ECLI:NL:RBAMS:2025:2667

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
13/307087-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een vrouw in een zedenzaak wegens onvoldoende bewijs en inconsistentie in verklaringen van slachtoffers

Op 24 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 44-jarige vrouw, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met haar kinderen. De rechtbank heeft de vrouw vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat de verklaringen van de slachtoffers inconsistent waren en onvoldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 10 april 2025, waar de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, de vordering indiende. De rechtbank overwoog dat de verklaringen van de slachtoffers, hoewel ze elkaar in sommige opzichten ondersteunden, niet voldoende betrouwbaar waren om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank benadrukte dat de vrijspraak niet betekende dat de slachtoffers niet geloofd werden, maar dat er onvoldoende bewijs was om de schuld van de verdachte buiten redelijke twijfel vast te stellen. De benadeelde partij, [slachtoffer 2], had een schadevergoeding gevorderd, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.307087.22
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/307087-22
Datum uitspraak: 24 april 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
ingeschreven op het adres [adres] , [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. R. Shahbazi, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting, – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich in Diemen heeft schuldig gemaakt aan
1. het plegen van ontuchtige handelingen met haar zoon [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van zijn lichaam in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020;
2. het plegen van ontuchtige handelingen met haar dochter [slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam in de periode van 12 februari 2017 tot en met 31 december 2020;
3. het plegen van ontuchtige handelingen met haar dochter [slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam in de periode van 1 januari 2014 tot en met 11 februari 2017;
4. het tezamen en in vereniging met een ander door dwang en/of (dreiging van) geweld en/of (dreiging van) andere feitelijkheden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , terwijl zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt, bewegen tot en/of bevorderen van het plegen van ontuchtige handelingen met elkaar in de periode van 1 maart 2014 tot en met 31 december 2020.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar haar schriftelijke requisitoir – op het standpunt gesteld dat op grond van de inhoud van het dossier de aan verdachte tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar is, omdat zijn verklaringen over de seksuele handelingen met verdachte consistent en gedetailleerd zijn. Dat [slachtoffer 1] op enig moment heeft aangegeven dat zijn verklaring is verzonnen, doet hier niet aan af nu hij hier een geloofwaardige verklaring voor heeft gegeven, namelijk dat hij onder druk van [medeverdachte] en verdachte zijn verklaring moest intrekken. De verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 2] dat [slachtoffer 1] seks met verdachte heeft gehad.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 2 en feit 3 aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar is, omdat haar verklaringen over de seksuele handelingen met verdachte consistent zijn. Dat zij in haar eerste verklaring niet over het seksueel misbruik door verdachte heeft verklaard, doet hier niet aan af nu zij verdachte wilde beschermen. De verklaring van [slachtoffer 1] kan middels schakelbewijs als steunbewijs worden gebruikt in de zaak van [slachtoffer 2] , omdat sprake is van een gelijksoortige modus operandi en in de zaak van [slachtoffer 1] sprake is van onweerlegbaar steunbewijs.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 4 aangevoerd dat uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] blijkt dat zij zijn aangezet om meermalen seksuele handelingen te verrichten met elkaar. Zij zijn hiertoe door [medeverdachte] en verdachte gedwongen door (dreiging met) geweld en andere feitelijkheden. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn betrouwbaar. Hiertoe is van belang dat de verklaringen consistent zijn en elkaar ondersteunen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben onder meer verklaard dat [medeverdachte] en verdachte vertelden wat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moesten doen, over het (dreigen van het) slaan met pollepels en dat zij drank en drugs moesten innemen. Dat [slachtoffer 2] zich jaren na het ten laste gelegde bij haar verhoor bij de rechter-commissaris geen details meer kan herinneren, is niet onbegrijpelijk.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft – onder verwijzing naar haar pleitnota – vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 1] onvoldoende betrouwbaar is om voor het bewijs te gebruiken, omdat [slachtoffer 1] op 21 december 2020 heeft verklaard dat zijn verklaring is verzonnen en zijn verklaringen bij de politie en de rechter-commissaris niet consistent zijn voor wat betreft de tijd, de plek van het delict en de betrokken personen. Als de rechtbank van oordeel is dat de verklaring van [slachtoffer 1] voldoende betrouwbaar is, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van steunbewijs. De verklaring van [slachtoffer 2] is onvoldoende betrouwbaar en er is geen sprake van een eigen waarneming van [slachtoffer 2] .
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 2 en feit 3 aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 2] onvoldoende betrouwbaar is om voor het bewijs te gebruiken, omdat zij pas voor het eerst op 28 april 2021 heeft verklaard over het misbruik door verdachte, haar verklaringen op meerdere elementen inconsistenties en tegenstrijdigheden bevatten en deze weinig specifiek zijn. Als de rechtbank van oordeel is dat de verklaring van [slachtoffer 2] voldoende betrouwbaar is, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van steunbewijs. De verklaring van getuige [getuige 1] is afkomstig uit dezelfde bron. De verklaring van getuige [getuige 2] heeft betrekking op haar eigen ervaring met [medeverdachte] .
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 4 aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onvoldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs te gebruiken. Hiertoe is van belang dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] veel inconsistenties bevatten, de verklaring van [slachtoffer 2] niet gedetailleerd is en de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op essentiële punten van elkaar verschillen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt als volgt.
4.3.1.
Bewijsminimum in zedenzaken
Zedenzaken kenmerken zich in het algemeen door het gegeven dat slechts twee personen – het vermeende slachtoffer en de vermeende dader – aanwezig waren bij de tenlastegelegde seksuele handelingen. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaring van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel kan dienen. Maar een bewezenverklaring kan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige (het slachtoffer). De juistheid van de verklaring van het slachtoffer moet voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval.
In de onderhavige zaak heeft verdachte een ontkennende verklaring afgelegd. De rechtbank moet beoordelen of de verklaringen van de slachtoffers voor het bewijs kunnen worden gebruikt en, zo ja, of er voldoende steun is voor de juistheid daarvan in ander bewijsmateriaal.
4.3.2.
De verklaringen van de [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
4.3.2.1.
Verklaringen [slachtoffer 2]
is op 3 augustus 2020 als getuige door de politie gehoord. [slachtoffer 2] heeft als haar wordt voorgehouden dat [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij seks met haar heeft gehad, antwoordt ze ‘nee’. [slachtoffer 1] heeft geen seks met haar gehad, echt niet. Dat weet zij heel zeker. [slachtoffer 1] is boos op haar.
[slachtoffer 2] heeft op 8 oktober 2020 telefonisch verklaard dat zij haar verklaring wil intrekken. Toen de verbalisant haar vroeg of zij bij haar eerdere verklaring de waarheid had verteld, zei ze van wel.
[slachtoffer 2] is op 28 april 2021 als getuige door de politie gehoord. Zij heeft onder meer verklaard dat haar moeder
(hierna: verdachte)haar op haar negende begon te misbruiken. Het begon op de dag dat haar neefje één jaar oud werd. Het was in de avond in verdachte’s slaapkamer op haar bed. Verdachte raakte haar met haar handen aan bij haar benen en ging daarna langzaam verder naar boven bij haar geslachtsdeel. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat het waar is dat zij seks met [slachtoffer 1] heeft gehad. Zij was onder druk gezet door [medeverdachte] en [slachtoffer 1] . Zij zeiden dat zij seks met [slachtoffer 1] moest hebben, omdat ze anders aan haar broertjes zouden vertellen dat zij drugs gebruikt. [medeverdachte] en verdachte gebruikten drugs en zij kreeg dat ook van hen.
[slachtoffer 2] is op 6 september 2021 als aangeefster door de politie gehoord. Zij heeft onder meer verklaard dat het echt gebeurd is dat [slachtoffer 1] seks met verdachte heeft gehad. Dat heeft verdachte gezegd. [slachtoffer 2] werd naar haar kamer gestuurd toen zij seks zouden gaan hebben.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij een avond in juni 2014 in het bed lag van verdachte. Verdachte kwam in bed. Zij had gedronken. Ze hield haar benen vast en ging haar toen beffen. Dit was de eerste keer. [slachtoffer 2] was toen negen jaar oud. [slachtoffer 2] weet niet of [medeverdachte] erbij was. Het misbruik door verdachte is een paar keer gebeurd. Het gebeurde in verdachte’s kamer of in de woonkamer. Ze ging altijd beffen. Later was [medeverdachte] erbij aanwezig. Hij zat er gewoon bij. Het zette porno aan op de televisie. Hij deed niet mee. Hij zei alleen tegen verdachte dat ze dat bij [slachtoffer 2] moest doen. [slachtoffer 2] denkt dat begin 2020 de laatste keer was. Zij was toen vijftien jaar oud. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] en zij onderling seksuele handelingen bij elkaar moesten verrichten. Zij was toen vijftien jaar oud. Zij had seks met [slachtoffer 1] in de woonkamer. Het is twee keer gebeurd. [medeverdachte] en verdachte waren hierbij aanwezig. Zij kreeg coke en XTC van [medeverdachte] .
[slachtoffer 2] is op 23 augustus 2023 als getuige door de rechter-commissaris gehoord. Zij heeft onder meer verklaard dat verdachte ook seks heeft gehad met [slachtoffer 1] . Dat werd tijdens de aangifte besproken. [medeverdachte] en [slachtoffer 1] hebben het ook tegen haar gezegd. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij tegen de politie niet gelijk over het misbruik door verdachte heeft verteld, omdat zij haar wilde beschermen. [slachtoffer 2] weet niet meer hoe oud zij was toen zij voor de eerste keer werd misbruikt door verdachte. Zij zat in een pleeggezin. Zij was meegegaan naar een verjaardag van haar neefje. Zij denkt dat het 2012 was. [slachtoffer 2] denkt dat zij tien jaar oud was. Het is daarna vaker gebeurd, maar hoe vaak weet zij niet meer. Zij weet de laatste keer niet meer. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij ooit seks met [slachtoffer 1] heeft gehad. Zij weet niet hoe verdachte weet dat zij seks met [slachtoffer 1] heeft gehad. [slachtoffer 2] weet niet meer wanneer zij voor het eerst seks had met [slachtoffer 1] . Ze was vijftien jaar oud. Het is gebeurd in het jaar dat zij uit huis werden geplaatst. [slachtoffer 2] weet niet of zij vaker seks met [slachtoffer 1] heeft gehad. Zij weet niet of het meer dan één keer is gebeurd.
4.3.2.2. Verklaringen [slachtoffer 1]
heeft op 22 juli 2020 tegenover de politie verklaard dat hij al zeven of acht maanden soms door verdachte wordt wakker gemaakt tussen middernacht en drie uur. Hij moet dan alcohol drinken. Hier wordt hij heel suf van. Hij moet daarna seks met haar hebben. Hierna moet hij soms cocaïne snuiven.
[slachtoffer 1] is op 1 augustus 2020 als getuige door de politie gehoord. Hij heeft onder meer verklaard dat hij komt vertellen dat verdachte hem heeft geneukt en dat hij alcohol moest drinken en cocaïne van haar moest snuiven. De eerste keer lag hij te slapen. Iedereen lag te slapen. [medeverdachte] lag met zijn kleine broertje in bed. Verdachte zat in de woonkamer. Toen maakte zij [slachtoffer 1] wakker. [slachtoffer 1] moest naar de woonkamer komen. Hij moest iets drinken. Het smaakte heel vies. Hij kreeg er een branderig gevoel van in zijn maag. Het had een goud bruinige kleur, zoals thee. Hij zei tegen verdachte: "wat is dit, het smaakt heel vies?". Verdachte zei: "het is thee, het is hele aparte thee". Pas na twee maanden kwam [slachtoffer 1] erachter dat het alcohol was. Verdachte verstopte elke keer de fles. Die vond hij later in de prullenbak. Er zat toen nog een heel klein beetje bruin spul in. Als hij het dronk, voelde hij zich suf en kon hij zich niet meer herinneren wat er die avond was gebeurd. Nadat [slachtoffer 1] het de eerste keer dronk, zei verdachte dat hij zijn broek uit moest doen anders zou zij hem slaan met de pollepel. Toen ging ze aan zijn piemel zuigen en daarna zei ze: "stop", en ze zei: “Je moet het daarin doen.” [slachtoffer 1] zei: “Waar moet ik het dan in doen?”. Ze zei toen: "In mijn kut, je moet het er gewoon in doen." Dit gebeurde op de bank in de woonkamer. Ze leunde voorover richting de bank met haar gezicht naar de rugleuning en haar voeten voor de bank op de grond. [slachtoffer 1] moest achter haar staan en zijn piemel in haar kut doen. Ze zei: "doe het nou maar gewoon.". Zijn piemel was op dat moment groot; hij wees omhoog. Hij moest naar voor en naar achteren gaan. Toen het stopte, kwam er een soort wit spul uit zijn piemel. Toen verdachte ging zuigen aan zijn piemel kwam er wit spul uit. Toen ze hem ging neuken, kwam het witte spul uit haar kut. Toen het witte spul uit [slachtoffer 1] piemel kwam, voelde hij een soort kriebel in zijn buik. [slachtoffer 1] moest ook aan verdachte’s kut likken. Dit is ook een paar keer gebeurd. Als verdachte moe was, stuurde ze [slachtoffer 1] terug naar zijn kamer. Ook moest hij de troep die ze had gemaakt opruimen. Daarmee bedoelt hij de cocaïne op tafel. Het was ongeveer zes maanden aan de gang. Het is ongeveer twee á drie keer in de maand gebeurd. De laatste keer was eind juni 2020. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij het een andere keer met [slachtoffer 2] moest doen. Eerst maakte verdachte hem wakker en liet hem alcohol drinken en cocaïne snuiven. Daarna maakte ze [slachtoffer 2] wakker. [slachtoffer 2] en hij waren allebei suf. Zij moesten hun kleding uitdoen van verdachte. Verder ging toen aan [slachtoffer 1] piemel zuigen. [slachtoffer 2] zat op de bank. Ze was erg moe en sliep eigenlijk. Daarna moest [slachtoffer 2] op [slachtoffer 1] piemel zitten met haar gezicht in zijn richting. Ze moesten in de woonkamer samen neuken. Verdachte zat naakt naast hen op de bank en deed in de tussentijd haar vingers in haar kut. Daarna kwam er dat witte spul. Het was ’s nachts. Met [slachtoffer 2] gebeurde in oktober of november 2019. Daarna heeft hij het nooit meer met haar hoeven doen.
[slachtoffer 1] heeft op 7 oktober 2020 telefonisch verklaard dat hij de waarheid heeft verteld en zijn verklaring kan blijven staan.
[slachtoffer 1] heeft op 21 december 2020 verklaard dat zijn verklaring verzonnen was, omdat hij boos was op [slachtoffer 2] vanwege haar valse verklaring over seksueel misbruik door [medeverdachte] .
[slachtoffer 1] is op 20 juni 2023 als getuige door de rechter-commissaris gehoord. Hij heeft onder meer verklaard dat hij op 1 augustus 2020 tegen de politie heeft gezegd dat verdachte ’s avonds als ze alcohol op had [slachtoffer 1] naar de woonkamer bracht en hem daar ging neuken. Ze gaf hem dan wat alcohol. Hij heeft verder verteld dat hij in de avond soms apart werd gehouden en naar de woonkamer werd gebracht. Hij zat dan met verdachte in de woonkamer. Dan zette ze porno op de televisie aan. Daarna moest hij verdachte neuken. Soms gebruikte ze ook drugs. Ze liet [slachtoffer 1] een keer drugs nemen. Het was wit poeder dat hij moest opsnuiven door een rietje. Ze gaf hem iedere keer alcohol.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat er weleens op seksueel gebied iets gebeurd is tussen hem en [slachtoffer 2] . Dit is meerdere keren gebeurd. Hij weet niet meer exact welk jaar. Hij denkt dat hij tien of elf jaar oud was. Het was vijf of zes jaar geleden. De eerste keer was [slachtoffer 1] porno aan het kijken in de avond. Hij werd betrapt door [medeverdachte] of verdachte. Hij weet niet door wie. Later hebben ze gezegd dat hij seks kon hebben. Ze riepen hem naar hun kamer en zeiden dat hij naar de woonkamer moest gaan. [medeverdachte] en verdachte zeiden dat ze het moesten doen. [slachtoffer 2] werd geroepen door verdachte en kwam ook naakt naar de woonkamer. Ze hadden aan [slachtoffer 1] uitgelegd wat ze moesten doen en wat er zou gebeuren. [slachtoffer 1] weet niet wat ze exact tegen [slachtoffer 2] zeiden. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren toen met z’n tweeën in de woonkamer. [slachtoffer 2] heeft het voortouw genomen. Ze stopte [slachtoffer 1] piemel in haar vagina en daarna hadden ze seks. Er waren geen anderen bij aanwezig. Het was in de middag. Het is meerdere keren, meer dan een paar keer, gebeurd. De andere keren waren anders. De andere keren waren [medeverdachte] en verdachte erbij. Het was in de woon- of slaapkamer. Het was in de avond, in de nacht ongeveer. Als ze iets zouden doen in de avond maakten ze [slachtoffer 1] midden in de nacht wakker of werd hij naar hun kamer gestuurd. Dan riepen ze hem en uiteindelijk ook [slachtoffer 2] naar hun kamer en dan gebeurde het. Hij had seksuele performance met [slachtoffer 2] . Daarmee bedoelt hij dat hij seks had met [slachtoffer 2] , een piemel en een vagina bij elkaar. Ze hadden gezegd dat hij meer moest bewegen.
[slachtoffer 1] is op 15 januari 2024 als getuige door de rechter-commissaris gehoord. Hij heeft onder meer verklaard dat hij elf of twaalf jaar oud was toen hij seks moest hebben met verdachte. Dit was nadat hij seks moest hebben met [slachtoffer 2] . De eerste keer riepen [medeverdachte] en verdachte [slachtoffer 1] in de avond. Hij was nog wakker. Hij werd naar de slaapkamer geroepen. Ze gaven hem alcohol, Napoleon. Hij weet niet meer hoeveel hij dronk. [medeverdachte] was erbij toen hij Napoleon kreeg. Hij weet niet waar [medeverdachte] was toen het gebeurde met verdachte. Verdachte was naakt toen [slachtoffer 1] de slaapkamer in kwam. Hij moest zijn kleding van verdachte helemaal uit doen. Dat heeft hij zelf gedaan. Toen moest hij seksuele intercourse doen. Daarmee bedoelt hij seks. Dat was op het bed. Hij moest verdachte ook likken. Ze zei tegen hem dat hij dat moest doen. Hij weet niet meer exact wat ze zei. [slachtoffer 1] kan zich niet herinneren hoe vaak hij seks heeft gehad met verdachte. De laatste keer was een paar maanden voor de uithuisplaatsing. Het is twee of drie keer gebeurd dat hij drugs moest gebruiken. Het was wit poeder dat verdachte in haar neus deed. Verdachte pakte een rietje en zei dat [slachtoffer 1] het moest doen.
De eerste keer was hij betrapt in de slaapkamer van verdachte toen zij zag dat hij bezig was met zichzelf. Hij was toen elf of twaalf jaar. Hij was porno aan het kijken. Verdachte sprak hem daarop aan. Daarna vroegen [medeverdachte] en verdachte of hij geïnteresseerd was in seks. Na verloop van tijd riepen ze hem naar hun slaapkamer. Ze lagen op bed. Hij moest zich uitkleden en naar de woonkamer gaan. Daar was [slachtoffer 2] . Hij moest het met haar doen. Hij kan zich niet herinneren wat ze precies zeiden. Er was porno op de televisie. [slachtoffer 2] ging op [slachtoffer 1] piemel zitten. Ze ging een paar keer op en neer. Daarna stopten ze. [slachtoffer 1] weet niet hoe vaak het met [slachtoffer 2] is gebeurd. Het is ongeveer minder dan acht keer gebeurd in meerdere jaren. Het eindigde een paar maanden voor de uithuisplaatsing. Hij was toen dertien jaar.
4.3.3.
De bruikbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] voor het bewijs
In het rechtspsychologisch rapport van 30 april 2024, opgesteld door E. Rassin, is – kort gezegd – geconcludeerd dat voor de betrouwbaarheid van de beschuldigingen ongunstig is dat de beschuldigingen en verklaringen inconsistent zijn en, in geval van [slachtoffer 2] , veel details in haar verklaringen ontbreken en dat er suggestieve vragen zijn gesteld. Beschuldigingen worden gedaan, maar later deels weer ingetrokken, en de omvang van sommige beschuldigingen neemt toe in de tijd. Rassin concludeert dat het psychologisch-wetenschappelijk gezien niet goed mogelijk is om aan de hand van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te differentiëren tussen het scenario waarin de beschuldigingen kloppen en het scenario waarin de beschuldigingen ooit om strategische redenen en al dan niet gecoacht door volwassenen zijn verzonnen.
De rechtbank overweegt, anders dan Rassin, dat voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet doorslaggevend is dat zij hun beschuldigingen op enig moment hebben ingetrokken en dat [slachtoffer 2] de beschuldigingen later heeft uitgebreid. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen die wijzigingen van de verklaringen goed worden verklaard door de ernstig onveilige thuissituatie van de kinderen [1] en de druk die aanvankelijk op de kinderen werd gelegd door verdachte en door [medeverdachte] om bepaalde verklaringen af te leggen dan wel verklaringen in te trekken.
De rechtbank moet de bruikbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor het bewijs beoordelen aan de hand van onder meer de authenticiteit, concreetheid en gedetailleerdheid daarvan. Daarbij is ook van belang of de verklaringen consistent zijn. De rechtbank moet daarnaast beoordelen of de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
4.3.3.1. Conclusie inzake het onder 1 tenlastegelegde feit
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 1] op hoofdlijnen heeft verklaard over de tijd, aard en de frequentie van het seksueel misbruik en over de context waarbinnen dit heeft plaatsgevonden. Hij heeft het misbruik geplaatst in de tijd en daarbij enkele concrete en specifieke gebeurtenissen genoemd. De rechtbank is echter van oordeel dat een bewezenverklaring niet in overwegende mate op de verklaring van [slachtoffer 1] kan worden gebaseerd. De rechtbank overweegt daartoe dat [slachtoffer 1] niet steeds consistent heeft verklaard over de tijd, de aard en de frequentie van het seksuele misbruik en over de context waarbinnen dit heeft plaatsgevonden.
Zo heeft [slachtoffer 1] op 22 juli 2020 verklaard dat het misbruik door verdachte zeven of acht maanden geleden was begonnen. Het gebeurde twee a drie keer in de maand. Op 1 augustus 2020 heeft [slachtoffer 1] verklaard dat het misbruik zes maanden of langer geleden was begonnen. De rechtbank begrijpt hieruit dat [slachtoffer 1] dertien jaar oud was. De eerste keer lag [slachtoffer 1] te slapen. [medeverdachte] lag met zijn kleine broertje in bed. Verdachte zat in de woonkamer. Verdachte maakte [slachtoffer 1] wakker. Hij moest naar de woonkamer komen. Vervolgens moest hij seks hebben met verdachte op de bank in de woonkamer. Op 15 januari 2024 heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij elf of twaalf jaar oud was toen hij seks moest hebben met verdachte. Hij weet niet hoe vaak het is gebeurd. De eerste keer werd hij door [medeverdachte] en verdachte geroepen naar hun slaapkamer. Hierna moest hij seks hebben met verdachte op het bed. Hij weet niet waar [medeverdachte] was toen dit gebeurde.
De rechtbank is van oordeel dat er voor de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 1] daarnaast onvoldoende steun is in ander bewijsmateriaal. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt allereerst geen steun in de verklaring van [slachtoffer 2] , omdat de verklaring van [slachtoffer 2] geen eigen waarneming is, maar een verklaring van horen zeggen. Zij heeft op 6 september 2021 verklaard dat verdachte heeft gezegd dat [slachtoffer 1] seks met verdachte heeft gehad. Op 23 augustus 2023 heeft zij verklaard dat [medeverdachte] en [slachtoffer 1] tegen haar hebben gezegd dat [slachtoffer 1] seks met verdachte heeft gehad.
De rechtbank kan gelet op voorgaande niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde feit. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
4.3.3.2. Conclusie inzake de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat [slachtoffer 2] op hoofdlijnen consistent heeft verklaard over de aard en de frequentie van het seksuele misbruik en over de context waarbinnen dit heeft plaatsgevonden. Zij heeft het misbruik geplaatst in de tijd. De rechtbank is echter van oordeel dat een bewezenverklaring niet in overwegende mate op de verklaring van [slachtoffer 2] kan worden gebaseerd. De rechtbank overweegt daartoe dat [slachtoffer 2] weinig gedetailleerd heeft verklaard over de aard van het seksuele misbruik en over de context waarbinnen dit heeft plaatsgevonden. [slachtoffer 2] heeft summier verklaard. Zo heeft [slachtoffer 2] op 28 april 2021 verklaard dat verdachte [slachtoffer 2] met haar handen aanraakte bij haar benen en daarna langzaam naar boven ging naar haar geslachtsdeel. Op 6 september 2021 heeft [slachtoffer 2] verklaard dat verdachte haar benen vasthield en haar ging beffen. De rechtbank vindt dit te weinig gedetailleerd om te concluderen dat sprake was van het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] .
De rechtbank overweegt dat er voor de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 2] daarnaast onvoldoende steun is in ander bewijsmateriaal. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] niet middels schakelbewijsals steunbewijs kan worden gebruikt in de zaak van [slachtoffer 2] . Voor het gebruik van schakelbewijs is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan (de modus operandi) op essentiële punten overeenkomt of kenmerkende gelijkenissen vertoont. De rechtbank is niet gebleken dat sprake is van een gelijksoortige modus operandi.
De rechtbank kan gelet op voorgaande niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde feit. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
4.3.3.3. Conclusie inzake het onder 4 tenlastegelegde feit
De rechtbank is van oordeel dat een bewezenverklaring niet in overwegende mate op de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kan worden gebaseerd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[slachtoffer 2] heeft op 3 augustus 2020 verklaard heel zeker te weten dat zij geen seks met [slachtoffer 1] heeft gehad. Op 28 april 2021 heeft zij verklaard dat het waar is dat zij seks met [slachtoffer 1] heeft gehad. Zij was onder druk gezet door [medeverdachte] en [slachtoffer 1] . Op 6 september 2021 heeft [slachtoffer 2] verklaard dat zij vijftien jaar oud was. Zij had seks met [slachtoffer 1] in de woonkamer. Het is twee keer gebeurd. [medeverdachte] en verdachte waren hierbij aanwezig. Op 23 augustus 2023 heeft [slachtoffer 2] verklaard dat zij niet weet of zij vaker dan één keer seks met [slachtoffer 1] heeft gehad. Zij weet niet hoe verdachte weet dat zij seks met [slachtoffer 1] heeft gehad.
[slachtoffer 1] heeft op 1 augustus 2020 verklaard dat verdachte hem en [slachtoffer 2] wakker maakte, zij hun eigen kleding uit moesten doen, [slachtoffer 2] op [slachtoffer 1] piemel moest gaan zitten en in de woonkamer moesten neuken. Verdachte zat naakt naast hen op de bank. Dit is gebeurd in oktober of november 2019. [slachtoffer 1] heeft het daarna nooit meer met [slachtoffer 2] hoeven doen. Op 20 juni 2023 heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij toen hij de eerste keer seks had met [slachtoffer 2] tien of elf jaar oud was. Dit was vijf of zes jaar geleden. Hij was in de avond porno aan het kijken en werd betrapt door [medeverdachte] of verdachte. [slachtoffer 1] is naar de slaapkamer van [medeverdachte] en verdachte geroepen. Zij zeiden dat hij naar de woonkamer moest gaan. [slachtoffer 2] kwam naakt naar de woonkamer. Ze stopte zijn piemel in haar vagina. Ze hadden seks. Hier waren geen anderen bij aanwezig. Het was in de middag. [slachtoffer 1] heeft meerdere keren seks met [slachtoffer 2] gehad. De andere keren seks waren in de avond/nacht, in de woon- of slaapkamer en in het bijzijn van [medeverdachte] en verdachte. Dan maakten ze hem wakker, werden [slachtoffer 2] en hij naar hun kamer geroepen/gestuurd en hadden ze seks met elkaar. Op 15 januari 2024 heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij elf of twaalf jaar oud was toen hij voor de eerste keer seks had met [slachtoffer 2] . Hij moest zich uitkleden en naar de woonkamer gaan. Daar was [slachtoffer 2] . Hij heeft in totaal ongeveer minder dan acht keer seks met [slachtoffer 2] gehad. Het eindigde toen hij dertien jaar was.
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] inconsistent zijn, maar ook onderling niet overeenkomen. Daarom geven die verklaringen elkaar onvoldoende steun om er een bewezenverklaring op te kunnen baseren. Voor de juistheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is er daarnaast onvoldoende steun in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank kan gelet op voorgaande niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde feit. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Alles overziend overweegt de rechtbank dat als het afleggen van een concrete, gedetailleerde en consistente verklaring door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is bemoeilijkt door de onveilige thuissituatie en het gevolg daarvan is dat verdachte wordt vrijgesproken, dat extra wrang voor hen is. Dat verdachte wordt vrijgesproken, betekent echter niet dat de rechtbank [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet gelooft, maar dat zij op basis van het dossier niet buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.

5.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 5.000,00 aan vergoeding van materiële schade en € 50.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde € 5.000,00 aan materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat het gaat om toekomstige schade, en om toewijzing van de gevorderde € 50.000,00 aan immateriële schade.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaring in de vordering. De verdediging heeft subsidiair verzocht de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde € 5.000,00 aan materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering en de gevorderde € 50.000,00 aan immateriële schade sterk te matigen en aansluiting te zoeken bij de Rotterdamse Schaal.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu verdachte wordt vrijgesproken.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde
niet bewezenen
spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2]
niet-ontvankelijkin de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. K.A. Brunner en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.L. Scheeren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 april 2025.

Voetnoten

1.Rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 14 december 2021