In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in het kader van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Provincial Court of Navarra in Spanje. De opgeëiste persoon, geboren in 1977 en met zowel de Nederlandse als Turkse nationaliteit, werd gevraagd voor de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van twee jaar en een vervangende hechtenis van drie maanden. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak op 4 februari 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. M. Al Mansouri, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J. Verstegen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon zich beroept op de weigeringsgrond van artikel 6a OLW, die stelt dat de overlevering van een Nederlander kan worden geweigerd indien de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf kan worden overgenomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat de opgelegde vrijheidsstraf niet het toepasselijke Nederlandse strafmaximum overstijgt. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat de opgeëiste persoon voldoende economische en sociale banden met Nederland heeft, wat bijdraagt aan zijn maatschappelijke re-integratie.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland te bevelen. De rechtbank heeft ook de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, waarbij een verzoek tot schorsing van de gevangenhouding door de raadsvrouw werd afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.