ECLI:NL:RBAMS:2025:2666

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
11460022 \ EA VERZ 24-1290
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van gehuurde als bedrijfsruimte of overige gebouwde zaak in huurgeschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 april 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Kringloopbedrijf De Lokatie en Hoorne Vastgoed B.V. De Lokatie verzocht om verlenging van de ontruimingstermijn op basis van artikel 7:230a BW, terwijl Hoorne niet in de procedure verscheen. De rechtbank moest beoordelen of het gehuurde, een kringloopwinkel, gekwalificeerd moest worden als bedrijfsruimte volgens artikel 7:290 BW of als een 'overig' gebouwde zaak volgens artikel 7:230a BW. De rechtbank oordeelde dat het gehuurde voldeed aan de omschrijving van artikel 7:290 BW, waardoor het als 290-bedrijfsruimte kwalificeerde. Dit betekende dat De Lokatie niet ontvankelijk was in haar verzoek tot ontruimingsbescherming op basis van artikel 7:230a BW. De rechtbank wees het primaire verzoek van De Lokatie toe en stelde Hoorne in het ongelijk, waardoor Hoorne de proceskosten moest vergoeden. De kosten werden begroot op €739,50, inclusief griffierecht en salaris van de gemachtigde. De beslissing werd openbaar uitgesproken door kantonrechter mr. J.H.J. Evers, bijgestaan door griffier mr. K.J. Verschueren.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
fno: 33623
Zaaknummer / rekestnummer: 11460022 \ EA VERZ 24-1290
Beschikking van 23 april 2025
in de zaak van
STICHTING KRINGLOOPBEDRIJF DE LOKATIE,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekende partij,
hierna te noemen: De Lokatie,
gemachtigden: mrs. N.G. Opentij en R.F. Raven,
tegen
HOORNE VASTGOED B.V.,
gevestigd te Uitgeest,
verwerende partij,
hierna te noemen: Hoorne,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Op 19 december 2024 heeft De Lokatie een verzoekschrift tot verlenging van de ontruimingstermijn ex artikel 7:230a BW, met producties, ingediend.
1.2.
Op 2 april 2025 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Op de mondelinge behandeling zijn [naam 1] en [naam 2] namens De Lokatie verschenen. Namens Hoorne is niemand verschenen, alhoewel zij deugdelijk is opgeroepen voor de mondelinge behandeling op haar statutaire adres.
1.3.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.Het geschil

2.1.
De Lokatie verzoekt primair haar niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn. Subsidiair verzoekt De Lokatie de ontruimingsbescherming van haar als huurder van de [adres] te verlengen tot 1 november 2025, althans met een redelijke termijn. Verder verzoekt De Lokatie primair en subsidiair veroordeling van Hoorne in de proceskosten.
2.2.
Aan haar (primaire) vordering legt De Lokatie ten grondslag dat partijen bij de huurovereenkomst het gehuurde zowel feitelijk als contractueel hebben bestemd voor de uitoefening van een bedrijf als bedoeld in artikel 7:290 BW. Als gevolg daarvan valt de huurovereenkomst onder het regime van artikel 7:290 BW e.v. zodat de huuropzegging van Hoorne niet tot beëindiging van de huurovereenkomst heeft geleid.
2.3.
Hoorne is niet in de procedure verschenen en heeft geen verweer tegen het verzoek gevoerd.

3.De beoordeling

3.1.
Beoordeeld moet worden of het gehuurde moet worden gekwalificeerd als een bedrijfsruimte (artikel 7:290 BW) dan wel een “overig” gebouwde zaak (artikel 7:230a BW).
3.2.
Artikel 7:290 lid 2 onder a BW bepaalt dat onder bedrijfsruimte wordt verstaan een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan, die krachtens overeenkomst van huur en verhuur is bestemd voor de uitoefening van een kleinhandelsbedrijf, van een restaurant- of cafébedrijf, van een afhaal- of besteldienst of van een ambachtsbedrijf, een en ander indien in de verhuurde ruimte een voor het publiek toegankelijk lokaal voor rechtstreekse levering van roerende zaken of voor dienstverlening aanwezig is. Hierbij is van belang dat de verhuurde zaak krachtens de huurovereenkomst bestemd is voor de uitoefening van een bedrijf als hiervoor genoemd. Beslissend is hetgeen partijen, mede in aanmerking genomen de inrichting van het gehuurde, bij het sluiten van de huurovereenkomst omtrent het gebruik van het gehuurde voor ogen heeft gestaan. Partijen kunnen een wijziging van de oorspronkelijke bestemming overeenkomen.
3.3.
In de huurovereenkomst tussen partijen is het volgende opgenomen: “
Het gehuurde zal door of vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als kringloopwinkel, showroom en magazijn.”.
3.4.
De Lokatie heeft gesteld dat haar bedrijf een kleinhandelsbedrijf (detailhandel) betreft. Zij verwijzen hiervoor naar wat in de huurovereenkomst is opgenomen, naar het feitelijke gebruik van het gehuurde en naar gesprekken zoals die hebben plaatsgevonden tussen (de voormalige) verhuurder en huurder.
3.5.
Uit de -onweersproken gebleven- stellingen van De Lokatie volgt dat het gehuurde bestaat uit 2.200 m2 vloeroppervlak, waarvan ca. 2.000 m2 wordt gebruikt als winkelruimte. Op deze vloeroppervlakte staan de (tweedehands) goederen die De Lokatie verkoopt. Bij binnenkomst in het gehuurde bevindt zich links de kassa van de kringloopwinkel. Rechts van de ingang bevindt zich een koffiebar, waar winkelend publiek koffie en consumpties kan kopen. De overige 200 m2 vloeroppervlak bestaat uit opslagplaatsen en kantoorruimte, die ondersteunend zijn aan de bedrijfsvoering van de kringloopwinkel. Een totaal van 50 m2 vloeroppervlak wordt met toestemming onderverhuurd aan een computerwinkel, gericht op het repareren van computers en verkoop van benodigdheden. De Lokatie hanteert openingstijden, namelijk op maandag tot en met zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur.
3.6.
Uit het voorgaande volgt dat sprake is van een voor het publiek toegankelijk lokaal voor rechtstreekse levering van roerende zaken of voor dienstverlening. De slotsom is dan ook dat het gehuurde voldoet aan de omschrijving van artikel 7:290 BW, zodat het gehuurde als 290-bedrijfsruimte kwalificeert. Dit betekent dat het primaire verzoek van De Lokatie wordt toegewezen. Zij is niet ontvankelijk in haar op artikel 7:230a BW gebaseerde verzoek tot ontruimingsbescherming. De op voormeld artikel gebaseerde opzegging van de huur door Hoorne sorteert geen effect. Aan de beoordeling van de subsidiair verzochte verlenging van de ontruimingstermijn wordt dan ook niet toegekomen.
3.7.
Hoorne is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van De Lokatie worden begroot op:
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
739,50
3.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verklaart De Lokatie niet-ontvankelijk in haar verzoek, nu het gehuurde kwalificeert als bedrijfsruimte ex artikel 7:290 lid 2 sub a BW,
4.2.
veroordeelt Hoorne in de proceskosten van € 739,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Hoorne niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt Hoorne tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H.J. Evers, kantonrechter, bijgestaan door mr. K.J. Verschueren, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025.