ECLI:NL:RBAMS:2025:2672

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
13-047015-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel uit Roemenië met betrekking tot de onvoorwaardelijkheid van de verzetgarantie

Op 24 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg te Suceava, Roemenië. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1998 in Roemenië, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 10 april 2025 gehoord, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de grondslag van het EAB besproken, dat een vrijheidsstraf van drie jaar betreft. De verdediging heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten niet heeft kunnen uitoefenen en dat de verzetsgarantie die in het EAB is vermeld niet onvoorwaardelijk is. De officier van justitie heeft betoogd dat de verzetsgarantie niet onvoorwaardelijk is en heeft verzocht om aanhouding van de zaak om meer duidelijkheid te krijgen van de Roemeense autoriteiten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat de opgeëiste persoon recht heeft op een onvoorwaardelijke verzetprocedure. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak geschorst en het onderzoek voor onbepaalde tijd heropend, met de instructie aan de officier van justitie om de relevante vragen aan de Roemeense autoriteiten voor te leggen. De rechtbank heeft bepaald dat de zaak uiterlijk 10 dagen voor de verlengde beslistermijn opnieuw op zitting moet worden gepland.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-047015-25
Datum uitspraak: 24 april 2025
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering van 17 februari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 februari 2025 door de Rechtbank van eerste aanleg te Suceava, Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in het [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 april 2025, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een strafvonnis nr. 552 van 05.07.2024 van de Rechtbank van eerste aanleg te Suceava, uitgesproken in de zaak nr. 1408/314/2023*, die definitief is geworden door de strafrechtelijke beslissing nr. 10 van 10.01.2025 van het Hof van Beroep van Suceava.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman
De opgeëiste persoon heeft zijn verdedigingsrechten niet kunnen uitoefenen. Het arrest tegen de opgeëiste persoon is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. In het EAB is onder 3.4 vermeld dat de opgeëiste persoon zal worden geïnformeerd over het recht op een nieuw proces, maar dit is geen onvoorwaardelijke verzetsgarantie zoals bedoeld in artikel 12, onder d, van de OLW, zoals deze rechtbank in eerdere Roemeense zaken heeft geoordeeld. Uit de informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt dat geen regulier beroep meer openstaat tegen de veroordeling. Ook is de opgeëiste persoon niet gewezen op de verplichting om adreswijzigingen door te geven, zodat niet kan worden gesteld dat de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn verdedigingsrechten. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank daarom de overlevering te weigeren op grond van artikel 12 OLW en niet af te zien van deze weigeringsgrond, nu de opgeëiste persoon dienaangaande niets kan worden verweten.
Standpunt van de officier van justitie
Het arrest tegen de opgeëiste persoon is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub 1 tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. In het EAB is de verzetsgarantie aangekruist. Volgens vaste jurisprudentie van de rechtbank is een verzetsgarantie die is afgegeven door de Roemeense autoriteiten niet onvoorwaardelijk. De opgeëiste persoon moet in Roemenië namelijk eerst nog ontvankelijk worden verklaard voordat hij daadwerkelijk in verzet kan komen. De officier van justitie verzoekt de rechtbank daarom de behandeling van de zaak aan te houden om haar in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen om concreet voor deze zaak aan te geven of de opgeëiste persoon ontvankelijk zal worden verklaard in zijn verzet.
Oordeel van de rechtbank
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4] De rechtbank zal daarom alleen de beslissing van 10 januari 2025 van het Hof van Beroep van Suceava toetsen aan artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in het EAB in onderdeel d):
“De persoon kreeg de beslissing niet persoonlijk overhandigd, maar:
- de beslissing zal onverwijld na overhandiging persoonlijk aan hem worden overhandigd; En
- op het moment dat de beslissing aan hem wordt overhandigd, wordt de betrokkene uitdrukkelijk geïnformeerd over het recht op een nieuw proces of op een hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn en dat het mogelijk maakt de feiten van de zaak, met inbegrip van nieuw bewijsmateriaal, opnieuw te onderzoeken en dat kan leiden tot de nietigverklaring van de oorspronkelijke beslissing; En
-De betrokkene wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij moet verzoeken om een nieuw proces van de zaak of om het instellen van een hoger beroep, namelijk 10 dagen.”
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat een Roemeense verzetsgarantie op grond van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering niet onvoorwaardelijk is. Een verzoek tot verzet wordt alleen toegewezen als de rechtbank in Roemenië van oordeel is dat de opgeëiste persoon bij verstek is veroordeeld (
tried in absentia). Uit het tweede lid van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering volgt dat van een veroordeling bij verstek slechts sprake is als – kort gezegd – de verdachte niet is gedagvaard en niet op een formele wijze van de terechtzitting op de hoogte is gebracht.
Volgens de aanvullende informatie van 26 maart 2025 is de opgeëiste persoon
summoned by warrant to appearin het hoger beroep. Daarnaast vermeldt de akte van uitreiking van de dagvaarding dat de politie telefonisch contact heeft gehad met de moeder van de opgeëiste persoon die verklaarde dat haar zoon in het buitenland werkzaam was en dat zij niet wist wanneer hij terug zou keren naar Roemenië. Gelet op deze omstandigheden is het nog maar de vraag of - naar Roemeens recht - sprake is van een veroordeling bij verstek. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het vorenstaande dan ook niet vast komen te staan dat sprake is van een onvoorwaardelijk recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep zoals bedoeld in artikel 12, sub d, OLW. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden en te heropenen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen om concreet voor deze zaak aan te geven of de opgeëiste persoon, indien hij gebruik wil maken van de verzetsgarantie, ontvankelijk zal worden verklaard in zijn verzet.
De rechtbank verzoekt de officier van justitie daarbij de volgende vraag aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen:
- Is met het arrest van 10 januari 2025 van het Hof van Beroep van Suceava sprake van een verstekbeslissing naar Roemeens recht?
- Zal de opgeëiste persoon ontvankelijk worden verklaard in zijn verzet tegen het arrest van 10 januari 2025 van het Hof van Beroep van Suceava en zal zijn verzet vervolgens in behandeling worden genomen?

4.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
zware mishandeling.

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden Roemenië

De rechtbank overweegt dat vanwege de Roemeense detentieomstandigheden voor gedetineerden in Roemenië sprake is van een algemeen gevaar van schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). [5]
Bij brief van 28 maart 2025 is namens de
General Director of the National Administration of Penitentiariesten behoeve van de opgeëiste persoon een detentiegarantie verstrekt waarin het volgende is opgenomen:
“If the person deprived of liberty is handed over to the Romanian authorities at Bucharest Henri Coandă Airport, he will initially be deposited in theBucharest Rahova Penitentiaryin order to undergo quarantine, for a period of 21 days, in a room that will provide a minimum space of 3 sqm.(...)Every person deprived of liberty during quarantine and observation is guaranteed the right to a daily walk for 2 hours. Moreover, each detainee was provided with a series of activities to choose from, thus creating the possibility to spend a much longer period outside the detention room, if he chose to participate.(...)After the end of the quarantine period, the National Administration of Penitentiaries determines the penitentiary where he is to serve his custodial sentence, taking into account that it is located as close as possible to the place of residence of the convicted person, also taking into account the execution regime.(...)Given the amount of the sentence, he will most likely serve his custodial sentence initially under semi-open regime. At the same time, given his residence, most likely, for the beginning, he will serve his sentence inBotoşani Penitentiary(...)[de opgeëiste persoon] will benefit from a minimum individual space of 3 square meters for the entire duration of the sentence execution, (…) including the bed and associated furniture, without including the space designated for the sanitary facilities, the number of detainees being configured in relation to the area of the room. Each detainee will be provided with an individual bed equipped with the specific bedding.(...)The right to medical assistance, treatment and care of convicted persons shall be guaranteed, without discrimination as regards their legal situation. The right to healthcare includes medical intervention, primary care, emergency care and specialist care. The right takes care includes bath health care and terminal care.(...)In the event that a succession of summons is recorded that require the transfer of the detainee to a unit other than those for which guarantees have been provided, then the administration of the prison where he is in custody will take measures to fully comply with the guarantees provided.(...)Given the perspective of implementing the measures included in the ''Action Plan for the period 2020 -2025, developed for the execution of the pilot judgment Rezmives and others v. Romania, and the judgments delivered in the Bragadireanu v. Romania group of cases", as well as the current number of inmates held by the National Administration of Penitentiaries, following the criminal policies adopted by the Romanian state, the National Administration of Penitentiaries guarantees that, throughout the execution of the sentence, including the bed and associated furniture, excluding the space dedicated to the sanitary facilities, the detainee will benefit from a minimum individual space as follows:• 3 sq m during the quarantine and observation period;• (..)• 3 sq m in case of serving the sentence in a semi-open regime;• (…)”
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de detentiegarantie gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de detentiegarantie voldoende is.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie [6] .
De rechtbank is, gelet op deze individuele detentiegarantie van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door de garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor het toestaan van de overlevering.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek het ter zitting voor onbepaalde tijd tot een nader te bepalen zittingsdatum en -tijd, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in rubriek 3.1 geformuleerde vraag ter beantwoording voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
BEPAALTdat de zaak vanwege het verstrijken van de verlengde beslistermijn (op 13 mei 2025), uiterlijk 10 dagen voor die datum opnieuw op zitting moet worden gepland.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen de nader te bepalen zittingsdatum en -tijd, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Roemeense taal tegen nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. H.H.J. Zevenhuijzen en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en D. Kloos, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 24 april 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.Zie o.a. Rb. Amsterdam, 4 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2513.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.