In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een incident dat is ingesteld door [gedaagde]. De procedure betreft een vordering tot voeging van de echtgenote van [gedaagde] in de hoofdzaak, alsook een vordering tot vrijwaring van White & Black B.V. (W&B). [gedaagde] stelt dat zijn echtgenote, mevrouw [naam], zich moet kunnen voegen in de procedure omdat zij een garantstelling heeft vernietigd die van belang is voor de uitkomst van de hoofdzaak. Daarnaast wil hij W&B oproepen in vrijwaring, omdat hij hen als hoofdschuldenaar beschouwt. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [gedaagde] niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot voeging, omdat hij zelf partij is in de hoofdzaak en zijn echtgenote niet vrijwillig heeft aangegeven zich te willen mengen in de procedure. De vordering tot vrijwaring is eveneens afgewezen, omdat [gedaagde] niet voldoende heeft aangetoond dat er een rechtsverhouding bestaat tussen hem en W&B die rechtvaardigt dat W&B de gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak zou moeten dragen. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 883,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De hoofdzaak is verwezen naar de rol van 27 mei 2025 voor conclusie van antwoord.