ECLI:NL:RBAMS:2025:2943

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
11376616 CV EXPL 24-13776
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor passagier na annulering van vlucht door vervoerder wegens weersomstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de passagier en de vervoerder, Eurowings Discover. De passagier had een vliegreis geboekt van [vertrekplaats] naar [eindbestemming] met een overstap op [overstapplaats] op 28 en 29 september 2022. De vlucht werd geannuleerd door de vervoerder vanwege slechte weersomstandigheden, wat leidde tot een vertraging van meer dan drie uur voor de passagier bij aankomst op de eindbestemming. De passagier vorderde compensatie op basis van de EU Verordening 261/2004, die compensatie voorschrijft bij annulering van vluchten, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder voerde aan dat de annulering een operationele beslissing was en dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet kon aantonen dat de annulering gerechtvaardigd was. De kantonrechter wees de vordering van de passagier toe, inclusief buitengerechtelijke kosten, en veroordeelde de vervoerder tot betaling van € 600,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente, en € 90,00 aan buitengerechtelijke kosten. De vervoerder werd ook veroordeeld in de proceskosten van de passagier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 11376616 CV EXPL 24-13776
vonnis van: 6 mei 2025
fno.: 569

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres]

wonende te [woonplaats]
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident
nader te noemen: de passagier
gemachtigde: [gemachtigde] L.L.B.
t e g e n

de vennootschap naar buitenlands recht Eurowings Discover

gevestigd te Frankfurt am Main
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident
nader te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mrs. J. Nooij en N. van der Graaf.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding 25 september 2024 met producties
  • conclusie van antwoord, tevens eis in het incident, met producties
  • antwoord in het incident, tevens conclusie van repliek, met producties
  • conclusie van dupliek
  • dagbepaling vonnis

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat vast:
1.1.
De passagier heeft bij de vervoerder een vliegreis geboekt van [vertrekplaats] naar [eindbestemming] via [overstapplaats] , uit te voeren op 28 en 29 september 2022.
1.2.
Het vluchtschema van de reis was als volgt:
Datum
Vluchtnr
van
naar
vertrek (LT)
Aankomst
(LT)
28/9/2022
[vluchtnummer 1]
[vertrekplaats]
[overstapplaats]
19:00
05:35
29/9/2022
[vluchtnummer 2]
[overstapplaats]
[eindbestemming]
08:05
09:20
1.3.
Vlucht [vluchtnummer 2] kreeg van de luchtverkeersleiding Slot Allocation Messages (SAM’s) opgelegd waarin werd meegedeeld dat het vliegtuig later diende te vertrekken ten gevolge van slechte weersomstandigheden te [eindbestemming] . Het eerste SAM was van 04:14 UTC (UTC tijden zijn in casu 2 uur voor lokale tijd, LT, kantonrechter) en gaf een gewijzigde vertrektijd van 07:41 uur UTC, het tweede SAM was van 04:37 UTC en gaf een gewijzigde vertrektijd van 08:24 UTC.
1.4.
De vervoerder heeft om 05:10 UTC, derhalve 07:10 uur LT, de vlucht geannuleerd.
1.5.
De passagier is door de vervoerder omgeboekt en is met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming gearriveerd.
1.6.
De passagier heeft aanspraak gemaakt op compensatie ten gevolge van de vertraging van de vlucht.
1.7.
De gemachtigde van de passagier heeft de vervoerder schriftelijk gesommeerd tot betaling van compensatie ten gevolge van de vertraging op 8 februari 2023, 16 maart 2023, 26 april 2023 en 1 mei 2023. In de brief van 26 april 2023 is opgenomen:
‘ I have substantiated the claim for compensation under EU 261/2004 with documents. However you never reacted. If you continue to refuse to take a (properly substantiated) position, I will be forced to start legal proceedings.’
1.8.
De moedermaatschappij van de vervoerder (Lufthansa) heeft per e-mail van 3 mei 2023 verwezen naar ‘Feedback and contact form’ en een ‘Ticket-Refund’ op de website van de vervoerder.
1.9.
Per e-mail van 2 augustus 2023 van Russell Advocaten aan (een kantoorgenoot van) de gemachtigde van de passagier meegedeeld:
‘de volgende cliënten:(…)Eurowings GmbHvoor de betekening van toekomstige dagvaardingen betreffende EU Verordening 261/2004 eveneens woonplaats kiezen ten kantore van Russell Advocaten.’

Vordering en verweer

In het incident
2. De vervoerder heeft verzocht dat de rechtbank zich onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen gelet op de bevoegdheidsregels als opgenomen in Brussel I bis-VO en de uitleg daarvan door het Hof van Justitie van de EU in het Rehder- arrest (Hvj EU 9 juli 2009, C 204/08).
3. De passagier verweert zich en voert – kort gezegd – aan dat de gemachtigde per e-mail, bijgevoegd als productie 6 bij Conclusie van repliek, woonplaats kiest aan het kantoor van haar gemachtigde te [vestigingsplaats] . Derhalve is op grond van artikel 99 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam bevoegd.
In de hoofdzaak
4. De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 600,00 aan hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum
vlucht tot de algehele voldoening;
b. € 90,00 aan buitengerechtelijke kosten:
c. de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na
betekening van het vonnis.
5. De passagier baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraagde aankomst op de eindbestemming gehouden is de passagiers te compenseren conform artikel 7 lid 1 van de Verordening.
6. De passagier stelt daartoe – kort gezegd – dat de vervoerder zich niet kan beroepen op een buitengewone omstandigheid als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. De annulering van de vlucht was het directe gevolg van het handelen van de vervoerder, niet van de luchtverkeersleiding. Nergens is uit gebleken dat de vertraging van de oorspronkelijke vlucht boven de drie uur zou uitkomen.
7. De vervoerder voert verweer en voert – kort gezegd – aan dat de vertraging van de passagier het gevolg was van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Vlucht [vluchtnummer 2] is geannuleerd omdat deze werd getroffen door extreem lange vertrekvertragingen, opgelegd door de luchtverkeersleiding (1.3). Daar heeft de vervoerder geen invloed op. Toen er geen dalende lijn kwam met betrekking tot de verstrekte vertrektijden heeft de vervoerder besloten om de vlucht te annuleren. De annulering is derhalve het gevolg van een buitengewone omstandigheid.

Beoordeling

In het incident
8. Zowel de vervoerder als de passagier hebben in de kop van hun processtuk niet opgenomen dat deze stukken tevens eisen en verweren inzake een onbevoegdheidsincident bevatten. Dat de rechtbank abusievelijk geen vonnis in het incident heeft gewezen geeft vervolgens niet de vervoerder processueel gezien de mogelijkheid om bij de conclusie van dupliek te reageren op hetgeen door de passagier naar voren is gebracht bij conclusie van repliek, tevens antwoord in het incident, ter zake van de gestelde onbevoegdheid van de rechtbank. De kantonrechter zal hetgeen bij conclusie van dupliek naar voren is gebracht daarom buiten beschouwing laten.
9. De kantonrechter is er ambtshalve mee bekend dat dagvaardingen met betrekking tot Verordening 261/2004, waarbij de vervoerder en deze gemachtigde zijn betrokken, al enige tijd op verzoek van de gemachtigde van de vervoerder worden betekend aan het kantoor van de gemachtigde waarbij woonplaats wordt gekozen te [vestigingsplaats] en wordt geprocedeerd bij de rechtbank Amsterdam. Gesteld noch gebleken is dat de toestemming daartoe is ingetrokken. Dat betekent dat de passagiers er op goede gronden vanuit mocht gaan dat dit nog steeds de bestendige praktijk is. Van de gemachtigde van de vervoerder had verwacht mogen worden om een gewijzigd beleid op dit punt mee te delen aan de gemachtigden van passagiers aan wie eerder wel voornoemde toestemming is verleend. De kantonrechter gaat ervan uit dat dit niet is gebeurd en indien dat wel het geval is, had het op de weg van de vervoerder gelegen dat te stellen en te onderbouwen in het bevoegdheidsincident. Dat is niet gebeurd.
10. Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter aanleiding om de vordering in het incident af te wijzen met veroordeling van de vervoerder in de kosten van het incident.
In de hoofdzaak
11. Vast staat dat de passagier, na annulering van de vlucht, met een vertraging van meer dan twee uur met de alternatieve vlucht is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van artikel 5 lid 1 c onder III jo artikel 7 lid 1 van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op de doelstelling van de Verordening, die volgens overweging 1 ervan erin is gelegen een hoog niveau van bescherming van de passagiers te waarborgen, en het feit dat artikel 5, lid 3, van de Verordening een afwijking is van het beginsel dat de passagiers recht op compensatie hebben in geval van annulering van hun vlucht, moet het begrip “buitengewone omstandigheden” in de zin van deze bepaling echter strikt worden uitgelegd (zie ook het arrest van het Hof van Justitie van 23 maart 2021, Airhelp/SAS, ECLI:EU:C:2021:226).
11. De beslissing van de vervoerder om de vlucht te annuleren is een operationele beslissing geweest waar de vervoerder invloed op had. Gesteld noch gebleken is dat de weersomstandigheden zouden hebben gezorgd voor een langdurige vertraging van drie uur of meer van de passagier op de eindbestemming, indien de vervoerder de oorspronkelijke vlucht niet zou hebben geannuleerd. De annulering is derhalve geen buitengewone omstandigheid. De alternatieve vlucht is met een vertraging van meer dan twee uur te [eindbestemming] gearriveerd. Dat betekent dat de gevorderde compensatie toewijsbaar is.
11. De gevorderde wettelijke rente daarover zal worden toegewezen als gevorderd. Het betreft immers een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, die gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. En dat moment is de datum van de geannuleerde vlucht.
11. De passagier heeft gebruik gemaakt van een gemachtigde, hetgeen gangbaar en gebruikelijk is. De gemachtigde heeft in de brief van 26 april 2023 aan de vervoerder verzocht om een inhoudelijk reactie. Doordat de vervoerder deze niet heeft verstrekt en enkel heeft verwezen naar webformulieren heeft hij het de gemachtigde van de passagier onmogelijk gemaakt om via buitengerechtelijke weg inhoudelijk te reageren op informatie die de vervoerder in het buitengerechtelijk traject dient te verstrekken. De vervoerder dient namelijk op eerste verzoek compensatie uit te keren dan wel gemotiveerd mee te delen waarom die niet is verschuldigd (zie ook Raad van State, 3 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3221), ook in het geval dat een gemachtigde van een passagier daarom verzoekt. Dat is niet gebeurd. Gelet daarop komen de buitengerechtelijke kosten voor toewijzing in aanmerking. De daarover gevorderde rente wordt afgewezen nu daarvoor onvoldoende is gesteld.
11. Bij deze uitkomst wordt de vervoerder veroordeeld in de proceskosten als hierna te melden.

BESLISSING

De kantonrechter:
in het incident:
wijst de vordering af;
veroordeelt de vervoerder in de kosten van het incident, aan de zijde van de passagier begroot op € 135,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
in de hoofdzaak:
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van:
- € 600,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke kosten.
veroordeelt de vervoerder in de proceskosten, aan de zijde van de passagier tot op heden begroot op:
-griffierecht: € 218,00
-exploot: € 135,97
-salaris: € 270,00
--------------
totaal: € 623,97
inclusief eventueel verschuldigde btw en te vermeerderen met de wettelijke rente hierover met ingang van 14 dagen na betekening van het vonnis tot de algehele voldoening;
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 67,50 aan salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw, indien deze proceskosten niet betaald zijn binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe;
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de kosten van betekening van dit vonnis indien de vervoerder niet binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe aan de veroordelingen onder III, IV en V voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wesdorp, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.