ECLI:NL:RBAMS:2025:2674

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
13/019300-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel uit Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 april 2025 uitspraak gedaan over een vordering tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de District Court in Wrocław, Polen. Het EAB, dat op 12 september 2024 is uitgevaardigd en op 24 maart 2025 is aangepast, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1989, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 27 maart 2025 hervat, na een eerdere aanhouding wegens het ontbreken van een tolk. De opgeëiste persoon was aanwezig en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. Tijdens de zitting op 10 april 2025 werd de behandeling in gewijzigde samenstelling hervat. De verdediging voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd omdat niet kon worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten had kunnen uitoefenen in de procedure die leidde tot de veroordeling in Polen. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig was bij de zitting in Polen.

De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig was en dat hij werd bijgestaan door een advocaat. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet niet van toepassing was en dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet. De rechtbank stond de overlevering toe, aangezien er geen weigeringsgronden waren en de feiten voldeden aan de eisen van dubbele strafbaarheid. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/019300-25
Datum uitspraak: 17 april 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 21 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 september 2024 (en aangepast op 24 maart 2025) door
the District Court in Wrocław,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 27 maart 2025
De behandeling van het EAB heeft – nadat de behandeling op de zitting van 6 maart 2025 wegens het ontbreken van een tolk was aangehouden – plaatsgevonden op de zitting van 27 maart 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor bepaalde tijd geschorst teneinde de officier van justitie nadere vragen over de verdedigingsrechten in het proces van het
triggerendefeit (procedure met kenmerk V K 896/14) te laten stellen.
Zitting van 10 april 2025
De behandeling van het EAB is – na toestemming van de officier van justitie en de verdediging – in gewijzigde samenstelling hervat op de zitting van 10 april 2025, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
final and valid judgement of the Regional court for Wrocław-Krzyki in Wrocław, of 7 May 2014, reference symbol of documents: VII K 92/14.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog negen maanden en zes dagen. De vrijheidsstraf is aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest. Bij beslissing van
the Regional Court for Wrocław -Krzykivan 27 april 2015 is de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevolen. Vervolgens is bij beslissing van
the District Courtin
Wrocławvan 17 september 2018 de voorwaardelijke invrijheidsstelling bevolen, die is herroepen bij beslissing van 9 augustus 2019 door dezelfde instantie omdat de opgeëiste persoon zich niet had gehouden aan de aan hem opgelegde voorwaarden.
Het hiervoor genoemde arrest van 7 mei 2014 betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd. Volgens hem kan niet worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten in de procedure, die tot de beslissing aangaande het
triggerendefeit heeft geleid, heeft kunnen uitoefenen. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft op vragen hierover namelijk geantwoord dat
“The requested person took part in the proceedings”. ‘Took part’is, aldus de raadsman, voor meerdere uitleg vatbaar. Het zou kunnen betekenen dat de opgeëiste persoon
‘took part’middels een
ex officioadvocaat omdat blijkens dezelfde informatie daarvan sprake is geweest. Nu niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een gemachtigd advocaat die de opgeëiste persoon op zitting heeft verdedigd en er geen verzetgarantie is verstrekt, moet de overlevering worden geweigerd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de vraagstelling, het antwoord daarop en de zinsneden
“took part in the proceedings (…) himself”en “
he was also represented by a defence counsel chosen ex officio”, kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig is geweest op de zitting die tot de beslissing van het
triggerendefeit heeft geleid.
Het oordeel van de rechtbank
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. De rechtbank zal daarom de beslissing van
the Regional Court for Wrocławvan 7 mei 2014 aan artikel 12 OLW toetsen.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing van 7 mei 2014 heeft geleid.
De vrijheidsstraf is aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon opgelegd. Bij beslissing van
the Regional Court for Wrocław -Krzykivan 27 april 2015 is de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevolen, omdat de opgeëiste persoon bij beslissing van
the judgement of the Regional Court for Wrocław- Śródmieście in Wrocławvan 30 oktober 2014 met referentie V K 896/14 is veroordeeld voor een nieuw strafbaar feit.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 maart 2023 [4] volgt dat de procedure die heeft geleid tot de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die ten grondslag ligt aan de beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf ook onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in een aanvulling van 24 maart 2025 op het EAB ten aanzien van uitoefening van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon bij
the judgement of the Regional Court for Wrocław- Śródmieście in Wrocławvan 20 oktober 2014 (V K 896/14) onder meer het volgende meegedeeld:
“The requested person took part in the proceedings before the Regional Court for Wrocław- Śródmieście himself, conducted in the case V K 896/14, he wasalso[onderstreping door de rechtbank]represented by a defence counsel chosen ex officio.”
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit de woorden
“took part (…) himself”en “
he was also represented by a defence counsel chosen ex officio”kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig is geweest op de zitting die tot de beslissing van het
triggerendefeit heeft geleid (waarbij hij tevens is verdedigd door een toegewezen advocaat). Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van het
triggerendefeit de weigeringsgrond van artikel 12 OLW daarom niet van toepassing. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De beslissing tot tenuitvoerlegging van 27 april 2015 zelf is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [5]
Dit geldt ook voor de beslissing van 9 augustus 2019, waarbij de voorwaardelijke invrijheidstelling is herroepen, zodat ook deze beslissing niet valt onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.
Concluderend staat artikel 12 OLW niet aan het toestaan van de overlevering in de weg.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal, voorafgegaan door geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken/bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
het doen van een valse aangifte

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 188 en 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Wrocław,Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. H.H.J. Zevenhuijzen en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en D. Kloos, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 april 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (
5.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (