Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 27 november 2024,
- de tussenbeschikking van 9 januari 2025, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het verweerschrift, met bijlagen, ingekomen ter griffie op 27 maart 2025,
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 april 2025 en de daarin vermelde (proces)stukken.
2.De feiten
- afdeling Spoedeisende Hulp OLVG West;
- neuroloog OLVG West;
- oogarts OLVG West;
- cardioloog OLVG West;
- traumachirurg OLVG West;
- chirurg Acibadem;
- chirurg Ortho Parkkliniek Lelystad;
- fysiotherapeut.
- Het ongecensureerde journaal van de huisarts, vanaf het moment dat betrokkene bij de huisarts stond ingeschreven, tot heden
- Aanvullende informatie van de fysiotherapeut
- Aanvullende informatie van de orthopeed, o.a. ten aanzien van de 1e en 2e operatie en de daaropvolgende controle-afspraken
- Informatie van Acibadem
- Informatie van Ortho Parkkliniek
- Informatie van de oogarts
- De ontbrekende ambulance-ritformulieren en overige informatie t.a.v. de doorgemaakte valpartijen
- Het operatieverslag van 23-01-2023 (..)
- Operatieverslag kijkoperatie (verwijderen corpus liberum) waardoor betrokkene op de wachtlijst werd gezet, volgens brief d.d. 08-05-2023
- Informatie fysiotherapeut
- Voorgeschiedenis knieklachten (betrokkene was een voetballer), er was chondropatie tot focaal graad 3 mediaal aanwezig)”
- alle verslagen van de operaties,
- het volledige dossier van de arts die een second opinion gaf (UMC),
- het complete fysiotherapiedossier,
- informatie over eerdere trauma’s en valpartijen van [verzoeker] ,
- aanvullende informatie van de orthopedisch chirurg.
3.Het deelgeschil
4.De beoordeling
opvragenvan medische informatie en dat zij in dat kader nog geen € 200,- aan medische verschotten aan de behandelend sector heeft voldaan. Daar komt bij dat de informatieverzoeken, voor zover die zijn gedaan, slechts zijn gericht aan de huisarts en de fysiotherapeut. Uit de specificatie blijkt niet van verzoeken gericht aan de andere (in de correspondentie) benoemde hulpverleners en instanties om het medisch dossier te completeren, bijvoorbeeld het UMC voor de
second opinionen het OLVG West voor de ontbrekende operatieverslagen. In 2024 heeft zij, ook nadat het gesprek van 8 februari 2024 had plaatsgevonden en er op dit punt duidelijke afspraken waren gemaakt (zie 2.11), in totaal slechts 18 minuten (en wel pas in september 2024) besteed aan het opvragen van stukken bij (uitsluitend) de huisarts en heeft zij in dat kader slechts een bedrag van € 53,07 aan medische verschotten voldaan. Dat zij, ook na het gesprek van 8 februari 2024, geen middelen had om deze werkzaamheden te verrichten, gaat niet op. Naar aanleiding van het gesprek van 8 februari 2024 is immers in overleg door ASR een nader voorschot aan [verzoeker] betaald op zowel de persoonlijke schade (€ 7.500,-) als de buitengerechtelijke kosten (€ 3.000,-). Andere redenen waarom het niet is gelukt de benodigde stukken te vergaren (anders dan dat de huisarts aanvankelijk niet zou hebben gereageerd), zijn niet genoemd.
door het ongeval blijvendebeperkingen heeft, die ook tot volledige arbeidsongeschiktheid leiden, uitblijft, kan ook het gestelde verlies aan verdienvermogen, met name de duur ervan, niet worden vastgesteld. In zoverre is de tijd die mr. Akkenat heeft gestoken in het in kaart brengen van de schade die [verzoeker] door volledige, blijvende arbeidsongeschiktheid stelt te lijden en de voorschotverzoeken die met het oog daarop zijn gedaan, dan ook enigszins prematuur geweest.