3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman
De opgeëiste persoon heeft zijn verdedigingsrechten niet kunnen uitoefenen. Het arrest tegen de opgeëiste persoon is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. In het EAB is onder 3.4 vermeld dat de opgeëiste persoon zal worden geïnformeerd over het recht op een nieuw proces, maar dit is geen onvoorwaardelijke verzetsgarantie zoals bedoeld in artikel 12, onder d, van de OLW, zoals deze rechtbank in eerdere Roemeense zaken heeft geoordeeld. Uit de informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt dat geen regulier beroep meer openstaat tegen de veroordeling. Ook is de opgeëiste persoon niet gewezen op de verplichting om adreswijzigingen door te geven, zodat niet kan worden gesteld dat de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn verdedigingsrechten. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank daarom de overlevering te weigeren op grond van artikel 12 OLW en niet af te zien van deze weigeringsgrond, nu de opgeëiste persoon dienaangaande niets kan worden verweten.
Standpunt van de officier van justitie
Het arrest tegen de opgeëiste persoon is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub 1 tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. In het EAB is de verzetsgarantie aangekruist. Volgens vaste jurisprudentie van de rechtbank is een verzetsgarantie die is afgegeven door de Roemeense autoriteiten niet onvoorwaardelijk. De opgeëiste persoon moet in Roemenië namelijk eerst nog ontvankelijk worden verklaard voordat hij daadwerkelijk in verzet kan komen. De officier van justitie verzoekt de rechtbank daarom de behandeling van de zaak aan te houden om haar in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen om concreet voor deze zaak aan te geven of de opgeëiste persoon ontvankelijk zal worden verklaard in zijn verzet.
Oordeel van de rechtbank
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan.De rechtbank zal daarom alleen de beslissing van 10 januari 2025 van het Hof van Beroep van Suceava toetsen aan artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in het EAB in onderdeel d):
“De persoon kreeg de beslissing niet persoonlijk overhandigd, maar:
- de beslissing zal onverwijld na overhandiging persoonlijk aan hem worden overhandigd; En
- op het moment dat de beslissing aan hem wordt overhandigd, wordt de betrokkene uitdrukkelijk geïnformeerd over het recht op een nieuw proces of op een hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn en dat het mogelijk maakt de feiten van de zaak, met inbegrip van nieuw bewijsmateriaal, opnieuw te onderzoeken en dat kan leiden tot de nietigverklaring van de oorspronkelijke beslissing; En
-De betrokkene wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij moet verzoeken om een nieuw proces van de zaak of om het instellen van een hoger beroep, namelijk 10 dagen.”
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat een Roemeense verzetsgarantie op grond van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering niet onvoorwaardelijk is. Een verzoek tot verzet wordt alleen toegewezen als de rechtbank in Roemenië van oordeel is dat de opgeëiste persoon bij verstek is veroordeeld (
tried in absentia). Uit het tweede lid van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering volgt dat van een veroordeling bij verstek slechts sprake is als – kort gezegd – de verdachte niet is gedagvaard en niet op een formele wijze van de terechtzitting op de hoogte is gebracht.
Volgens de aanvullende informatie van 26 maart 2025 is de opgeëiste persoon
summoned by warrant to appearin het hoger beroep. Daarnaast vermeldt de akte van uitreiking van de dagvaarding dat de politie telefonisch contact heeft gehad met de moeder van de opgeëiste persoon die verklaarde dat haar zoon in het buitenland werkzaam was en dat zij niet wist wanneer hij terug zou keren naar Roemenië. Gelet op deze omstandigheden is het nog maar de vraag of - naar Roemeens recht - sprake is van een veroordeling bij verstek. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het vorenstaande dan ook niet vast komen te staan dat sprake is van een onvoorwaardelijk recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep zoals bedoeld in artikel 12, sub d, OLW. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden en te heropenen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen om concreet voor deze zaak aan te geven of de opgeëiste persoon, indien hij gebruik wil maken van de verzetsgarantie, ontvankelijk zal worden verklaard in zijn verzet.
De rechtbank verzoekt de officier van justitie daarbij de volgende vraag aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen:
- Is met het arrest van 10 januari 2025 van het Hof van Beroep van Suceava sprake van een verstekbeslissing naar Roemeens recht?
- Zal de opgeëiste persoon ontvankelijk worden verklaard in zijn verzet tegen het arrest van 10 januari 2025 van het Hof van Beroep van Suceava en zal zijn verzet vervolgens in behandeling worden genomen?