoegdheid, met producties,
2.De feiten
precision medicationvoor neurobiologische ontwikkelingsstoornissen en neuropsychiatrische aandoeningen, meer in het bijzonder stoornissen in het autismespectrum.
Services, waarin (thans) UMC Research wordt aangeduid als ‘the Institution’ en Stalicla als ‘the Company’, luidt voor zover van belang als volgt:
:
Providing Research Subject Medical Records and Research Subject Clinical Records from 1 dummy report of a BAMBI Trial participant. This should allow Stalicla to ascertain the details and organization.
Collection and transfer to Stalicla, or its Affiliates, of Research Subject Medical Records and Research Subject Clinical Records of Research Subjects of the BAMBI Trial that have agreed to participate in this prospective data collection.
Administration of Clinical Questionnaire to the number of Research Subjects that have agreed to participate in this prospective data collection, and transfer of completed questionnaire form to Stalicla or its Affiliates.
Collection of 1 blood sample, and extract RNA from 1 blood sample, of Research Subjects of the BAMBI Trial that have agreed to participate in this prospective data collection, as per Annex 4. The RNA sample will be transferred to Stalicla or its Affiliates.
Collection of 1 blood sample to extract plasma of Research Subjects of the BAMBI Trial that have agreed to participate in this prospective data collection, as per Annex 4 and 5. Venous blood, 5.0 ml., will be collected using heprin tube. Blood sample will be processed and plasma extracted by the institution and cryopreserved untils shipment en bloc to STALICLA or its Affiliates.”
Tribunal de Première Instance) een verzoek tot bemiddeling (
conciliation) tussen partijen ingediend.
3.Het geschil in de hoofdzaak
4.Het geschil in het incident
5.De beoordeling
medicalen
clinical records, ingevulde questionnaires en bloed- en RNA
samplesaan het geregistreerde kantooradres van Stalicla te Genève moesten worden afgeleverd.
Schlömp,voor zover hier van belang, het volgende overwogen en beslist:
blijkt dat naar Zwitsers recht de zaak wordt aangebracht door de indiening van het bemiddelingsverzoek, de vordering, het verzoek of, naargelang van het geval, het gezamenlijk verzoek om echtscheiding. De bemiddelingsprocedure is door de wet voorgeschreven, is op tegenspraak en is in beginsel verplicht. Het niet volgen van de bemiddelingsprocedure heeft tot gevolg dat een eventuele latere vordering in rechte niet-ontvankelijk is. Deze procedure kan uitlopen op een verbindend vonnis, voor geschillen waarvan de geldelijke waarde 2 000 CHF (ongeveer 1 740 EUR) niet overschrijdt, op een voorstel voor een vonnis dat kracht van gewijsde kan krijgen ingeval het niet wordt betwist, voor geschillen waarvan de geldelijke waarde 5 000 CHF (ongeveer 4 350 EUR) niet overschrijdt, op de ratificatie van een schikking of op het verlenen van machtiging om een rechtsgeding te voeren. In dit laatste geval is de verzoeker gerechtigd om binnen drie maanden nadat de machtiging om een rechtsgeding te voeren is verleend, de vordering in te stellen bij het gerecht. Artikel 9 IPRG[ Zwitserse Wet inzake International Privaatrecht, toevoeging rechtbank]
bepaalt dat, in geval van aanhangigheid, voor de vaststelling van het tijdstip waarop bij een gerecht in Zwitserland een zaak aanhangig is, de datum van de eerste handeling die nodig is voor het inleiden van de procedure, bepalend is, en dat de oproeping in bemiddeling volstaat.
6.De beslissing
Tribunal de première instancete Genève, Zwitserland, waar de zaak nu aanhangig is, vaststaat,
1 oktober 2025, opdat de meest gerede partij zich uitlaat over de vraag of de bevoegdheid van het
Tribunal de première instancete Genève, Zwitserland, vaststaat,