ECLI:NL:RBAMS:2025:2757

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
1324684224
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing schadevergoeding na intrekking Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 april 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding van een verzoeker die ten onrechte in overleveringsdetentie heeft gezeten. De verzoeker, geboren in Marokko, had op 24 december 2024 een verzoek ingediend voor schadevergoeding wegens vrijheidsbeneming en kosten van rechtsbijstand, nadat een Europees aanhoudingsbevel (EAB) door de Duitse autoriteiten was ingetrokken. Het Openbaar Ministerie heeft op 7 april 2025 aangegeven zich niet langer te verzetten tegen de verzoeken tot schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker 58 dagen onterecht in detentie heeft gezeten, omdat het EAB in december 2024 was ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat er gronden van billijkheid waren om de schadevergoeding toe te kennen, aangezien er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat de verzoeker verwijtbaar had gehandeld. De rechtbank heeft de verzoeken tot schadevergoeding en vergoeding van kosten van rechtsbijstand volledig toegewezen, met een totaalbedrag van € 6.230,-.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/246842-24
RK nummers: 24/031735 en 24/031733
Datum beschikking: 29 april 2025
BESCHIKKING
Op de verzoeken tot schadevergoeding en de daarmee samenhangende vergoeding van kosten van rechtsbijstand ex artikel 67 van de Overleveringswet (hierna: OLW) in samenhang met artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van
[verzoeker]
geboren in [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1998
voordeze zaak domicilie kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. C. Peters, [adres raadsman] ,
hierna te noemen: verzoeker.

1.Procesgang

Bij schriftelijke verzoeken, bij de rechtbank ingediend op 24 december 2024, heeft verzoeker vergoeding verzocht van de schade geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming en van de kosten van rechtsbijstand in de overleveringsprocedure.
De verzoeken zijn tijdig ingediend en ontvankelijk.
Bij e-mail van 7 april 2025 heeft het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt zich niet langer te verzetten tegen de verzoeken tot schadevergoeding.
De raadsman van verzoeker heeft er op 8 april 2025 mee ingestemd dat het verzoek zonder behandeling ter zitting wordt afgedaan.

2.Voorgeschiedenis

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
- Op 19 juni 2024 is door het
Amtsgericht Bamberg, Duitsland, een Europees aanhoudingsbevel (hierna: EAB) uitgevaardigd, strekkende tot de aanhouding en overlevering van verzoeker aan Duitsland, in verband met een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek;
- Op 16 oktober 2024 is verzoeker aangehouden in Nederland en gedetineerd op grond van de OLW gelet op voormeld EAB;
- Op vordering van de officier van justitie van 16 oktober 2024 is het overleveringsverzoek behandeld op de zitting van 12 december 2024;
- Bij e-mail van 12 december 2024 heeft het Openbaar Ministerie meegedeeld dat de uitvaardigende justitiële autoriteit het EAB heeft ingetrokken;
- Bij uitspraak van deze rechtbank van 12 december 2024 [1] is de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering ex artikel 23, tweede lid, OLW. Daarbij is vastgesteld dat de overleveringsdetentie van rechtswege is geëindigd.

3.Verzoeken

De verzoeken strekken tot het toekennen van een vergoeding door de Nederlandse Staat van
- € 5.890,-
€ 5.890,-voor de ondergane vrijheidsbeneming van verzoeker in Nederland in de overleveringsprocedure, nader gespecificeerd:
3 dagen politiebureau: 3 x € 130,- = € 390,-
55 dagen Huis van Bewaring 55 x € 100,- = € 5.500,-
- € 340,-
€ 340,-voor de kosten die in verband met het opstellen, indienen en behandelen van de verzoeken zijn gemaakt.
De raadsman heeft in zijn verzoekschrift - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat verzoeker schadevergoeding ex artikel 67 van de OLW toekomt, omdat de officier van justitie niet-ontvankelijk is verklaard. Verzoeker heeft 58 dagen ten onrechte in overleveringsdetentie moeten doorbrengen.

4.Standpunt van het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie heeft op 7 april 2025 de volgende schriftelijke reactie gegeven:

Na contact met de Duitse autoriteiten is sprake van voortschrijdend inzicht waardoor het OM zich niet langer verzet tegen het verzoek tot schadevergoeding t.b.v. dhr. [verzoeker] .”

5.Toetsingskader

Artikel 67 OLW correspondeert met artikel 59 Uitleveringswet (UW). Artikel 67, eerste lid, OLW bepaalt dat de rechtbank op verzoek van de opgeëiste persoon hem een vergoeding ten laste van de Staat kan toekennen voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming bevolen krachtens de OLW. Daarvoor is vereist dat zijn overlevering is geweigerd. Artikel 533, derde, vierde en zesde lid, Sv en de artikelen 534, 535 en 536 Sv zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.
Uit vaste jurisprudentie van deze rechtbank en kamer volgt dat niet alleen als sprake is van een weigering van de overlevering schade kan worden vergoed, maar ook – onder omstandigheden – bij rauwelijkse afwijzing, bij niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie of na intrekking van de vordering. [2]
In de gevallen als bedoeld in artikel 67, eerste lid, OLW zijn de artikelen 529 en 530 Sv van overeenkomstige toepassing op vergoeding van kosten voor rechtsbijstand, zo bepaalt artikel 67, tweede lid, OLW.
Op grond van artikel 534, eerste lid, Sv kent de rechtbank een vergoeding voor schade, geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming en rechtsbijstand, toe, indien daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn. Daarbij moeten alle feiten en omstandigheden in aanmerking worden genomen.

6.Oordeel van de rechtbank

In de onderhavige zaak is geen sprake van weigering van de overlevering door de rechtbank. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat vergoeding van schade die is geleden als gevolg van vrijheidsbeneming op grond van de Overleveringswet toch op zijn plaats is. Vast staat dat dit EAB nooit tot overlevering had kunnen leiden omdat het EAB in december 2024 werd ingetrokken. Verzoeker heeft in totaal 58 dagen in detentie gezeten op grond van de Overleveringswet. Op grond hiervan moet de door verzoeker ondergane detentie achteraf als onterecht ondergaan worden beschouwd.
Uit het gegeven dat achteraf is komen vast te staan dat verzoeker onterecht heeft vastgezeten, volgt in beginsel dat er gronden van billijkheid zijn om hem een schadevergoeding toe te kennen. Feiten of omstandigheden die erop duiden dat verzoeker verwijtbaar heeft gehandeld ten aanzien van zijn detentie of die anderszins afdoen aan de billijkheid van toekenning van een schadevergoeding zijn gesteld noch gebleken.
De rechtbank zal de verzochte schadevergoeding dan ook geheel toewijzen.

7.Beslissing

De rechtbank
WIJST TOEde verzoeken tot schadevergoeding en vergoeding van kosten van rechtsbijstand ten bedrage van:
  • € 5.890,- vanwege vrijheidsbeneming van verzoeker in Nederland in de overleveringsprocedure en
  • € 340,- voor de kosten die in verband met het opstellen, indienen en behandelen van de verzoeken zijn gemaakt.
Deze beslissing is genomen op 29 april 2025 door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. B. van Galen en J.E. van Bruggen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.F.A. Reuvekamp, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.
De rechtbank Amsterdam, Internationale rechtshulpkamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van
€ 6.230,-(zesduizend tweehonderddertig euro) op
IBAN/rekeningnummer
[rekeningnummer]
ten name van
[naam stichting] ,
onder vermelding van
2024-Sv- [verzoeker]
Aldus gedaan op 29 april 2025,
door mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 12 december 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:7918.
2.Vergelijk Rechtbank Amsterdam, 26 november 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:8844, Rechtbank Amsterdam, 6 april 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1623 en Rechtbank Amsterdam, 23 januari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:339.