ECLI:NL:RBAMS:2025:2912

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
13/408312-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering van een Poolse verdachte met gelijktelling aan een Nederlander

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De officier van justitie had op 30 december 2024 verzocht om de behandeling van het EAB, dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Poznań op 15 februari 2024. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1977, was aanwezig op de zitting, bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in Polen was veroordeeld tot een vrijheidsstraf van twee jaar en acht maanden. De officier van justitie stelde dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing was, omdat de verdachte niet in zijn verdedigingsrechten was geschaad. De verdediging verzocht om de overlevering te weigeren, met de mogelijkheid om de straf in Nederland uit te zitten.

De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon gelijkgesteld kan worden met een Nederlander, omdat hij meer dan vijf jaar rechtmatig in Nederland verblijft en er geen verwachting is dat hij zijn verblijfsrecht verliest door de opgelegde straf. De rechtbank weigerde de overlevering op basis van artikel 6a OLW, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de veroordeling in Polen, maar concludeerde dat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland kon worden bevolen. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-408312-24
Datum uitspraak: 18 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 30 december 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 februari 2024 door de
Regional Court in Poznańin Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1977
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 maart 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W. van Nunen, advocaat te Breda, waarnemend voor mr. S. de Goede, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen, met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgment of the Regional Court in Poznań dated 25 November 2020 (III K 470/19), upheld by the judgment of the Regional Court in Poznań dated 6 May 2021 (II AKa 45/21).
Op de zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat in het in de Engelse taal vertaalde EAB staat vermeld dat sprake is van een bekrachtiging van een oordeel door dezelfde instantie, nu staat vermeld dat sprake is van een ‘
judgement by the regional court in Poznań, upheld by the judgement of the regional Court in Poznań’.
De ter zitting aanwezige Poolse tolk heeft de rechtbank echter geïnformeerd dat het originele EAB (in het Pools) twee verschillende instanties vermeldt: een oordeel van de ‘
sadu okręgowego’(de arrondisementsrechtbank), bekrachtigd door een oordeel van de ‘
sadu apelacyjnego’(het Hof van Appel). De rechtbank heeft bovendien vastgesteld dat in het originele EAB staat vermeld
sadu okręgowego’en ‘
sadu apelacyjnego’.De rechtbank zal dan ook uitgaan van de vertaling zoals deze door de tolk op de terechtzitting is gegeven.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar en acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Artikel 12 OLW

Standpunten
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de rechtbank kan afzien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW aangezien de opgeëiste persoon een adresinstructie heeft ontvangen en niet in zijn verdedigingsrechten is geschaad. De weigeringsgrond van artikel
12 OLW is dan ook niet van toepassing.
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over artikel 12 OLW.
Oordeel van de rechtbank.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste person in eerste aanleg is veroordeeld door
the Regional Court in Poznańvan 25 November 2020 met kenmerk III K 470/19) en dat deze veroordeling is bekrachtigd (
upheld) door het vonnis van de
sadu apelacyjnego(het Hof van Appel) in Poznań met kenmerk II AKa 45/21.
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4]
De rechtbank zal gelet hierop alleen het arrest van het Hof in Appel in Poznań toetsen aan artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
In het EAB onder d) 2. staat vermeld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure in hoger beroep en dat de oproep voor het proces is verstuurd naar het door hem opgegeven adres. De advocaat van de opgeëiste persoon was wel aanwezig bij het proces, hetgeen de opgeëiste persoon op 30 december 2024 in de raadkamer van deze rechtbank heeft bevestigd. De opgeëiste persoon heeft ook verklaard dat hij de advocaat heeft gevraagd hem in eerste aanleg en in hoger beroep bij te staan.
De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om bij zijn proces in hoger beroep aanwezig te zijn.

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
Oplichting
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6. Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

Standpunt verdediging
De opgeëiste persoon kan op basis van de overgelegde stukken worden gelijkgesteld met een Nederlander. De verdediging verzoekt op grond hiervan de overlevering te weigeren met overname van de in Polen opgelegde straf want de opgeëiste persoon wenst zijn in Polen opgelegde gevangenisstraf in Nederland uit te zitten.
Standpunt officier van justitie
De opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander. De overlevering dient dan ook te worden geweigerd met overname van de in Polen opgelegde straf.
Oordeel van de rechtbank
Overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan op basis van artikel 6a, eerste en negende lid, OLW worden geweigerd als deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een aan hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op grond van artikel 6a, negende lid, OLW zijn voldaan aan twee vereisten, te weten:
1. de opgeëiste persoon verblijft ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
Eerste voorwaarde
Uit een brief van 26 februari 2025 van de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) blijkt dat de opgeëiste persoon sinds 19 februari 2025 is geregistreerd als duurzaam verblijvend EU-burger. Het oorspronkelijk verblijfsrecht gaat terug tot 8 januari 2018. Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat voldaan is aan de eerste voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander.
Tweede voorwaarde
De tweede voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander wordt getoetst aan de hand van een verklaring van de IND over de verwachting of de opgeëiste persoon al dan niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel. Uit de brief van de IND van 26 februari 2025 volgt ook dat de IND thans niet de verwachting heeft dat de opgeëiste persoon zijn verblijfsrecht verliest.
Ook aan deze voorwaarde is voldaan.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf.
De feiten zijn naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
Oplichting, meermalen gepleegd
Uit de Nederlandse kwalificatie volgt dat de opgelegde vrijheidsstraf niet het toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaximum overstijgt.
De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
Uit het dossier volgt verder dat de opgeëiste persoon voldoende economische
banden met Nederland heeft, zodat de overname van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf zal bijdragen aan de maatschappelijke re-integratie van de opgeëiste persoon.
De rechtbank is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In dit geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf[bij brief/faxbrief van (datum)] bevelen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 326 Wetboek van Strafrechten de artikelen 2, 5, 6a, 7 en 12 OLW.

9.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Regional Court in Poznańin Polen.
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon] .
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon]tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en L. Baroud, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (