ECLI:NL:RBAMS:2025:2756

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
1308059425
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om aanvullende toestemming ex artikel 14 OLW, officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard

Op 29 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de Internationale Rechtshulpkamer, een beslissing genomen op een verzoek om aanvullende toestemming ex artikel 14 van de Overleveringswet (OLW). Dit verzoek was ingediend door de officier van justitie op 27 maart 2025 en betrof een overgeleverde persoon die in Duitsland gedetineerd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgeleverde persoon, geboren in 1996, ten aanzien van de feiten 10 en 11 uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van het specialiteitsbeginsel. Dit betekent dat de overgeleverde persoon geen bezwaar heeft gemaakt tegen de uitbreiding van de vervolging zoals verzocht door Duitsland. De rechtbank oordeelde dat de gegevens in het verzoek voldoende waren om een beslissing te nemen, met inachtneming van de rechten van de verdediging. Gezien het feit dat de overgeleverde persoon afstand heeft gedaan van het specialiteitsbeginsel, was voorafgaande toestemming niet vereist. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot het in behandeling nemen van het verzoek om aanvullende toestemming.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-080594-25
Datum beslissing: 29 april 2025
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 27 maart 2025, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Dit verzoek is ingediend door het
Amtsgericht Düsseldorf, Duitsland, op 13 december 2024 en betreft:
[overgeleverde persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in [land] ,
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De voorhanden zijnde stukken zijn toereikend om - met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon - een beslissing te nemen.
Het verzoek om aanvullende toestemming ziet op de vervolging voor de feiten 10 en 11, zoals genoemd in het Europees Aanhoudingsbevel van 13 december 2024. De overgeleverde persoon is op 6 februari 2025 door het
Amtsgericht Düsseldorf(Duitsland) gehoord. Uit dit verhoor volgt dat hij ten aanzien van deze twee feiten uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van het specialiteitsbeginsel. De rechtbank is daarom van oordeel dat voorafgaande toestemming als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW, niet vereist is. Dit leidt ertoe dat de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering tot het in behandeling nemen van het verzoek om aanvullende toestemming.

2.Beslissing

De rechtbank
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijkin de vordering tot het in behandeling nemen van het verzoek om aanvullende toestemming.
Deze beslissing is genomen op 29 april 2025 door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. B. van Galen en J.E. van Bruggen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.F.A. Reuvekamp, griffier.