ECLI:NL:RBAMS:2025:2915

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
3 mei 2025
Zaaknummer
13-011393-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Belgisch Europees Aanhoudingsbevel en terugkeergarantie

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 18 maart 2025, wordt een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) behandeld dat is uitgevaardigd door het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, België, op 8 augustus 2024. Het EAB betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1984, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 4 maart 2025 voortgezet, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat er een terugkeergarantie is afgegeven door de Belgische autoriteiten. De rechtbank heeft de opgeëiste persoon de gelegenheid gegeven om een weloverwogen beslissing te nemen over het al dan niet inroepen van deze garantie. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en geconcludeerd dat de opgeëiste persoon in een instelling zal worden geplaatst die voldoet aan de fundamentele rechten en internationale standaarden. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en een nieuwe zitting gepland voor 12 april 2025, waarbij de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw opnieuw zullen worden opgeroepen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-011393-25
Datum uitspraak: 18 maart 2025
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 13 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 augustus 2024 door het Parket van de procureur des Konings Antwerpen (België) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[verdachte]geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 maart 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi, advocaat in Amersfoort.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen, met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen - afdeling Turnhout dd. 09-01-2024. Vonnisnummer: 2024/47 - dossiernummer: 22CO77984 - AN60.F1.526428/2022.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Het vonnis betreft de feiten zoals omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in het EAB in onderdeel d):
“3.4. de beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar
- de beslissing zal hem na de overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend; en
- de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing; en
- de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet (namelijk 15 dagen) of hoger beroep aan te tekenen (namelijk 30 dagen).”
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.
Dit betekent dat de veroordeling niet onherroepelijk is zodat ook de weigeringsgrond van artikel 6a, eerste lid, OLW zich niet voordoet. Voor de toepassing van artikel 6, eerste lid, OLW moet het EAB worden verstaan als strekkende tot (verdere) vervolging (zie hierna onder 7.).

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
-
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Bij brief van 30 januari 2025 van de Procureur des Konings is een zogenaamde terugkeergarantie afgegeven ten behoeve van de opgeëiste persoon.
Standpunt raadsvrouw
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De raadsvrouw heeft namens de opgeëiste persoon verklaard dat hij nog niet weet of hij zich beroept op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De opgeëiste persoon doet op dit moment in ieder geval geen afstand van de terugkeergarantie.
Standpunt officier van justitie
Artikel 6 OLW staat niet in de weg van overlevering.
Oordeel van de rechtbank
Artikel 6, eerste lid, OLW geeft uitvoering aan artikel 5, onderdeel 3, Kaderbesluit 2002/584/JBZ, welke bepaling er in het bijzonder toe strekt de uitvoerende rechterlijke autoriteit in staat te stellen een bijzonder gewicht toe te kennen aan de mogelijkheid om de kansen op sociale re-integratie van de opgeëiste persoon te verhogen.
Artikel 6, eerste lid, OLW heeft echter een facultatief karakter en moet, als uitzondering op het uitgangspunt, restrictief worden uitgelegd. Uitgangspunt is dat de opgeëiste persoon (zonder nadere garanties) wordt overgeleverd. Artikel 6, eerste lid, OLW biedt de opgeëiste personen met de Nederlandse nationaliteit en voldoende binding met de Nederlandse samenleving de mogelijkheid om, met het oog op de doelen van re-integratie en resocialisatie, een beroep te doen op het recht om in geval van veroordeling tot een vrijheidsbenemende straf, deze straf in Nederland te mogen ondergaan. Indien een dergelijke opgeëiste persoon een beroep doet op die bepaling kán de overlevering afhankelijk worden gemaakt van een terugkeergarantie en kán het ontbreken van een terugkeergarantie aan overlevering in de weg staan. Het facultatieve karakter van deze weigeringsgrond brengt echter met zich dat, in geval van een beroep op artikel 6, eerste lid, OLW, de rechtbank de bevoegdheid heeft om van de toepassing van die bepaling af te zien.
In het geval de opgeëiste persoon geen beroep doet op artikel 6, eerste lid, OLW, heeft dat tot gevolg dat de rechtbank de overlevering niet afhankelijk maakt van de terugkeergarantie, dat, in geval van een veroordeling tot een vrijheidsstraf, België niet gehouden is het vonnis ter erkenning en tenuitvoerlegging aan Nederland aan te bieden met het oog op tenuitvoerlegging van die straf in Nederland en dat de opgeëiste persoon de eventueel aan hem opgelegde vrijheidsstraf in beginsel in België zal ondergaan.
De rechtbank leidt uit hetgeen de raadsvrouw en de opgeëiste persoon naar voren hebben gebracht af dat de opgeëiste persoon op dit moment geen keuze wenst te maken maar dit op een later moment wenst te doen. Feitelijk komt dit erop neer dat de opgeëiste persoon geen beroep doet op de aan hem verstrekte terugkeergarantie. Aangezien de rechtbank zich niet aan de indruk kan onttrekken dat de opgeëiste persoon zich hier niet van bewust is en mede gelet op de ruimte die nog aanwezig is in de beslistermijn zal de rechtbank het onderzoek ter zitting heropenen en schorsen om de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen op een nadere zitting van de rechtbank een weloverwogen beslissing kenbaar te maken of hij al dan niet een beroep doet op de door de Belgische autoriteiten afgegeven terugkeergarantie.

7.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden in die instellingen. [4]
De rechtbank stelt vast dat er bij brief van 30 januari 2025 van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken - Centrale autoriteit de volgende detentiegarantie is gegeven:
“1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[verdachte] zal worden opgesloten in de gevangenis van Dendermonde indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [verdachte] aan zal worden onderworpen na overlevering:
  • De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
  • De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of schermo Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
  • De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
  • Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”
De rechtbank is, gelet op deze individuele garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).

8.Beslissing

HEROPENThet onderzoek ter zitting onder gelijktijdige schorsing voor onbepaalde tijd om de onder 6. vermelde reden.
BEPAALTdat de zaak opnieuw op zitting moet worden gepland
één week voor het verstrijken van de beslistermijn op 12 april 2025;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw tegen het nader te bepalen tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds voorzitter,
mrs. M.C. Danel en L. Baroud, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.