ECLI:NL:RBAMS:2025:2906

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
13/395581-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering van een opgeëiste persoon op basis van artikel 6a OLW met betrekking tot een Spaans Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in het kader van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Provincial Court of Navarra in Spanje. De opgeëiste persoon, geboren in 1977 en met zowel de Nederlandse als Turkse nationaliteit, werd gevraagd voor de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van twee jaar en een vervangende hechtenis van drie maanden. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak op 4 februari 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. M. Al Mansouri, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J. Verstegen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon zich beroept op de weigeringsgrond van artikel 6a OLW, die stelt dat de overlevering van een Nederlander kan worden geweigerd indien de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf kan worden overgenomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat de opgelegde vrijheidsstraf niet het toepasselijke Nederlandse strafmaximum overstijgt. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat de opgeëiste persoon voldoende economische en sociale banden met Nederland heeft, wat bijdraagt aan zijn maatschappelijke re-integratie.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland te bevelen. De rechtbank heeft ook de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, waarbij een verzoek tot schorsing van de gevangenhouding door de raadsvrouw werd afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/395581-24
Datum uitspraak: 18 februari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie van 18 december 2024 bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 13 juli 2021 door de
Provincial Court of Navarra Section One, Spanje (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 februari 2025, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J. Verstegen, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek de gevangenhouding bevolen
met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse en Turkse nationaliteit heeft.

3.Verzoek tot aanhouding

De raadsvrouw verzoekt de behandeling van de zaak aan te houden om nadere informatie op te vragen aan de Spaanse autoriteiten omdat onvoldoende uit het dossier blijkt welke straf aan de opgeëiste persoon is opgelegd.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat uit de in het EAB verstrekte informatie blijkt dat de overlevering door de uitvaardigende justitiële autoriteit wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar en (vervangende hechtenis van) 3 maanden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB en een e-mail van 26 december 2024 van de uitvaardigende justitiële autoriteit vermeldt een op 9 maart 2021 uitgevaardigd vonnis van de
Provincial Court of Navarra, first section.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de bovengenoemde beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar en (vervangende hechtenis van) 3 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf van twee jaar en een geldboete met vervangende hechtenis van 3 maanden zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis. Omdat de opgeëiste persoon de geldboete niet heeft betaald, is de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis van 3 maanden gelast.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenaamde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
- informatica criminaliteit;
- oplichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Spanje een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De opgeëiste persoon heeft (ook) de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a, eerste lid, OLW. Op grond van artikel 6a OLW kan de overlevering van een Nederlander worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Spanje opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
De feiten zijn naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
Oplichting, meermalen gepleegd.
Uit de Nederlandse kwalificatie volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet het toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaximum overstijgen.
De opgelegde sanctie is naar zijn aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
Uit het dossier volgt verder dat de opgeëiste persoon voldoende economische en sociale banden met Nederland heeft, zodat de overname van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf zal bijdragen aan de maatschappelijke re-integratie van de opgeëiste persoon.
De rechtbank is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In dit geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraffen in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraffen te bevelen.
De raadsvrouw heeft op grond van overgelegde stukken die zien op de persoonlijke situatie van de opgeëiste persoon en zijn gezin verzocht om het bevel gevangenhouding ex artikel 27, vierde lid, OLW te schorsen tot aan het moment van de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de overgenomen straf. De officier van justitie heeft zich hiertegen verzet. Hoewel de rechtbank oog heeft voor de persoonlijke omstandigheden van de opgeëiste persoon, kan niet worden gezegd dat deze omstandigheden zodanig bijzonder zijn dat een schorsing gerechtvaardigd is. Een schorsing van de gevangenhouding nadat de overlevering is toegestaan of een straf is overgenomen gebeurt alleen en daarom bij uitzondering in bijzondere omstandigheden. De rechtbank zal dit verzoek dan ook afwijzen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 326 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6a en 7 OLW|.

9.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Provincial Court of Navarra Section One, Spanje voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in rubriek 4 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
HEFT OPde geschorste overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon] .
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Dit bevel is apart opgemaakt.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. B. van Galen en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.