ECLI:NL:RBAMS:2025:2688

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
747755
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident over afvoer van vuilfracties en beslagverbod tussen KB Schroot B.V. en EUSIDER TRADING S.A.

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 maart 2025 een vonnis in incident gewezen tussen KB Schroot B.V. en EUSIDER TRADING S.A. KB Schroot vorderde in het incident de afvoer van vuilfracties en een beslagverbod. De rechtbank oordeelde dat er onduidelijkheid bestond over de hoeveelheid vuilfracties die in de terminal van KB Schroot aanwezig waren, waardoor de vordering tot afvoer van vuilfracties niet kon worden toegewezen. Tevens werd het beslagverbod afgewezen, omdat KB Schroot geen zwaarwegende belangen had aangevoerd die een beslagverbod konden rechtvaardigen. De rechtbank veroordeelde KB Schroot in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 1.228,00. De zaak in de hoofdzaak zal op 26 maart 2025 weer op de rol komen voor beraad en mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/747755 / HA ZA 24-252
Vonnis in incident van 19 maart 2025
in de zaak van
KB SCHROOT B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
eisende partij in de hoofdzaak en
in het incident voor spoedeisende provisionele voorzieningen,
hierna te noemen: KB Schroot,
advocaat: mr. J.R. Groen,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
EUSIDER TRADING S.A.,
gevestigd in Lugano (Zwitserland),
gedaagde partij in de hoofdzaak en
in het incident voor spoedeisende provisionele voorzieningen,
hierna te noemen: Eusider,
advocaat: mr. K.J. Krzeminski.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 februari 2024, tevens incidentele vordering voor spoedeisende provisionele voorzieningen,
- de akte overlegging producties 1 t/m 18 van KB Schroot,
- het vonnis van 25 september 2024 in het bevoegdheidsincident,
- conclusie van antwoord tevens houdende verweer tegen gevorderde voorlopige voorzieningen met producties 8 t/m 35 (producties 1 t/m 7 waren al bij incidentele conclusie overgelegd),
- de akte overlegging producties 19 t/m 21 van KB Schroot,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 20 januari 2025 in het incident voor spoedeisende voorlopige voorzieningen.
1.2.
Daarna is bepaald dat vandaag een vonnis zal worden uitgesproken in dit incident.

2.De verdere feiten, voor zover van belang in incident

2.1.
KB Verhuur en Eusider hebben op 17 juni 2020 een overeenkomst gesloten, genaamd “
Framework Agreement for the Handling & Storage of Steel Scrap”(hierna: de Stuwadoorsovereenkomst) met ingangsdatum 1 augustus 2020.
2.2.
Op 25 augustus 2020 hebben KB Schroot en Eusider een overeenkomst gesloten, genaamd “
Framework Purchase Order” voor de mogelijke (ver)koop van staalschroot, met amendementen op 20 oktober 2020 en 9 februari 2022.
2.3.
Op 15 september 2020 heeft Eusider 12.803,358 Mt aan staalschroot gekocht die aanwezig was in de terminal die KB Schroot en KB Verhuur in gebruik hadden. Deze hoeveelheid staalschroot was afkomstig van de op dat moment beëindigde samenwerking tussen Duferco en KB Schroot en KB Verhuur.
2.4.
Op 27 augustus 2021 hebben KB Schroot en Eusider een overeenkomst gesloten, genaamd “
Agreement for the purchase and sales assistance of steel scrap” voor de koop en verkoopassistentie van staalschroot. Daarnaast hebben Eusider en KB Schroot tijdens hun samenwerking afzonderlijke aankooporders gesloten. Gedurende hun samenwerking heeft Eusider aan KB Schroot opdracht gegeven om vuilfracties uit staalschroot van Eusider af te voeren.
2.5.
Gedurende hun samenwerking heeft Eusider aan KB Schroot opdracht gegeven om vuilfracties uit staalschroot van Eusider af te voeren.
2.6.
Op een gegeven moment ontstond tussen KB Schroot, KB Verhuur en Eusider een geschil over hun samenwerking. Om verdere escalatie van dat geschil te voorkomen, sloten KB Schroot, KB Verhuur en Eusider op 27 februari 2023 een vaststellingsovereenkomst (hierna: de vaststellingsovereenkomst). Met die vaststellingsovereenkomst beëindigden partijen ook hun samenwerking.
2.7.
Op 25 mei 2023 heeft KB Schroot aan Eusider een factuur gestuurd voor de afvoer van 2.847,020 Mt aan vuilfracties op haar terrein. Deze is onbetaald gebleven.
2.8.
Op 3 augustus 2023 heeft KB Schroot 2.847,020 Mt aan vuilfracties verplaatst van de terminal die van OBA werd gehuurd naar de terminal aan de [locatie] . Deze terminal hebben KB Schroot en KB Verhuur op dit moment in gebruik.
2.9.
Eusider heeft in Zwitserland een arbitrageprocedure aanhangig gemaakt tegen KB Verhuur. Die arbitrageprocedure loopt momenteel nog. Verder heeft Eusider ten laste van KB Verhuur conservatoir derdenbeslag gelegd onder Tata Steel IJmuiden B.V., Tata Steel Nederland B.V. en ING Bank N.V.

3.Het geschil

In hoofdzaak:
3.1.
KB Schroot vordert in de hoofdzaak:
i. een verklaring voor recht dat Eusider gehouden is om alle kosten voor de (vertraagde) afvoer van de gemoeide vuilfractie van 2.847,020 Mt aan KB Schroot te voldoen en dat alle maatregelen daartoe, al dan niet op basis van voorlopige voorziening, rechtens genomen zijn, en
ii. Eusider te veroordelen om aan KB Schroot € 469.758,00 te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente,
iii. Eusider te veroordelen om aan KB Schroot € 54.093,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente,
iv. Eusider te veroordelen om aan KB Schroot € 279.064,00 te betalen, te vermeerderen de kosten per dag van € 844,70 vanaf 1 februari 2024 tot aan de dag van dat de vuilfracties van het terrein van KB Schroot zijn afgevoerd, te vermeerderen met wettelijke rente,
v. Eusider te veroordelen om € 5.123,80 voor buitengerechtelijke kosten aan KB Schroot te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente en proceskosten.
3.2.
Eusider is het hiermee niet eens en concludeert tot afwijzing, met veroordeling van de KB Schroot in proceskosten.
In incident:
3.3.
KB Schroot vordert in dit incident i) afvoer van vuilfracties en ii) een beslagverbod, met veroordeling van Eusider in de kosten van het incident.
i. i) met betrekking tot de afvoer van de gemoeide vuilfracties van 2.847,020 Mt vordert KB Schroot:
Primair
- Eusider te veroordelen om binnen 10 dagen na betekening van het vonnis in dit incident
- onder voorwaarde van voorafgaande onmiddellijke betaling door Eusider aan KB Schroot van de begrote kosten voor afvoer van de vuilfracties van € 210.679,10, of een door de rechtbank te bepalen bedrag, al dan niet bij voorschot - de vuilfracties geheel of gedeeltelijk door de rechtbank te bepalen, af te (doen) voeren van het bij KB Schroot in gebruik zijnde (opslag)terrein aan de [locatie] ,
Subsidiair:
- Eusider te veroordelen om binnen 10 dagen na betekening van het vonnis in dit incident
- onder voorwaarde van voorafgaande onmiddellijke betaling door Eusider aan KB Schroot van de begrote kosten voor afvoer van de vuilfracties van € 469.758,30, of een door de rechtbank te bepalen bedrag, al dan niet bij voorschot - onherroepelijk opdracht te geven om de vuilfracties te doen afvoeren ter verwerking bij een (daartoe vergunde) vuilverwerker,
Primair en subsidiair:
- zowel primair als subsidiair op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 20.000,00 met een maximum van € 800.000,00, met veroordeling van Eusider in de kosten van dit incident.
ii) met betrekking tot het beslagverbod vordert KB Schroot:
- Eusider te verbieden om ten laste van KB Schroot conservatoir beslag te leggen voor of in verband met de door Eusider in haar vordering in het verzoekschrift van 19 december 2023,
op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 20.000,00 met een maximum van € 800.000,00, met veroordeling van Eusider in de kosten van dit incident.
3.4.
KB Schroot legt hieraan ten grondslag dat de vuilfracties de capaciteit van de terminal beperkt en daarom opdrachten moeten worden afgezegd waarmee sprake is van omzetderving. Ook moeten de vuilfracties worden afgevoerd omdat een herindeling van de terminal aanstaande is en daarin geen plaats is voor vuilfracties. Ook is in de nog te verkrijgen omgevingsvergunning opslag van vuilfracties niet mogelijk. Voor de provisionele vordering onder ii) meent KB Schroot dat zij belang heeft bij een beslagverbod om haar commerciële relaties beschermen tegen onnodige en voor KB Schroot schadelijke beslagleglegging door Eusider als concurrent.
3.5.
Eusider is het niet eens met de provisionele vorderingen en concludeert tot afwijzing hiervan, met veroordeling van KB Schroot in de kosten van het incident. Volgens Eusider heeft KB Schroot bij beide geen belang. Ook kan de provisionele vordering onder i) niet worden toegewezen omdat de door KB Schroot berekende hoeveelheid vuilfracties niet juist is. Daarnaast is niet duidelijk of de vuilfracties in de huidige terminal zijn vermengd met die van andere partijen. Tot slot voert Eusider aan dat een dwangsom niet kan worden opgelegd bij een veroordeling tot betaling van een geldsom.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig voor de beoordeling van dit incident, verder ingegaan.

4.De beoordeling

Voor beide provisionele voorzieningen (artikel 223 Rv)
4.1.
Artikel 223 Rv vereist voor het instellen van een provisionele vordering dat de hoofdzaak aanhangig is en samenhang tussen de gevorderde provisionele vordering en de vordering in de hoofdzaak. Daarnaast geldt het algemene vereiste van belang van artikel 3:303 BW. Spoedeisend belang, zoals vereist voor het kort geding, is niet nodig. Het karakter van de gevraagde voorziening kan wel met zich meebrengen dat, in dit geval KB Schroot, hierbij een zodanig belang moet hebben dat van haar niet kan worden gevraagd de afloop van de hoofdzaak af te wachten. Bij de beoordeling moet het belang van KB Schroot bij toewijzing van de vordering worden afgewogen tegen het belang van Eusider om de afloop van de hoofdzaak af te wachten.
4.2.
Voor beide provisionele vorderingen is voldaan aan de vereisten dat er een hoofdzaak aanhangig moet zijn en dat er samenhang is tussen de gevraagde voorlopige voorziening en de vordering in de hoofdzaak. De rechtbank stelt voorop dat voldoende is komen vast te staan dat KB Schroot belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. De vraag is of dit belang opweegt tegen dat van Eusider. De rechtbank wijst evenwel de provisionele onder i) af omdat onvoldoende vaststaat welke hoeveelheid vuilfracties van Eusider in de terminal van KB Schroot aanwezig is en dit ook niet op eenvoudige wijze in deze incidentele procedure kan worden vastgesteld. De provisionele vordering onder ii) wordt afgewezen omdat het belang ontbreekt. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot haar oordeel komt.
Onduidelijkheid over hoeveelheid vuilfracties van Eusider in de terminal
4.3.
Eusider betwist dat 2.847,20 Mt aan vuilfracties is achtergebleven in de terminal van KB Schroot na beëindiging van de samenwerking tussen partijen en dat de vuilfracties in de terminal van KB Schroot van haar zijn. Volgens Eusider is mogelijk sprake van vermenging van de vuilfracties met vuilfracties uit staalschroot van andere partijen dan Eusider. De rechtbank kan op dit moment niet vaststellen of de vuilfracties van Eusider in de terminal zijn afgescheiden van andere vuilfracties. De hoeveelheid vuilfracties die is achtergebleven in de terminal van KB Schroot na beëindiging van de samenwerking tussen partijen, kan door de rechtbank in dit incident ook niet worden vastgesteld, evenmin gedeeltelijk. Bij haar berekening is KB Schroot ervan uitgegaan dat uit het door KB Schroot gekochte staalschroot afkomstig van Duferco nog vuilfracties zaten. Tijdens de zitting is evenwel naar voren gekomen, dat dit niet het geval is en met een
zero outis begonnen. Op basis van de door KB Schroot overgelegde facturen heeft zij in de periode van januari 2022 tot en met januari 2023 voor 2.421,4 Mt aan vuilfracties afgevoerd. Vooralsnog zijn er echter geen aanknopingspunten voor de hoeveelheid vuilfracties in de terminal begin januari 2022, zodat op basis hiervan niet kan worden vastgestelde welke hoeveelheid aan vuilfracties van Eusider mogelijk is achtergebleven. Daar komt bij dat in het bericht van
9 februari 2023 van Eusider is genoemd dat volgens de rapportage tussen de 3.087 Mt tot 4.662 Mt aan onzuiver product in de terminal van KB Schroot aanwezig is, waarvan Eusider meent dat dit een hoger percentage aan vuilfracties is dan wat acceptabel is. Of dit zo is en voor wiens rekening de afvoer van het meerdere aan vuilfracties komt, kan niet in dit incident worden vastgesteld. Tot slot geldt dat KB Verhuur voor 15 april 2023 nog staalschroot van Eusider aan KB Schroot heeft verkocht, waarvan de vuilfracties, na doorverkoop door KB Schroot, in de terminal zijn achtergebleven. Om welke hoeveelheid dit gaat, is onbekend, zodat ook hierom niet kan worden berekend welke hoeveelheid vuilfracties van Eusider zijn achtergebleven.
Provisionele vordering onder i) niet toewijsbaar
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat er onduidelijkheid is over de vuilfracties van Eusider in de terminal van KB Schroot. Daarmee weegt het belang van KB Schroot bij de provisionele voorziening niet op tegen het belang van Eusider om de afloop van de procedure in de hoofdzaak af te wachten. Dit betekent dat de verzochte provisionele voorziening onder i) wordt afgewezen.
Geen belang KB Schroot bij beslagverbod, provisionele vordering onder ii) niet toewijsbaar
4.5.
De rechtbank wijst ook de provisionele vordering onder ii) af. Er is geen aanleiding om Eusider te verbieden beslag te leggen voor haar vordering op KB Schroot. Allereerst geldt dat deze vordering het recht op toegang tot de rechter afsnijdt. Dat is iets wat alleen in zeer bijzondere omstandigheden kan worden toegewezen, bijvoorbeeld als de beslaglegger misbruik maakt van het recht om beslag te leggen. Daarvan is hier geen sprake. Ook heeft KB Schroot geen zwaarwegende belangen aangevoerd die een beslagverbod kunnen rechtvaardigen. Dat Eusider mogelijk een concurrent van KB Schroot is, is daarvoor onvoldoende.
KB Schroot moet de proceskosten in incident betalen
4.6.
Omdat de incidentele vorderingen worden afgewezen, wordt KB Schroot als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in incident. Deze worden begroot op € 1.228,00 (2 punten x € 614,00). De nakosten worden toegewezen zoals hierna vermeld in de beslissing.
4.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
In het incident:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt KB Schroot in de proceskosten van € 1.228,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe plus de kosten van betekening als KB Schroot niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en dit vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt KB Schroot in de na dit vonnis ontstane kosten, te begroten op een bedrag van € 178.00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als KB Schroot niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart de kostenveroordelingen onder 5.2. en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad,
In de hoofdzaak:
5.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 26 maart 2025voor beraad mondelinge behandeling in de hoofdzaak,
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, rechter, ondersteund door mr. N. Noordmans, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.