ECLI:NL:RBAMS:2025:2668

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
13/202390-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zedenzaak door inconsistentie van verklaringen van slachtoffers

Op 24 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 44-jarige man, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met zijn stiefdochter en het aanzetten tot ontuchtige handelingen met een andere minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers inconsistent waren en onvoldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal. De slachtoffers gaven tegenstrijdige verklaringen die elkaar niet ondersteunden, wat leidde tot de conclusie dat de rechtbank niet buiten redelijke twijfel kon vaststellen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank benadrukte dat de vrijspraak niet betekende dat de slachtoffers niet geloofd werden, maar dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.202390.20
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/202390-20
Datum uitspraak: 24 april 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
ingeschreven op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.E. Leenhouwers, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting, – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in Diemen heeft schuldig gemaakt aan
1. het plegen van ontuchtige handelingen met zijn stiefdochter [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam in de periode van 12 februari 2018 tot en met 31 december 2020;
2. het tezamen en in vereniging met een ander door dwang en/of (dreiging van) geweld en/of (dreiging van) andere feitelijkheden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt, bewegen tot en/of bevorderen van het plegen van ontuchtige handelingen met elkaar in de periode van 1 maart 2014 tot en met 31 december 2020.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich – onder verwijzing naar haar pleitnotitie – op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging van feit 1 ten aanzien van de onderdelen
“die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij het tegen haar moeder ging zeggen dat ze seks met elkaar hadden gehad en/of die [slachtoffer 1] verdovende middelen (cocaïne en/of XTC) heeft gegeven en/of toegediend”partieel nietig moet worden verklaard, omdat deze onderdelen geen ‘seksuele handelingen’ in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) betreffen.
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding voor wat betreft voornoemde onderdelen niet partieel nietig moet worden verklaard.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat evident is dat de genoemde onderdelen van de tenlastelegging geen seksuele handelingen betreffen en dus onterecht als zodanig in de tenlastelegging zijn opgenomen. Voor de verdachte en zijn raadsvrouw was dan ook duidelijk waartegen zij zich moesten verdedigen. De fout in de tenlastelegging betekent dus niet dat deze niet voldoet aan de eisen die artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (WvSv) aan de inhoud van de dagvaarding stelt, te weten een voldoende duidelijke en een voldoende feitelijke opgave van het strafbare feit dat aan de verdachte wordt verweten. De rechtbank zal de dagvaarding voor wat betreft voornoemde onderdelen daarom niet partieel nietig verklaren.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar haar schriftelijke requisitoir – op het standpunt gesteld dat op grond van de inhoud van het dossier de aan verdachte tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. De officier van justitie heeft verzocht verdachte van feit 1 ten aanzien van de onderdelen
“die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij het tegen haar moeder ging zeggen dat ze seks met elkaar hadden gehad en/of die [slachtoffer 1] verdovende middelen (cocaïne en/of XTC) heeft gegeven en/of toegediend”partieel vrij te spreken.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar is, omdat haar verklaringen over de seksuele handelingen met verdachte consistent en authentiek zijn. De verklaring van [slachtoffer 1] is authentiek, omdat zij moeite heeft met het vertellen over de seksuele handelingen en dat eerst op papier wil zetten. Dit is ook opgemerkt door getuige [getuige 1] die heeft verklaard over de emotionele toestand van [slachtoffer 1] bij het opschrijven van haar levensverhaal. Verder is van belang dat getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij gelooft dat verdachte seksuele handelingen bij [slachtoffer 1] heeft verricht, omdat hij bij haar hetzelfde heeft gedaan. De officier van justitie neemt in de overtuiging mee dat [slachtoffer 1] een abortus heeft ondergaan in de periode waarin zij heeft verklaard seks te hebben gehad met verdachte.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat uit de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] blijkt dat zij zijn aangezet om meermalen seksuele handelingen te verrichten met elkaar. Zij zijn hiertoe door [medeverdachte] en verdachte gedwongen door (dreiging met) geweld en andere feitelijkheden. De verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn betrouwbaar. Hiertoe is van belang dat de verklaringen consistent zijn en elkaar ondersteunen. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben onder meer verklaard dat [medeverdachte] en verdachte vertelden wat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] moesten doen, over het (dreigen van het) slaan met pollepels en dat zij drank en drugs moesten innemen. Dat [slachtoffer 1] zich jaren na het tenlastegelegde bij haar verhoor bij de rechter-commissaris geen details meer kan herinneren, is niet onbegrijpelijk.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadvrouw heeft – onder verwijzing naar haar pleitnota – vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 1] onvoldoende betrouwbaar is om een bewezenverklaring in overwegende mate op te baseren. Daartoe is van belang dat [slachtoffer 1] niet consistent is in haar verklaringen, details in haar verklaringen ontbreken en een aantal elementen in haar verklaringen onverklaarbaar en/of onjuist zijn. Verder is van belang dat de totstandkoming van de verklaring problematisch is nu de beschuldiging is geuit op het moment van een stevig conflict tussen haar moeder en verdachte, de verklaring is uitgebreid toen haar moeder en verdachte weer samen waren en de achtergrond van [slachtoffer 1] voor wat betreft de vermoedens van seksueel misbruik in het verleden en de bijbehorende problematiek in haar seksuele ontwikkeling. Tot slot is de totstandkoming van de beschuldigingen problematisch nu [slachtoffer 1] tijdens het eerste politieverhoor op een suggestieve wijze is bevraagd en het ‘levensverhaal’, hetgeen aan de basis ligt van de uitbreiding van de aangifte, niet authentiek en spontaan van [slachtoffer 1] afkomstig is. Als de rechtbank van oordeel is dat de verklaring van [slachtoffer 1] voldoende betrouwbaar is, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van steunbewijs. [slachtoffer 1] heeft in de periode dat het misbruik zou hebben plaatsgevonden tegen niemand iets hierover gezegd en niemand heeft aangegeven iets van het misbruik te hebben gezien of gemerkt.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] onvoldoende betrouwbaar zijn om een bewezenverklaring in overwegende mate op te baseren. Voor de verklaring van [slachtoffer 1] is van belang dat haar verklaring een opbouw kent (van een oprecht verbaasde ‘niet gebeurd’ naar het wel seks ‘moeten hebben’ met [slachtoffer 2] ), niet consistent is en details in haar verklaringen ontbreken. Ook hier speelt mee dat de totstandkoming van de verklaring problematisch is en de verklaring is uitgebreid toen haar moeder en verdachte weer samen waren. Voor de verklaring van [slachtoffer 2] is van belang dat zijn verklaring eveneens een opbouw kent (hij spreekt aanvankelijk alleen over zijn moeder in relatie tot de seks met [slachtoffer 1] ), veel inconsistenties bevat en ook tot stand is gekomen op het moment van een stevig conflict tussen zijn moeder en verdachte. Als de rechtbank van oordeel is dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] voldoende betrouwbaar zijn, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van steunbewijs nu de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op belangrijke punten niet overeenkomen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
4.3.1.
Bewijsminimum in zedenzaken
Zedenzaken kenmerken zich in het algemeen door het gegeven dat slechts twee personen – het vermeende slachtoffer en de vermeende dader – aanwezig waren bij de tenlastegelegde seksuele handelingen. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaring van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel kan dienen. Maar een bewezenverklaring kan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige (het slachtoffer). De juistheid van de verklaring van het slachtoffer moet voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 WvSv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval.
In de onderhavige zaak heeft verdachte een ontkennende verklaring afgelegd. De rechtbank moet beoordelen of de verklaringen van de slachtoffers voor het bewijs kunnen worden gebruikt en, zo ja, of er voldoende steun is voor de juistheid daarvan in ander bewijsmateriaal.
4.3.2.
De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
4.3.2.1. Verklaringen [slachtoffer 1]
is op 3 augustus 2020 als getuige door de politie gehoord. [slachtoffer 1] heeft onder meer verklaard dat zij er begin mei 2020 achter kwam dat zij zwanger was. Ze was zwanger van verdachte. Ze heeft een abortus ondergaan. Het seksueel misbruik door verdachte is ongeveer iets langer dan een jaar geleden begonnen. De eerste keer weet zij niet meer precies. De eerste paar keer lukte het niet, dat het er in ging. Later lukte het wel. Als haar moeder
(de rechtbank begrijpt (ook in het vervolg): [medeverdachte] )wegging, wilde verdachte het heel snel doen voordat zij terug was. Het gebeurde overal in huis, bijvoorbeeld in de slaapkamer van haar ouders, in de woonkamer in/bij de stoel, in de keuken op het aanrecht en in de gang. Verdachte duwde [slachtoffer 1] dan tegen de muur aan. Hij begon dan op te zwellen. Zijn broek was meestal al uit. Verdachte trok [slachtoffer 1] broek naar beneden. Dan stopte hij zijn ding in haar ding. Daarmee bedoelt ze zijn piemel in haar kut. Dan neukte hij haar tegen de muur aan. Zij stond dan rechtop met haar gezicht tegen de muur. Hij stond rechtop met zijn knieën en een beetje gezakt. Verdachte is klaargekomen. [slachtoffer 1] zag dat meestal aan zijn gezichtsuitdrukking. Dan stopte hij en sprong zij gelijk van hem af. Verdachte gebruikte geen condooms. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij verdachte soms ook moest pijpen. Dan duwde hij haar naar zijn ding toe. Het is in totaal veel meer dan twintig keer gebeurd. De laatste keer dat [slachtoffer 1] seks met verdachte had, was in dezelfde week als dat zij het aan haar moeder had verteld. [slachtoffer 1] denkt dat het ’s ochtends was. De anderen gingen naar buiten. [slachtoffer 1] ging toen douchen. [slachtoffer 1] zou het bed van verdachte opmaken. Zij stond bij het bed. Verdachte wilde seks met haar. [slachtoffer 1] zei dat ze zo naar haar moeder toe zou gaan. Verdachte wilde snel seks hebben en bedreigde haar door te zeggen dat zij zijn kind had vermoord en het moest doen, omdat hij het anders tegen haar moeder zou vertellen en haar moeder boos op haar zou worden. Verdachte droeg een boxershort. [slachtoffer 1] weet niet meer welke kleding zij droeg. [slachtoffer 1] denkt dat zij en verdachte seks in bed hadden. [slachtoffer 1] beschrijft de piemel van verdachte als bruin, best wel groot en met (getrimd) haar erop. Als [slachtoffer 1] wordt voorgehouden dat [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij seks met haar heeft gehad, antwoordt ze ‘nee’. [slachtoffer 2] heeft geen seks met haar gehad, echt niet. Dat weet zij heel zeker. [slachtoffer 2] is boos op haar.
[slachtoffer 1] heeft op 8 oktober 2020 telefonisch verklaard dat zij haar verklaring wil intrekken. Toen de verbalisant haar vroeg of zij bij haar eerdere verklaring wel de waarheid had verteld, zei ze van wel.
[slachtoffer 1] heeft op 21 december 2020 onder meer verklaard dat verdachte seks met haar heeft gehad en dat het kind dat zij heeft laten weghalen, van hem was.
[slachtoffer 1] is op 28 april 2021 als getuige door de politie gehoord. Zij heeft onder meer verklaard dat het waar is dat zij seks met [slachtoffer 2] heeft gehad. Zij was onder druk gezet door verdachte en [slachtoffer 2] . Zij zeiden dat zij seks met [slachtoffer 2] moest hebben, omdat zij anders aan haar broertjes zouden vertellen dat zij drugs gebruikt. Haar moeder en verdachte gebruikten drugs en zij kreeg dat ook van hen.
[slachtoffer 1] is op 6 september 2021 als aangeefster door de politie gehoord. Zij heeft onder meer verklaard dat zij ongeveer 1,5 jaar voor 2020 is misbruikt door verdachte. Hij dwong haar. Het is ongeveer twee á drie keer per week gebeurd. Het gebeurde in de slaapkamer, woonkamer of de gang. Het was seks. Verdachte dwong haar door haar te slaan, manipuleren en zei dat hij het anders tegen haar moeder zou zeggen. [slachtoffer 1] weet niet meer hoe de eerste keer is gegaan. Een keer die zij zich kan herinneren, is dat verdachte haar beet pakte. Hij was bijna nooit aangekleed. Hij liep naakt of in een boxershort. Hij wilde dat [slachtoffer 1] haar kleren uit deed. Zij was aan het schoonmaken. Op een gegeven moment was zij door verdachte uitgekleed. Hij zat aan haar heupen en billen. Dit was in de woonkamer bij de stoel. [slachtoffer 1] lag omgedraaid op de stoel. Verdachte stond achter haar. Hij neukte haar in haar vagina. Hij gebruikte geen condoom. [slachtoffer 1] moest verdachte ook pijpen. Verdachte is niet in haar mond klaargekomen. Hij rende snel naar de wc. Het lekte weleens op de grond of in haar bed. Verdachte is ook in [slachtoffer 1] klaargekomen. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] en zij onderlig seksuele handelingen bij elkaar moesten verrichten. Zij was toen vijftien jaar oud. Zij had seks met [slachtoffer 2] in de woonkamer. Het is twee keer gebeurd. Haar moeder en verdachte waren hierbij aanwezig. Zij kreeg coke en XTC van verdachte.
[slachtoffer 1] is op 23 augustus 2023 als getuige door de rechter-commissaris gehoord. Zij heeft onder meer verklaard dat zij de eerste keer misbruik door verdachte niet kan herinneren. Zij weet niet waar dat was, waar de anderen waren op dat moment, op welk moment van de dag het was en hoe oud zij was. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij ooit seks met [slachtoffer 2] heeft gehad. Zij weet niet hoe haar moeder weet dat zij seks met [slachtoffer 2] heeft gehad. [slachtoffer 1] weet niet meer wanneer zij voor het eerst seks had met [slachtoffer 2] . Ze was vijftien jaar oud. Het is gebeurd in het jaar dat zij uit huis werden geplaatst. [slachtoffer 1] weet niet of zij vaker seks met [slachtoffer 2] heeft gehad. Zij weet niet of het meer dan één keer is gebeurd.
4.3.2.2. Verklaringen [slachtoffer 2]
is op 1 augustus 2020 als getuige door de politie gehoord. Hij heeft onder meer verklaard dat hij het een andere keer met [slachtoffer 1] moest doen. Eerst maakte zijn moeder hem wakker en liet hem alcohol drinken en cocaïne snuiven. Daarna maakte ze [slachtoffer 1] wakker. [slachtoffer 1] en hij waren allebei suf. Zij moesten hun kleding uitdoen van hun moeder. Zijn moeder ging toen aan [slachtoffer 2] piemel zuigen. [slachtoffer 1] zat op de bank. Ze was erg moe en sliep eigenlijk. Daarna moest [slachtoffer 1] op [slachtoffer 2] piemel zitten met haar gezicht in zijn richting. Ze moesten in de woonkamer samen neuken. Zijn moeder zat naakt naast hen op de bank en deed in de tussentijd haar vingers in haar kut. Daarna kwam er dat witte spul. Het was ’s nachts. Met [slachtoffer 1] gebeurde het in oktober of november 2019. Daarna heeft hij het nooit meer met haar hoeven doen.
[slachtoffer 2] heeft op 7 oktober 2020 telefonisch verklaard dat hij de waarheid heeft verteld en zijn verklaring kan blijven staan.
[slachtoffer 2] heeft op 21 december 2020 verklaard dat zijn verklaring verzonnen was, omdat hij boos was op [slachtoffer 1] vanwege haar valse verklaring over seksueel misbruik door verdachte.
[slachtoffer 2] is op 20 juni 2023 als getuige door de rechter-commissaris gehoord. Hij heeft onder meer verklaard dat er weleens op seksueel gebied iets gebeurd is tussen hem en [slachtoffer 1] . Dit is meerdere keren gebeurd. Hij weet niet meer exact welk jaar. Hij denkt dat hij tien of elf jaar oud was. Het was vijf of zes jaar geleden. De eerste keer was [slachtoffer 2] porno aan het kijken in de avond. Hij werd betrapt door zijn moeder of verdachte. Hij weet niet door wie. Later hebben ze gezegd dat hij seks kon hebben. Ze riepen hem naar hun kamer en zeiden dat hij naar de woonkamer moest gaan. Zijn moeder en verdachte zeiden dat ze het moesten doen. [slachtoffer 1] werd geroepen door zijn moeder en kwam ook naakt naar de woonkamer. Ze hadden aan [slachtoffer 2] uitgelegd wat ze moesten doen en wat er zou gebeuren. [slachtoffer 2] weet niet wat ze exact tegen [slachtoffer 1] zeiden. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] waren toen met z’n tweeën in de woonkamer. [slachtoffer 1] heeft het voortouw genomen. Ze stopte [slachtoffer 2] piemel in haar vagina en daarna hadden ze seks. Er waren geen anderen bij aanwezig. Het was in de middag. Het is meerdere keren, meer dan een paar keer, gebeurd. De andere keren waren anders. De andere keren waren zijn moeder en verdachte erbij. Het was in de woon- of slaapkamer. Het was in de avond, in de nacht ongeveer. Als ze iets zouden doen in de avond maakten ze [slachtoffer 2] midden in de nacht wakker of werd hij naar hun kamer gestuurd. Dan riepen ze hem en uiteindelijk ook [slachtoffer 1] naar hun kamer en dan gebeurde het. Hij had seksuele performance met [slachtoffer 1] . Daarmee bedoelt hij dat hij seks had met [slachtoffer 1] , een piemel en een vagina bij elkaar. Ze hadden gezegd dat hij meer moest bewegen.
[slachtoffer 2] is op 15 januari 2024 als getuige door de rechter-commissaris gehoord. Hij heeft onder meer verklaard dat hij de eerste keer was betrapt in de slaapkamer van zijn moeder toen zij zag dat hij bezig was met zichzelf. Hij was toen elf of twaalf jaar. Hij was porno aan het kijken. Zijn moeder sprak hem daarop aan. Daarna vroegen zijn moeder en verdachte of hij geïnteresseerd was in seks. Na verloop van tijd riepen ze hem naar hun slaapkamer. Ze lagen op bed. Hij moest zich uitkleden en naar de woonkamer gaan. Daar was [slachtoffer 1] . Hij moest het met haar doen. Hij kan zich niet herinneren wat ze precies zeiden. Er was porno op de televisie. [slachtoffer 1] ging op [slachtoffer 2] piemel zitten. Ze ging een paar keer op en neer. Daarna stopten ze. [slachtoffer 2] weet niet hoe vaak het met [slachtoffer 1] is gebeurd. Het is ongeveer minder dan acht keer gebeurd in meerdere jaren. Het eindigde een paar maanden voor de uithuisplaatsing. Hij was toen dertien jaar.
4.3.3.
De bruikbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor het bewijs
In het rechtspsychologisch rapport van 30 april 2024, opgesteld door mr. Dr. E. Rassin, is – kort gezegd – geconcludeerd dat voor de betrouwbaarheid van de beschuldigingen ongunstig is dat de beschuldigingen en verklaringen inconsistent zijn en, in geval van [slachtoffer 1] , veel details in haar verklaringen ontbreken en dat er suggestieve vragen zijn gesteld. Beschuldigingen worden gedaan, maar later deels weer ingetrokken, en de omvang van sommige beschuldigingen neemt toe in de tijd. Rassin concludeert dat het psychologisch-wetenschappelijk gezien niet goed mogelijk is om aan de hand van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te differentiëren tussen het scenario waarin de beschuldigingen kloppen en het scenario waarin de beschuldigingen ooit om strategische redenen en al dan niet gecoacht door volwassenen zijn verzonnen.
De rechtbank overweegt, anders dan Rassin, dat voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet doorslaggevend is dat zij hun beschuldigingen op enig moment hebben ingetrokken en dat [slachtoffer 1] de beschuldigingen later heeft uitgebreid. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen die wijzigingen van de verklaringen goed worden verklaard door de ernstig onveilige thuissituatie van de kinderen [1] en de druk die aanvankelijk op de kinderen werd gelegd door hun moeder en door verdachte om bepaalde verklaringen af te leggen dan wel verklaringen in te trekken.
De rechtbank moet de bruikbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] voor het bewijs beoordelen aan de hand van onder meer de authenticiteit, concreetheid en gedetailleerdheid daarvan. Daarbij is ook van belang of de verklaringen consistent zijn. De rechtbank moet daarnaast beoordelen of de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
4.3.3.1. Conclusie inzake het onder 1 tenlastegelegde feit
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat [slachtoffer 1] op hoofdlijnen wel heeft verklaard over de aard en de frequentie van het seksuele misbruik en over hoe dit heeft plaatsgevonden. Zij heeft het misbruik ook geplaatst in tijd en daarbij enkele concrete en specifieke gebeurtenissen genoemd.
De rechtbank is echter van oordeel dat een bewezenverklaring niet in overwegende mate op de verklaring van [slachtoffer 1] kan worden gebaseerd. De rechtbank overweegt daartoe dat [slachtoffer 1] niet steeds consequent heeft verklaard over de aard van het seksuele misbruik en over de context waarbinnen en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden. Zo heeft [slachtoffer 1] op 3 augustus 2020 verklaard dat zij door verdachte werd gedwongen om seks met hem te hebben, omdat hij haar bedreigde door te zeggen dat hij het anders tegen haar moeder zal vertellen, terwijl zij op 6 september 2021 heeft verklaard dat verdachte haar dwong door haar haar te slaan, manipuleren en haar te bedreigen dat hij het anders tegen haar moeder zal vertellen. Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 23 augustus 2023 kan [slachtoffer 1] zich de eerste en laatste keer van het seksuele misbruik door verdachte niet meer te herinneren.
De rechtbank overweegt dat er voor de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 1] daarnaast onvoldoende steun is in ander bewijsmateriaal. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt allereerst geen steun in de verklaring van getuige [getuige 1] over de emotionele toestand van [slachtoffer 1] (ze raakte geïrriteerd) tijdens het vertellen over de beschuldiging (het ‘levensverhaal’), omdat dit geen reactie of emotie betreft direct na de vermeende verdenking en die irritatie niet gekoppeld hoeft te zijn aan de juistheid van haar verklaring. De omstandigheid dat [slachtoffer 1] op 16 juni 2020 een abortus heeft ondergaan, kan in dit geval ook niet als steunbewijs dienen, omdat onbekend is gebleven van wie zij zwanger was. Getuige [getuige 2] , de dochter van verdachte, heeft wel verklaard dat verdachte op enig moment met zijn handen in [getuige 2] onderbroek is gegaan, maar deze verklaring gaat over de eigen ervaring van [getuige 2] met verdachte en niet over seksuele handelingen met [slachtoffer 1] . De verklaring van [getuige 2] kan ook niet als schakelbewijs worden gebruikt. Voor het gebruik van schakelbewijs is namelijk ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan (de modus operandi) op essentiële punten overeenkomt of kenmerkende gelijkenissen vertoont. De rechtbank is niet gebleken dat sprake is van een gelijksoortige modus operandi.
De rechtbank kan gelet op voorgaande niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde feit. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
4.3.3.2. Conclusie inzake het onder 2 tenlastegelegde feit
De rechtbank is van oordeel dat een bewezenverklaring niet in overwegende mate op de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] kan worden gebaseerd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[slachtoffer 1] heeft op 3 augustus 2020 verklaard heel zeker te weten dat zij geen seks met [slachtoffer 2] heeft gehad. Op 28 april 2021 heeft zij verklaard dat het waar is dat zij seks met [slachtoffer 2] heeft gehad. Zij was onder druk gezet door verdachte en [slachtoffer 2] . Op 6 september 2021 heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij vijftien jaar oud was. Zij had seks met [slachtoffer 2] in de woonkamer. Het is twee keer gebeurd. Haar moeder en verdachte waren hierbij aanwezig. Op 23 augustus 2023 heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij niet weet of zij vaker dan één keer seks met [slachtoffer 2] heeft gehad. Zij weet niet hoe haar moeder weet dat zij seks met [slachtoffer 2] heeft gehad.
[slachtoffer 2] heeft op 1 augustus 2020 verklaard dat zijn moeder hem en [slachtoffer 1] wakker maakte, zij hun eigen kleding uit moesten doen, [slachtoffer 1] op [slachtoffer 2] piemel moest gaan zitten en in de woonkamer moesten neuken. Hun moeder zat naakt naast hen op de bank. Dit is gebeurd in oktober of november 2019. [slachtoffer 2] heeft het daarna nooit meer met [slachtoffer 1] hoeven doen. Op 20 juni 2023 heeft [slachtoffer 2] verklaard dat hij toen hij voor de eerste keer seks had met [slachtoffer 1] tien of elf jaar oud was. Dit was vijf of zes jaar geleden. Hij was in de avond porno aan het kijken en werd betrapt door zijn moeder of verdachte. [slachtoffer 2] is naar de slaapkamer van zijn moeder en verdachte geroepen. Zij zeiden dat hij naar de woonkamer moest gaan. [slachtoffer 1] kwam naakt naar de woonkamer. Ze stopte zijn piemel in haar vagina. Hier waren geen anderen bij aanwezig. Het was in de middag. [slachtoffer 2] heeft meerdere keren seks met [slachtoffer 1] gehad. De andere keren waren in de avond/nacht, in de woon- of slaapkamer en in het bijzijn van hun moeder en verdachte. Dan maakten ze hem wakker, werden [slachtoffer 1] en hij naar hun kamer geroepen/gestuurd en hadden ze seks met elkaar. Op 15 januari 2024 heeft [slachtoffer 2] verklaard dat hij elf of twaalf jaar oud was toen hij voor de eerste keer seks had met had [slachtoffer 1] . Hij moest zich uitkleden en naar de woonkamer gaan. Daar was [slachtoffer 1] . Hij heeft in totaal ongeveer minder dan acht keer seks met [slachtoffer 1] gehad. Het eindigde toen hij dertien jaar oud was.
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] inconsistent zijn, maar ook onderling niet overeenkomen. Daarom geven die verklaringen elkaar onvoldoende steun om er een bewezenverklaring op te kunnen baseren. Voor de juistheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is er daarnaast onvoldoende steun in ander bewijsmateriaal.
De rechtbank kan gelet op voorgaande niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde feit. De rechtbank zal verdachte daarom ook van dit feit vrijspreken.
Alles overziend overweegt de rechtbank dat als het afleggen van een concrete, gedetailleerde en consistente verklaring door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is bemoeilijkt door de onveilige thuissituatie en het gevolg daarvan is dat verdachte wordt vrijgesproken, dat extra wrang voor hen is. Dat verdachte wordt vrijgesproken, betekent echter niet dat de rechtbank [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet gelooft, maar dat zij op basis van het dossier niet buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.

5.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 5.000,00 aan vergoeding van materiële schade en € 50.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde
€ 5.000,00 aan materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat het gaat om toekomstige schade, en om toewijzing van de gevorderde € 50.000,00 aan immateriële schade.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaring in de vordering. De verdediging heeft subsidiair verzocht de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde € 5.000,00 aan materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering en de gevorderde € 50.000,00 aan immateriële schade aanzienlijk te verlagen.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu verdachte wordt vrijgesproken.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde
niet bewezenen
spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1]
niet-ontvankelijkin de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. K.A. Brunner en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.L. Scheeren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 april 2025.

Voetnoten

1.Rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 14 december 2021