ECLI:NL:RBAMS:2025:2788

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
13/058047-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor huisvredebreuk en kraken in Amsterdam

Op 1 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 24-jarige man, die op 5 maart 2022 samen met anderen een woning in de Vondelparkbuurt in Amsterdam binnendrong. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een geldboete van 200 euro voor huisvredebreuk. Tijdens de zitting op 17 april 2025 heeft de officier van justitie, mr. P. van Laere, de vordering gedaan, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. W.H. Jebbink, pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat het bewezen was dat de verdachte samen met anderen de woning van de benadeelde partij binnendrong, ondanks de verdediging dat de woning niet wederrechtelijk was betreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning in gebruik was bij de benadeelde partij, die bezig was met een verbouwing. De verdachte en zijn medeverdachten hebben de hekken verplaatst en zijn de woning binnengekomen, wat door getuigen is bevestigd. De rechtbank heeft de strafmaat gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van 200 euro, met aftrek van de tijd die hij in verzekering heeft doorgebracht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/058047-22
Datum uitspraak: 1 mei 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 17 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P. van Laere, en wat verdachte en zijn raadsman, mr. W.H. Jebbink, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de benadeelde partij [benadeelde partij] naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - samengevat - tenlastegelegd dat hij zich op 5 maart 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van huisvredebreuk in de woning aan de [adres] bij [benadeelde partij] in gebruik, door die woning binnen te dringen. Het feit is subsidiair tenlastegelegd als het medeplegen van kraken van voornoemde woning.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en
geldt al hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde feit kan worden bewezen. Gelet op de verklaring van getuige [getuige] (hierna: [getuige] ) kan worden bewezen dat verdachte samen met anderen het pand is binnengedrongen door middel van het verplaatsen van de hekken die voor de woning stonden.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het onder feit 1 primair tenlastegelegde kan niet worden bewezen dat een vordering van of vanwege de rechthebbende heeft plaatsgevonden. Gelet hierop kan geen sprake zijn van het wederrechtelijk vertoeven in de woning. Daarnaast kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat de woning wederrechtelijk is binnengedrongen. Het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde kan niet worden bewezen, omdat ten tijde van het tenlastegelegde feit het gebruik van de woning door de rechthebbende [benadeelde partij] niet was beëindigd.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feiten en omstandigheden
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het dossier het volgende worden opgemaakt.
Op 5 maart 2022 heeft [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ) aangifte gedaan van vernieling van zijn deur en huisvredebreuk dan wel kraken van zijn woning aan de [adres] . [benadeelde partij] was ten tijde van de verdenkingen bezig met een verbouwing van zijn woning, waardoor de woning leeg stond. Getuige [getuige] , de buurman van [benadeelde partij] , staat op 5 maart 2022 voor zijn eigen woning en ziet een groep van ongeveer 30 personen aan komen stormen. Een kleine groep verplaatst vervolgens de hekken die voor de woning van [benadeelde partij] stonden. Volgens [getuige] betreden hierna ongeveer negen personen de woning via de zijingang. Als de politie ter plaatse is gekomen, ziet deze dat diverse spandoeken zijn bevestigd aan het pand met leuzen als ‘Niet wijken voor de rijken’ en ‘House the students squat the rich’. De politie ziet ook dat vanuit de woning een persoon met groene verf twee tekens op de gevel schildert. Ook hoort de politie dat uit het bewuste pand hak- en breekgeluiden komen. Nadat in overleg met de officier van justitie tot ontruiming was besloten, betreedt de politie via een ladderwagen de 4e bouwlaag van de woning en houdt vijf personen aan, waaronder verdachte. Op het dak van de woning bevinden zich nog vier personen. Deze verdachten zijn door de technische eenheid van de politie van het dak gehaald en aangehouden.
4.3.2.
Bewezenverklaring medeplegen huisvredebreuk (feit 1, primair)
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 primair tenlastegelegde kan worden bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank was de woning ten tijde van dit feit in gebruik bij [benadeelde partij] , gelet op de verbouwing van de woning die op dat moment gaande was. Gezien de verklaring van [getuige] dat ongeveer negen personen door middel van het verplaatsen van hekken de woning hebben betreden in samenhang met de uiteindelijk negen aangehouden verdachten in of op de woning, is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met anderen de woning is binnengedrongen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat
verdachte:
op 5 maart 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen in de woning aan de [adres] , bij [benadeelde partij] in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen.

6.De strafbaarheid van het feit en verdachte

Het bewezenverklaarde feit is volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor
strafbaar.

7.De strafmotivering

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de eerder uitgevaardigde strafbeschikking wordt vernietigd en dat aan verdachte een geldboete van € 800,- wordt opgelegd, waarvan € 400,- voorwaardelijk met aftrek van de tijd dat verdachte in verzekering is gesteld. Daarbij heeft de officier van justitie meegewogen dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
7.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie geen ruimte heeft om een viervoudig hogere straf te eisen dan in de eerdere uitgevaardigde strafbeschikking. De raadsman heeft verzocht te volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf. In strafmatigende zin dient te worden meegenomen dat de redelijke termijn fors is overschreden en sprake is van een oud feit. Daarnaast is verdachte vier dagen van zijn vrijheid beroofd en heeft hij de afgelopen drie jaren niet opnieuw een soortgelijk feit begaan.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het binnendringen van een woning. Hierbij heeft verdachte overlast veroorzaakt en inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 8 januari 2025. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die rechtbanken en gerechtshoven in vergelijkbare zaken opleggen.
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn van twee jaar waarbinnen de zaak dient te zijn afgerond met een eindvonnis is overschreden. Verdachte is op 17 januari 2022 in verzekering gesteld en daarmee is de redelijke termijn aangevangen. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan verdachte, dient dit in beginsel te worden gecompenseerd bij de op te leggen straf. Omdat de rechtbank tot het opleggen van een geldboete komt, zal de rechtbank volstaan met het constateren van de overschrijding.
Alles afwegende acht de rechtbank een geldboete van € 200,-, met aftrek van de tijd dat verdachte in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden.

8.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
STK Spuitbus (G6159036);
1 STK Spuitbus (G6159035).
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden bewaard voor de rechthebbende, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat het bewezenverklaarde hiermee is begaan en ook niet is gebleken van wie de voorwerpen zijn.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24c, 47, 57 en 138 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 1 augustus 2022.
Veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 200,- (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van
4 (vier) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, op de geldboete in mindering gebracht zal worden naar de maatstaf van € 50,- (vijftig euro) per dag.
Beslag
Beveelt de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
STK Spuitbus (G6159036);
1 STK Spuitbus (G6159035).
Als verdachte hoger beroep instelt tegen dit vonnis, is het verlofstelsel als bedoeld in artikel 410a van het Wetboek van Strafvordering van toepassing.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. E. Biçer en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.E. Leopold, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 mei 2025.