ECLI:NL:RBAMS:2025:2778

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
1305666225
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel uit Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 april 2025 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Roemenië was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 2001 in Roemenië, werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van andermans goed en diefstal door twee of meer verenigde personen. De behandeling van het EAB vond plaats op 15 april 2025, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en bijgestaan werd door zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon zal worden overgedragen aan de Roemeense autoriteiten voor de uitvoering van de opgelegde straf van drie jaar en drie maanden.

De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW. De relevante wetsbepalingen die zijn toegepast zijn onder andere de artikelen 47, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/056662-25
Datum uitspraak: 29 april 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 28 februari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 juli 2024 door
Judecătoria Curtea de Argeş,Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] (Roemenië),
feitelijk verblijfadres:
[verblijfadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 april 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat in Utrecht en door een tolk in de Roemeense taal.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de toelaatbaarheid van de verzochte overlevering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
criminal sentence no. 23 issued on 25 January 2024, ruled by this court in the criminal case file number 1525/216/2022, made final through Criminal court resolution no. 658A dated 11 July 2024 ruled by the Pitești Court of Appeal.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar en drie maanden door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren nog drie jaar en drie maanden, minus één dag. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4] De rechtbank stelt vast dat dit in de onderhavige zaak het geval is en dat het arrest van
the Pitești Court of Appealvan 11 juli 2024 aan artikel 12 OLW getoetst dient te worden.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt. Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon in eerste aanleg in persoon aanwezig was. De opgeëiste persoon heeft dit op 25 februari 2025 ten overstaan van de rechter-commissaris bevestigd en verklaard dat hij in het begin op een zitting is geweest. Verder volgt uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende autoriteit van 24 maart 2025 dat hij zelf hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis in eerste aanleg. Bovendien blijkt uit deze aanvullende informatie dat de oproep voor de zitting in hoger beroep is verstuurd naar het door hem opgegeven adres. Nu de opgeëiste persoon zelf hoger beroep heeft ingesteld, kon en moest hij vermoeden dat hij op dat adres zou worden opgeroepen voor de zitting in hoger beroep. Uit de aanvullende informatie blijkt ook dat hij op de hoogte was van de zittingsdatum, en dat de opgeëiste persoon ten behoeve van die zitting stukken heeft gestuurd, waaronder ‘
his Employment Contract to a company in the Netherlands.
De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. Voor zover de opgeëiste persoon niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces dat tot dit arrest heeft geleid, is hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
het medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort.;
diefstal door twee of meer verenigde personen.

5.Artikel 11 OLW; Roemeense detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, waaronder de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [5]
Bij brief van 14 maart 2025 is door de
General Manager of National Administration of Penitentiaries(Roemenië) ten behoeve van de opgeëiste persoon een detentiegarantie verstrekt waarin het volgende is opgenomen:
“With regard to your notification made in case file no.1525/216/2022dated07/03/2025,concerning the requestfrom the Dutch authorities,regarding the prison conditions in which said Mr.[opgeëiste persoon](born on [geboortedag] /2001, with usual address in județul Argeș, sentenced to 3 years and 3 months of imprisonment) is to be held in the event of his surrender to the Romanian authorities, please find the information below:
In case the person deprived of liberty is to be surrendered to the Romanian authorities on the “Henri Coandă” Airport of Bucharest,he/she will initially be handed over to the Rahova Penitentiary in Bucharestfor a 21-day quarantine period, in a room assuring him/her a minimum 3 square metre space.
(…)
Each person deprived of liberty during the period of quarantine and surveillance
is guaranteed the right to a daily walk for 2 hours. Moreover, each detainee is offered
a number of activities to choose from, thus creating the possibility to spend a much
longer period of time outside the detention room, if he/she chooses to participate.
(…)
Taking into account the duration of the sentence, he will most likely serve the custodial sentence initially in aclosed regime. At the same time, considering his place of residence, he will most likely serve his sentence inCraiova Penitentiary.
(…)
Inmates in the closed regime who, for various reasons, are not used for work,
school and vocational training activities, are provided with walking, education,
psychological and social counselling, sports and religious activities for a minimum of 4 hours a day. Also, prisoners who do not work and do not participate in other activities are entitled to at least 3 hours of walking per day, and those who work, participate in education or psychological and social work programs are entitled to at least one hour of walking per day.
(…)
Said Mr. [opgeëiste persoon] shall enjoy an individual minimum space of 3 sq.m. throughout the sentence serving period, except for distribution on the open regime, period during which he shall enjoy a space of 4 sq.m.”
De rechtbank overweegt dat zij, gelet op het arrest ML van het Hof van Justitie van de Europese Unie [6] , uitsluitend de detentieomstandigheden dient te onderzoeken van penitentiaire inrichtingen waar de opgeëiste persoon, volgens de informatie waarover zij beschikt, naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd. Uit de hierboven vermelde informatie blijkt dat de opgeëiste persoon in eerste instantie in de
Rahova Penitentiary in Bucharestzal worden geplaatst en daarna naar alle waarschijnlijkheid in het
closed regimein
Craiova Penitentiary.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [7] De rechtbank is, gelet op deze individuele detentiegarantie van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door de garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor het toestaan van de overlevering.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 311 en 350 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Judecătoria Curtea de Argeş,Roemenië, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. B. van Galen en J.E. van Bruggen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.F.A. Reuvekamp, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 29 april 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.Zie o.a. rechtbank Amsterdam, 4 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2513.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 87.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.