ECLI:NL:RBAMS:2025:2853

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
C/13/756405
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopig deskundigenbericht in civiele zaak tussen luchtvaartmaatschappijen en onderhoudsorganisatie met betrekking tot putcorrosie en schade aan vliegtuig

In deze zaak heeft Transavia France S.A.S. een verzoek ingediend bij de Rechtbank Amsterdam voor een voorlopig deskundigenbericht op basis van artikel 202 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het verzoek is gericht op het onderzoeken of de putcorrosie en schade aan een vliegtuig, die in 2022 zijn geconstateerd, al in 2018 aanwezig waren en of Fokker Techniek B.V. haar onderhouds- en reparatiewerkzaamheden destijds deugdelijk heeft uitgevoerd. Fokker, die in 2018 inspectie- en onderhoudswerkzaamheden aan het vliegtuig heeft verricht, en Air Europa LÍNEAS AÉREAS S.A.U., die het vliegtuig heeft geleased, hebben tegenverzoeken ingediend om afschrift van gegevens van Transavia. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek van Transavia toewijsbaar is, omdat het relevant is voor een eventuele bodemprocedure en voldoende concreet is. De rechtbank heeft ook de tegenverzoeken van Fokker en Air Europa afgewezen, omdat deze niet mogelijk zijn onder het nieuwe bewijsrecht dat op 1 januari 2025 in werking is getreden. De rechtbank heeft de deskundigen benoemd en de vragen die aan hen voorgelegd moeten worden, vastgesteld. De beslissing is openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/756405 / HA RK 24-295
Beschikking van 1 mei 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
TRANSAVIA FRANCE S.A.S.,
te Orly, Frankrijk,
verzoekende partij,
verwerende partij in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek,
hierna te noemen: Transavia,
advocaat: V.R. Pool,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FOKKER TECHNIEK B.V.,
te Amsterdam,
verwerende partij,
verzoekende partij in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek,
hierna te noemen: Fokker,
advocaat: mr. S.L. Boersen,
2.
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AIR EUROPA LÍNEAS AÉREAS S.A.U.,
te Llucmajor, Spanje,
belanghebbende partij,
verzoekende partij in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek,
hierna te noemen: Air Europa,
advocaat: mr. N. Bekri.

1.Waar gaat de zaak over

1.1.
Deze zaak gaat over het verzoek van Transavia om een voorlopig deskundigenbericht. Transavia wil dat een door de rechtbank benoemde deskundige onderzoekt of de in 2022 geconstateerde putcorrosie en schade aan het vliegtuig van Transavia al in 2018 aanwezig was en door Fokker opgemerkt had moeten worden, en daarnaast of Fokker haar onderhouds- en reparatiewerkzaamheden destijds deugdelijk heeft uitgevoerd. Fokker heeft namelijk in 2018 in opdracht van Air Europa inspectie- en onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan het vliegtuig.
1.2.
Fokker en Air Europa verzoeken bij wijze van voorwaardelijk tegenverzoeken - indien en voor zover het verzoek van Transavia (deels) wordt toegewezen - om afschrift van een aantal stukken en gegevens van Transavia.
1.3.
De conclusie van de rechtbank is dat het verzoek tot een voorlopige deskundigenbericht wordt toegewezen en dat de verzoeken om afschrift van gegevens en stukken worden afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 6 september 2024, met producties van Transavia,
- het verweerschrift tevens houdende tegenverzoek met producties van Fokker,
- het verweerschrift tevens houdende tegenverzoek met producties van Air Europa,
- de beschikking van 19 december 2024, waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 maart 2025 en de daarin genoemde stukken;
- de in reactie op het proces-verbaal ontvangen e-mails van Transavia op 8 april 2025 en 15 april 2025 en van Fokker op 14 april 2025 en 15 april 2025.

3.De feiten

3.1.
Transavia en Air Europa zijn luchtvaartmaatschappijen, respectievelijk uit Frankrijk en Spanje.
3.2.
Fokker is een
Maintance, Repair & Overhaul(MRO)-organisatie. Dat is een organisatie voor vliegtuigonderhoud met een erkenning als bedoeld in de EU-Verordening betreffende - kort gezegd - de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen (hierna: de Verordening). [1] Als MRO-organisatie kan zij onderhoudswerkzaamheden verrichten aan vliegtuigen in de commerciële luchtvaart. Daarbij dient zij te voldoen aan de Verordening en de verder op haar andere toepasselijke wet- en regelgeving.
3.3.
In 2006 heeft Air Europa een leaseovereenkomst gesloten met betrekking tot een Boeing 737-800 (hierna: het vliegtuig). Ruim tien jaar later, op 26 mei 2017, heeft zij deze overeenkomst voortgezet met de opvolgend eigenaar en verhuurder - ook wel
lessor- van het vliegtuig, Wilmington Trust SP Services (Dublin) Limited (hierna: Wilmington).
3.4.
De leaseovereenkomst met Wilmington liep af in 2018. Teneinde aan haar verplichtingen te voldoen in het kader van het terugleveren van het vliegtuig aan Wilmington, heeft Air Europa op 20 maart 2017 een serviceovereenkomst gesloten met Fokker om een zogenoemde
End of Lease checkuit te voeren, wat betekent dat het vliegtuig wordt geïnspecteerd en daarna de nodige onderhouds- en herstelwerkzaamheden worden uitgevoerd.
3.5.
Op 18 december 2017 heeft Transavia een
Operating Lease Agreementmet Wilmington gesloten.
3.6.
In 2018 heeft Fokker de End of Lease check uitgevoerd, in aanwezigheid van vertegenwoordigers van Transavia, Air Europa en Wilmington. De End of Lease check startte met een inspectie, waarbij het vliegtuig is geïnspecteerd op beschadigingen. Hierbij is het vliegtuig onder meer volledig gestript. Tijdens deze inspectie heeft Fokker op vijf huidpanelen van de romp van het vliegtuig putcorrosie aangetroffen. Fokker heeft dit op 25 april 2018 gemeld bij Boeing, als houder van het typecertificaat, de
Type Certificate Holder(TC Holder). Boeing heeft instructies gegeven voor de reparatiewerkzaamheden. Daarna heeft Fokker de werkzaamheden uitgevoerd en aan Boeing bericht dat de werkzaamheden volgens de instructies waren uitgevoerd. Boeing heeft daarna de
Repair and Deviation Recordsafgegeven.
3.7.
Op 2 juli 2018 heeft Fokker een
Certificate of Release of serviceafgegeven, waarmee het vliegtuig is vrijgegeven voor ingebruikname.
3.8.
Op 9 juli 2018 heeft Air Europa het vliegtuig teruggeleverd aan Wilmington, waarmee de leaseperiode tussen Wilmington en Air Europa tot een einde kwam. Op enig moment daarna heeft Transavia het vliegtuig in gebruik genomen.
3.9.
In 2022 heeft Transavia Sabena Technics (hierna: Sabena) opdracht gegeven om het vliegtuig te inspecteren. Op 22 februari 2022 heeft Sabena discrepanties vastgesteld tussen de
Dent and Buckle Charten de werkelijke staat van de panelen van het vliegtuig. De Dent and Buckle Chart is een kaart waarop alle schade binnen de toleranties en de uitgevoerde reparaties aan het vliegtuig wordt geregistreerd
.
3.10.
Naar aanleiding hiervan heeft Transavia Boeing verzocht om onderzoek te doen naar de staat van het vliegtuig en de herstelbaarheid van de betrokken panelen. Vervolgens heeft het AOG Aircraft Services, Boeing AOG-team (hierna: AOG-team) zes secties van het vliegtuig onderzocht en de bevindingen uiteengezet in een rapport van 28 april 2022. In het rapport staat dat op meerdere panelen “(EXTENSIVE) CORROSION / PITTING” is aangetroffen en dat op deze panelen sprake was van “MULTIPLE BLENDS FORM PRIOR REWORK” en dat herstelwerkzaamheden zijn “PERFORMED AT UNAUTHORIZED LOCATION”.
3.11.
Transavia heeft Fokker op 8 augustus 2022 aansprakelijk gesteld.
3.12.
Op verzoek van Transavia heeft luchtvaartexpert Airdjusting nader onderzoek gedaan. Het rapport met de bevindingen van Airdjusting dateert van 8 maart 2024.
3.13.
Ook op verzoek van Fokker hebben twee deskundigen, de heer I. Nunn en de heer P. Jenkins, ieder afzonderlijk onderzoek verricht. Het rapport van Nunn dateert van 26 februari 2025 en dat van Jenkins van 7 maart 2025.

4.Het verzoek en het verweer

4.1.
Transavia verzoekt de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht te bevelen op grond van artikel 202 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
4.2.
Aan het verzoek heeft Transavia het volgende ten grondslag gelegd. Tussen partijen is in geschil of de in 2022 geconstateerde putcorrosie en schade aan het vliegtuig is terug te voeren op de uitgevoerde inspectie- en reparatiewerkzaamheden van Fokker in 2018. Nu Fokker betwist dat haar enig verwijt kan worden gemaakt, heeft Transavia er belang bij dat wordt onderzocht of de in 2022 geconstateerde corrosie en schade al in 2018 aanwezig was en door Fokker opgemerkt had moeten worden, en daarnaast of Fokker haar onderhouds- en reparatiewerkzaamheden destijds deugdelijk heeft uitgevoerd. Deze feiten kunnen mogelijk dienen ter onderbouwing van een vordering jegens Fokker, aldus Transavia.
4.3.
Fokker verzet zich tegen het verzochte voorlopige deskundigenbericht en stelt daartoe - samengevat - het volgende. Volgens Fokker heeft Transavia geen belang bij het verzoek, omdat zij geen vordering op Fokker heeft. Ook moet het verzoek worden afgewezen om redenen van proceseconomie en de goede procesorde. Er hebben al vier deskundigen naar de kwestie gekeken en inmiddels is er zes jaar verstreken. Verder is het verzoek niet ter zake dienend, omdat de vragen die Transavia aan de deskundige wil stellen niet meer beantwoord kunnen worden. Voorts heeft Fokker bezwaar gemaakt tegen de door Transavia voorgestelde deskundigen en vragen.
4.4.
Air Europa is belanghebbende en verzet zich niet tegen toewijzing van het verzoek van Transavia. Wel heeft Air Europa opmerkingen gemaakt over de voorgestelde deskundigen en de geformuleerde vragen door Transavia.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De (voorwaardelijke) tegenverzoeken en het verweer

5.1.
Fokker verzoekt - samengevat - voorwaardelijk, indien en voor zover het verzoek van Transavia (deels) wordt toegewezen, Transavia te bevelen om een afschrift te verstrekken van de volgende gegevens:
het onderhoudsdossier van het vliegtuig vanaf de werkzaamheden die in 2018 zijn uitgevoerd tot en met de vervanging van de huidpanelen in 2022, inclusief inspectie,
strippingen reparaties in 2022,
alle gegevens over het gebruik van het vliegtuig in de periode vanaf 2018 tot en met 2022, waaronder de vliegbewegingen en de opslagcondities,
de communicatie met het AOG-team, waaronder de door of namens Transavia verstrekte opdracht, de rapportages van dit AOG-team en de verdere communicatie over de constateringen en de reparaties,
alle documentatie die de rechtsverhouding tussen Transavia en Air Europa, evenals tussen Transavia en de
lessor, beheerst, in het bijzonder het
Delivery Acceptance Certificateof vergelijkbaar document dat ter gelegenheid van de oplevering van het vliegtuig aan Transavia is opgemaakt en ondertekend.
5.2.
Fokker legt het volgende aan haar (tegen)verzoek ten grondslag. Als het verzoek van Transavia wordt toegewezen, heeft Fokker een voldoende belang bij het verkrijgen van voornoemde stukken en gegevens. Fokker kan hiermee (mogelijk) haar verweren tegen de vordering van Transavia onderbouwen. Daarnaast zijn deze stukken relevant voor de aan de deskundige te stellen vragen. Voorts zijn de gegevens voldoende bepaald en beschikt Transavia over alle bescheiden, althans kan zij daarover beschikken.
5.3.
Het voorwaardelijk tegenverzoek van Air Europa, belanghebbende, is bijna gelijk aan dat van Fokker. Air Europa verzoekt alleen de gegevens zoals genoemd in 5.1. onderdelen 1 tot en met 3, met als verschil dat ‘alle gegevens’ in onderdeel 2 is gewijzigd in ‘de volledige gegevens (
logboek)’ en in onderdeel 3 aan de laatste zin is toegevoegd: ‘de informatie met betrekking tot de persoon die aanwezig was namens Transavia toen het vliegtuig werd c.q. was gestript’. Volgens Air Europa is deze informatie belangrijk voor de beoordeling van de schade en om het causaal verband tussen de werkzaamheden van Fokker en de schade te kunnen vaststellen. Daarnaast zijn de gegevens van belang voor de verweren van Air Europa en om ervoor te zorgen dat het deskundigenbericht ter zake dienend zal zijn.
5.4.
Transavia voert verweer. Haar verweer houdt in dat een dergelijk verzoek niet mogelijk is, omdat een juridische grondslag ontbreekt. Het tegenverzoek heeft ook geen betrekking op het oorspronkelijke verzoek, nu de opgevraagde gegevens irrelevant zijn voor het verzochte onderzoek naar de staat van het vliegtuig in 2018 en de toen uitgevoerde werkzaamheden. Transavia bepleit dat Fokker en Air Europa geen voldoende belang hebben bij het verzoek en dat de stukken waarvan afschrift wordt verlangd onvoldoende bepaald zijn. Bovendien verzetten gewichtige redenen zich tegen de verstrekking van de gevraagde stukken van Boeing, aldus Transavia.
5.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling

het verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht
Toetsingskader
6.1.
Een verzoek om een voorlopig deskundigenbericht te bevelen wijst de rechter in beginsel toe als het verzoek relevant is voor een eventuele andere procedure en voldoende concreet is, en de verzoeker feiten wil bewijzen die met het verzochte deskundigenonderzoek kunnen worden bewezen. Dit is slechts anders als de verzoeker geen belang heeft bij het verzoek als bedoeld in artikel 3:303 Burgerlijk Wetboek (BW), of als het verzoek in strijd is met de goede procesorde, als misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om dit middel te gebruiken of als er een ander zwaarwichtig belang tegen het verzoek bestaat.
Verzoek wordt toegewezen
6.2.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek van Transavia toewijsbaar is. Het verzochte onderzoek dient ertoe om bewijs te verkrijgen van concrete feiten die Transavia zal hebben te bewijzen in een eventuele bodemprocedure, namelijk dat Fokker de werkzaamheden in 2018 niet deugdelijk heeft uitgevoerd en dat de schade die Transavia in 2022 heeft geleden hierdoor is veroorzaakt. Het verzoek voldoet verder aan de vereisten van artikel 203 Rv.
6.3.
Fokker bepleit dat Transavia geen belang heeft bij haar verzoek, omdat Fokker de werkzaamheden correct en overeenkomstig haar instructies en regelgeving heeft uitgevoerd, waardoor er van een enige tekortkoming geen sprake is en het daarom ondenkbaar is dat Fokker onrechtmatig tegenover Transavia heeft gehandeld. Het verweer faalt. Transavia stelt immers het tegenovergestelde en wenst middels een voorlopig deskundigen bericht hiervoor bewijs te vergaren. Daarmee is het belang gegeven.
6.4.
Fokker betoogt verder dat Transavia geen belang heeft omdat Transavia geen vordering op Fokker heeft. Er is sprake van rechtsverwerking, nu Transavia bij de werkzaamheden aanwezig was en niet heeft geklaagd over de vermeende gebreken, maar wel het vliegtuig van de lessor heeft geaccepteerd. Bovendien staan in de serviceovereenkomst met Air Europa exoneratiebedingen die Fokker ook tegenover Transavia kan inroepen. Ook dit betoog gaat niet op. Het betreft hier juridische argumenten die betrekking hebben op het onderliggende geschil. Op dit moment hoeft nog niet te worden beoordeeld wie op deze punten gelijk heeft. Deze procedure is er in beginsel niet voor bedoeld om vooruit te lopen op de uitkomst van een eventuele bodemprocedure. Dit is slechts anders als overduidelijk is dat de vordering van Transavia geen enkele kans van slagen heeft in een bodemprocedure, maar dat is hier niet het geval.
6.5.
Ook is niet gebleken dat het verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht in strijd is met de goede procesorde of met de proceseconomie, zoals Fokker aanvoert. Weliswaar hebben er al vier verschillende partijdeskundigen onderzoek verricht, maar zij komen tot uiteenlopende conclusies. Dat onderstreept nu juist het belang bij het verkrijgen van een rapport van een onafhankelijke, door de rechtbank benoemde deskundige. Fokker stelt op zichzelf terecht dat een voorlopig deskundigenbericht tijdrovend en kostbaar zal zijn, maar dit geldt ook voor een bodemprocedure en een voorlopig deskundigenbericht kan er (mogelijk) ook toe dienen om de kosten daarvan te voorkomen.
6.6.
Fokker voert ook het verweer dat het verzoek niet relevant is voor een latere bodemprocedure omdat de vragen die Transavia aan de deskundige wil voorleggen, door het tijdsverloop feitelijk niet (of niet) meer kunnen worden beantwoord. Zij doelt dan in het bijzonder op de vraag wat de oorzaak van de corrosie is die Transavia in 2022 heeft geconstateerd, en de vraag of de in 2022 aangetroffen schade al aanwezig was in 2018. Dit verweer wordt niet gevolgd. Of het nog mogelijk is om onderzoek te doen is een vraag die de deskundige zal moeten beantwoorden.
6.7.
Gelet op al het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht toe.
Deskundige
6.8.
Partijen hebben over en weer een deskundige voorgedragen en bezwaar gemaakt tegen de deskundige van de ander. Transavia heeft het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) of de heer J.M.C. Mol als te benoemen deskundige voorgesteld, en als alternatief de heer R. Crew. Fokker heeft de heer A.N. Woodhouse aangedragen.
6.9.
Partijen zijn het erover eens dat de deskundige moet beschikken over (1) kennis van corrosie in de commerciële luchtvaart en (2) expertise op het gebied van onderhoud aan commerciële vliegtuigen en de daarop toepasselijke wet- en regelgeving. Volgens partijen beschikt de deskundige die zij zelf hebben voorgedragen over expertise ten aanzien van het tweede aspect. Transavia heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het benoemen van zowel de door haar als de door Fokker voorgedragen deskundige. Verder zijn partijen het erover eens dat als de door hen voorgedragen deskundige meer gespecialiseerde kennis nodig heeft op het gebied van corrosie, hiervoor een andere deskundige kan worden benoemd.
6.10.
De rechtbank is dan ook voornemens om zowel de heer A.N. Woodhouse als de heer R. Crew als deskundigen te benoemen. De rechtbank verzoekt partijen om elk een bevestiging van de door hen zelf voorgestelde deskundige te overleggen, waaruit volgt dat deze bereid is om als deskundige in opdracht van de rechtbank het onderzoek uit te voeren. Daarnaast verzoekt de rechtbank partijen om, met behulp van voornoemde deskundigen, gezamenlijk een derde deskundige voor te dragen met kennis van corrosie in de commerciële luchtvaart. Indien zij hier niet in slagen dienen zij zelf een deskundige voor te dragen.
Vragen
6.11.
Op basis van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, is de rechtbank voornemens om de volgende vragen aan de deskundige voor te leggen:
Kunt u in algemene zin iets zeggen over (de oorzaken van) putcorrosie op de huid van een vliegtuig, zoals een Boeing 737-800, en op welke wijze putcorrosie waarneembaar is?
Wanneer en onder welke omstandigheden is de putcorrosie in 2022 ontdekt?
In hoeverre zijn de door Transavia opgeslagen panelen waar in 2022 putcorrosie op is geconstateerd nog bruikbaar voor het onderzoek?
Kunt u vaststellen of de corrosie en schade aan panelen 141A3816, 141A331, 143AA3111-11, 144A3111-24 en 144A3111-2 die in 2022 is vastgesteld en in randnummer 2.25 van het verzoekschrift is gespecificeerd, al in 2018 aanwezig was toen Fokker haar werkzaamheden aan het vliegtuig uitvoerde? Kunt u bij uw beantwoording van deze vraag het gebruik en de onderhoudsgeschiedenis van het vliegtuig tussen 2018 en 2022 betrekken?
Indien vraag 4 bevestigend is beantwoord, kunt u aangeven of Fokker deze corrosie en schade in 2018 had behoren te identificeren en rapporteren aan Boeing als typecertificaat houder, en deze schade tevens had behoren te repareren, alvorens over te gaan tot ‘release tot service’. Welke procedures diende Fokker daarbij te volgen en kunt u vaststellen of deze procedures naar behoren zijn gevolgd?
Welke reparatieprocedures diende Fokker te volgen bij de reparatie- en onderhoudswerkzaamheden en kunt u vaststellen of de werkzaamheden aan de panelen 141A3721, 143A3252, 143A3131 en 146A3231 overeenkomstig de daarvoor geldende procedures en instructies van Boeing zijn uitgevoerd?
Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
6.12.
De vragen die betrekking hebben op de omvang van de mogelijke schade, zijn geen onderdeel van het voorlopig deskundigenonderzoek. Het onderzoek heeft enkel betrekking op de hiervoor opgenomen vragen.
Voorschot
6.13.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de verzoekende partij moet worden gedeponeerd. Het voorschot op de kosten van de deskundigen moet daarom worden betaald door Transavia.
De (voorwaardelijke) tegenverzoeken om afschrift van gegevens
6.14.
Fokker en Air Europa verzoeken om Transavia te bevelen om een afschrift van gegevens te verstrekken en op grond van artikel 195 Rv. Zoals Transavia terecht stelt, is dit niet mogelijk. Het nieuwe bewijsrecht, waaronder artikel 195 Rv, is in werking getreden op 1 januari 2025. Het verzoekschrift in deze procedure is van voor die datum. Het tegenverzoek is een verzoek in de zin van artikel 282 lid 4 Rv. Het is daarmee onderdeel van de reeds voor 1 januari 2025 aangevangen procedure. Een zelfstandig verzoek op grond van artikel 195 Rv is in deze procedure niet mogelijk.
6.15.
De rechtbank wijst daarom de tegenverzoeken van Fokker en Air Europa af. Bij die stand van zaken heeft Transavia geen belang meer bij haar verzoek om nog de gelegenheid te krijgen om schriftelijk op het verweerschrift van Fokker te reageren.
6.16.
Overigens kan de deskundige in het kader van het onderzoek alle informatie opvragen die hij of zij wenst en is de verwachting gerechtvaardigd dat het merendeel van de door Fokker en Air Europa verzochte stukken en gegevens in het kader van het deskundigenonderzoek door Transavia aan de deskundige ter beschikking gesteld dienen te worden.
Slotsom
6.17.
De slotsom van al het voorgaande is dat het verzoek van Transavia tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht bij eindbeschikking zal worden toegewezen en dat de verzoeken van Fokker en Air Europa om afschrift van gegevens te ontvangen zullen worden afgewezen. De rechtbank houdt deze en verdere beslissingen aan tot de eindbeschikking.

7.De beslissing

De rechtbank
7.1.
verwijst de zaak naar de interne rekestenrol van
29 mei 2025voor uitlating van partijen over de onderwerpen als genoemd in rov. 6.10.
7.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Voetelink, rechter, bijgestaan door mr. V.W. de Leeuw, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2025.

Voetnoten

1.Voluit: (EU) Nr. 1321/2014 van de commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen; de erkenning betreft de erkenning als bedoeld in Deel 145 van Bijlage II.