ECLI:NL:RBAMS:2025:2785

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
13/058061-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor huisvredebreuk en vernieling in Amsterdam

Op 1 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een vrouw veroordeeld tot een geldboete van 400 euro en een schadevergoeding van 6.156,15 euro. De vrouw, wiens leeftijd en verblijfplaats onbekend zijn, werd beschuldigd van het medeplegen van huisvredebreuk en vernieling op 5 maart 2022. Samen met een groep van ongeveer 30 personen drong zij een woning in de Vondelparkbuurt binnen, waarbij ramen en deuren werden vernield en muren werden beklad met graffiti. De rechtbank oordeelde dat de vrouw samen met anderen de woning binnendrong, wat leidde tot aanzienlijke schade en overlast voor de benadeelde partij. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de schadevergoeding is vastgesteld op 6.156,15 euro, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar voor de afhandeling van de zaak, wat heeft geleid tot een lagere geldboete. De uitspraak is gedaan in het kader van een meervoudige strafkamer en is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in het dossier zijn vastgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/058061-22
Datum uitspraak: 1 mei 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
NN12002507,
geboren te onbekend,
verblijfplaats onbekend,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de
terechtzitting van 17 april 2025. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P. van Laere.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de benadeelde partij [benadeelde partij] naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - samengevat - tenlastegelegd dat zij zich op 5 maart 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
1. Het medeplegen van huisvredebreuk in de woning aan de [adres] bij [benadeelde partij] in gebruik, door de woning binnen te dringen.
Dit feit is subsidiair tenlastegelegd als het medeplegen van kraken van voornoemde woning.
2. Het medeplegen van het vernielen en/of beschadigen van deuren, ramen, muren en/of andere goederen in of aan het pand aan de [adres] , die toebehoren aan [benadeelde partij] .
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en
geldt al hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair tenlastegelegde en het onder feit 2 tenlastegelegde kan worden bewezen.
3.2.
Het oordeel van de rechtbank
3.2.1.
Feiten en omstandigheden
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het dossier het volgende worden opgemaakt.
Op 5 maart 2022 heeft [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ) aangifte gedaan van vernieling van zijn deur en huisvredebreuk dan wel kraken van zijn woning aan de [adres] . [benadeelde partij] was ten tijde van de verdenkingen bezig met een verbouwing van zijn woning, waardoor de woning leeg stond. Getuige [naam getuige] , de buurman van [benadeelde partij] , staat op 5 maart 2022 voor zijn eigen woning en ziet een groep van ongeveer 30 personen aan komen stormen. Een kleine groep verplaatst vervolgens de hekken die voor de woning van [benadeelde partij] stonden. Volgens [naam getuige] betreden hierna ongeveer negen personen de woning via de zijingang. Als de politie ter plaatse is gekomen, ziet deze dat diverse spandoeken zijn bevestigd aan het pand met leuzen als ‘Niet wijken voor de rijken’ en ‘House the students squat the rich’. De politie ziet ook dat vanuit de woning een persoon met groene verf twee tekens op de gevel schildert. Ook hoort de politie dat uit het bewuste pand hak- en breekgeluiden komen. Nadat in overleg met de officier van justitie tot ontruiming was besloten, betreedt de politie via een ladderwagen de 4e bouwlaag van de woning en houdt vijf personen aan. Op het dak van de woning bevinden zich nog vier personen, waaronder verdachte. Deze verdachten zijn door de technische eenheid van de politie van het dak gehaald en aangehouden.
Op 7 maart 2022 is contact gezocht met de aannemer [naam aannemer] (hierna: [naam aannemer] ) van [benadeelde partij] om de schade aan de woning vast te stellen. [naam aannemer] heeft verklaard dat het pand schoon was op het moment dat hij de verbouwingsklus op 10 januari 2022 aannam. Aan het dossier zijn foto’s van de vernielingen toegevoegd, die door een verbalisant zijn waargenomen. Op 3 maart 2022 is een werknemer van [naam aannemer] , [naam werknemer] (hierna: [naam werknemer] ), voor het laatst in het pand geweest, waarbij hij geen vernielingen heeft opgemerkt aan de ramen of kozijnen.
3.2.2.
Bewezenverklaring medeplegen huisvredebreuk (feit 1, primair)
Naar het oordeel van de rechtbank was de woning ten tijde van het feit in gebruik bij [benadeelde partij] , gelet op de verbouwing van de woning die op dat moment in gang was. Gezien de verklaring van [naam getuige] dat ongeveer negen personen door middel van het verplaatsen van hekken de woning hebben betreden in samenhang met de uiteindelijk negen aangehouden verdachten in of op de woning, is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met anderen de woning is binnengedrongen.
3.2.3.
Bewezenverklaring medeplegen vernieling en/of beschadiging (feit 2)
Aan de hand van het dossier stelt de rechtbank vast dat de zijdeur, meerdere ramen en twee sets van monumentale binnendeuren zijn vernield. Ook zijn meerdere tekens op de muren gespoten, waardoor de muren zijn beschadigd. Niet kan worden vastgesteld dat andere goederen in de woning, zoals de trapleuning of gaten in de vloer, zijn vernield of beschadigd. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan partieel vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat deze vernielingen en de beschadiging zijn gepleegd op 5 maart 2022 door verdachte en anderen. Volgens [naam aannemer] en [naam werknemer] is de woning op 3 maart 2022 onbeschadigd gezien. Vaststaat dat verdachte op 5 maart 2022 samen met anderen de woning van [benadeelde partij] is binnengedrongen, waarbij zij met een grote groep op de woning zijn afgegaan en na het verplaatsen van de hekken de woning met een kleinere groep hebben betreden. Direct hierna is een bakfiets naar binnen gereden, zijn meerdere spandoeken opgehangen, zijn hak- en breekgeluiden gehoord en is met spuitbussen op de gevel gespoten. De waargenomen geluiden en handelingen, in combinatie met de vastgestelde schade en de verklaringen van [naam aannemer] en [naam werknemer] , maken dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan dan dat de vernielingen en de beschadiging op 5 maart 2025 aan de woning zijn toegebracht.
Uit de wijze waarop de groep zich de toegang tot de woning heeft verschaft en direct overging tot handelen, leidt de rechtbank af dat aan ieder persoon van de groep een taak was toebedeeld en dat deze rollen inwisselbaar waren. De rechtbank is van oordeel dat dit wijst op een gecoördineerd plan om vernielingen te plegen, waarbij sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom ook het medeplegen worden bewezen.
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1.
op 5 maart 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen in de woning aan de [adres] , bij [benadeelde partij] in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
2.op 5 maart 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en wederrechtelijk meerdere deuren, ramen en muren in of aan het pand aan de [adres] , die aan [benadeelde partij] toebehoorden heeft vernield en/of beschadigd.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op
de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort
vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte
bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een
aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van de feiten en verdachte

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor
strafbaar.

6.De strafmotivering

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zeven dagen wordt opgelegd, waarvan drie dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar, met aftrek van de tijd dat verdachte in verzekering is gesteld. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet heeft meegewerkt aan haar aanhouding.
6.2.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het binnendringen van een woning, waarbij onder meer ramen en deuren zijn vernield. Daarnaast zijn de muren van de woning beklad met meerdere tekens. Door deze handelswijze heeft verdachte veel schade en overlast veroorzaakt en inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in ogenschouw genomen dat verdachte onder het NN-nummer niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die rechtbanken en gerechtshoven in vergelijkbare zaken opleggen.
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn van twee jaar waarbinnen de zaak dient te zijn afgerond met een eindvonnis is overschreden. Verdachte is op 17 januari 2022 in verzekering gesteld en daarmee is de redelijke termijn aangevangen. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan verdachte, dient dit in beginsel te worden gecompenseerd bij de op te leggen straf. Omdat de rechtbank tot het opleggen van een geldboete komt, zal de rechtbank volstaan met het constateren van de overschrijding.
Alles afwegende acht de rechtbank een geldboete van € 400,-, met aftrek van de tijd dat verdachte in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden.

7.De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij

De benadeelde partij, [benadeelde partij] , vordert € 30.460,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gevraagde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
(1) vervanging van drie sets monumentale schuifdeuren € 3.000,-;
(2) vervanging van zes ramen en kozijnen € 19.004,-;
(3) verwijderen van graffiti € 3.500,-;
(4) herstel diverse gaten vloer € 750,-;
(5) vervanging antieke schouw € 2.500,-;
(6) herstel trapleuning € 950,-;
(7) parkeerkosten € 285,-;
(8) noodafdichting deur en ramen € 471,15.
7.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gevraagde schadevergoeding gedeeltelijk wordt toegewezen tot een bedrag van € 21.706,15, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente en met toewijzing van hoofdelijkheid. De schadepost ten aanzien van de vervanging van de ramen en kozijnen (2) is toewijsbaar voor een bedrag van € 12.000,-, gelet op een inschatting op basis van de overgelegde offerte. De vervanging van de schouw (5) dient te worden toegewezen voor een bedrag van € 750,-, gelet op de omstandigheid dat de schadepost ziet op meerdere schouwen en de benadeelde partij alleen schade vordert voor één schouw. De overige schadeposten zijn geheel toewijsbaar.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen of de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Niet kan worden vastgesteld dat alle gevorderde schade daadwerkelijk is geleden. Een onderzoek hiernaar vormt een onevenredige belasting van het strafgeding. Ook heeft de raadsman aangevoerd dat de schadeposten in de vordering niet of onvoldoende aannemelijk een verband vormen met de aan verdachte verweten feiten.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder feit 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De vordering voor de vervanging van drie sets monumentale schuifdeuren (1) acht de rechtbank deels toewijsbaar. Vastgesteld is dat twee sets van monumentale schuifdeuren zijn vernield. De benadeelde partij heeft ter onderbouwing een voorbeeld van een tweedehands set schuifdeuren aan zijn vordering gevoegd met een waarde van € 950,- . Ten aanzien van de gevorderde schade aan twee sets van schuifdeuren maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid en schat de geleden schade op een bedrag van € 1.900,-. Wat betreft het overige gevorderde bedrag zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, omdat geen rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde is komen vast te staan.
Ten aanzien van de vordering van de vervanging van de zes ramen en kozijnen (2) zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De benadeelde partij heeft een offerte overlegd met de nieuwprijs van de te vervangen raamkozijn combinaties. Daarnaast ziet de overgelegde offerte op het plaatsen van ramen met dubbelglas, terwijl de schade is toegebracht aan ramen met enkel glas. Dit betekent dat de overgelegde stukken niet zien op het herstel van de schade, maar op een verbetering aan de woning. De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende expertise beschikt om op basis van de overgelegde gegevens de geleden schade te schatten en laat daarom het gebruik van haar schattingsbevoegdheid achterwege. De behandeling van de vordering voor deze post levert hiermee een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van het verwijderen van de graffiti (3), de parkeerkosten (7) en de noodafdichting deur en ramen (8) acht de rechtbank volledig toewijsbaar. Deze schadeposten zijn voldoende onderbouwd en het staat vast dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden.
Ten aanzien van de vordering van het herstel van gaten in de vloer (4), de vervanging van de antieke schouw (5) en het herstel van de trapleuning (6) zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding voor een bedrag van € 6.156,15 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 5 maart 2022. Het totaal toegewezen bedrag is inclusief de kosten van betaling van de btw, met uitzondering van de parkeerkosten.
Hoofdelijkheid
De rechtbank is van oordeel dat de toegewezen vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen nu verdachte het onder feit 2 bewezenverklaarde feit samen met anderen heeft gepleegd. Verdachte en haar mededaders zijn, als zij worden aangesproken door de benadeelde partij, ieder afzonderlijk verplicht om het totale bedrag aan de benadeelde partij te betalen, tenzij (een) ander(en) het hele bedrag al heeft/hebben betaald.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk opleggen, aangezien verdachte jegens [benadeelde partij] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder feit 2 bewezenverklaarde feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van € 6.156,15.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24c, 36f, 47, 57, 138 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde en onder feit 2 tenlastegelegde begaan zoals hiervoor in rubriek 3.3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen;
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
NN12002507, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 400,- (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van
8 (acht) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, op de geldboete in mindering gebracht zal worden naar de maatstaf van € 50,- (vijftig euro) per dag.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij] (ten aanzien van feit 2)
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van
€ 6.156,15(eenenzestighonderd zesenvijftig euro en vijftien cent) ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (5 maart 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verdachte is met haar mededaders hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag. Verdachte is van haar schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover zij of haar mededaders heeft voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt verdachte voorts hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat
€ 6.156,15(eenenzestighonderd zesenvijftig euro en vijftien cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (5 maart 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 65 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. E. Biçer en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.E. Leopold, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 mei 2025.