ECLI:NL:RBAMS:2025:3033

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
11415819 \ CV EXPL 24-14949
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake vordering tot voeging en vrijwaring in civiele procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een incident dat is ingesteld door [gedaagde]. De procedure betreft een vordering tot voeging van de echtgenote van [gedaagde] in de hoofdzaak, alsook een vordering tot vrijwaring van White & Black B.V. (W&B). [gedaagde] stelt dat zijn echtgenote, mevrouw [naam], zich moet kunnen voegen in de procedure omdat zij een garantstelling heeft vernietigd die van belang is voor de uitkomst van de hoofdzaak. Daarnaast wil hij W&B oproepen in vrijwaring, omdat hij hen als hoofdschuldenaar beschouwt. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [gedaagde] niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot voeging, omdat hij zelf partij is in de hoofdzaak en zijn echtgenote niet vrijwillig heeft aangegeven zich te willen mengen in de procedure. De vordering tot vrijwaring is eveneens afgewezen, omdat [gedaagde] niet voldoende heeft aangetoond dat er een rechtsverhouding bestaat tussen hem en W&B die rechtvaardigt dat W&B de gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak zou moeten dragen. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 883,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De hoofdzaak is verwezen naar de rol van 27 mei 2025 voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11415819 \ CV EXPL 24-14949
Vonnis van 29 april 2025 in het incident
in de zaak van
VRIJENBAN VASTGOED B.V.,
gevestigd te Delft,
eisende partij in hoofdzaak,
verweerder in het incident,
hierna te noemen: Vrijenban,
gemachtigde: mr. J.G.M. de Koning,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in hoofdzaak,
eiser in incident,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. B. Coskun.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 november 2024 met producties,
- de incidentele conclusie voor alle weren inhoudende conclusie tot tussenkomst/voeging en tot vrijwaring, met productie,
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Dagbepaling vonnis in het incident.

2.De vordering in de incidenten

2.1.
[gedaagde] vordert dat zijn echtgenote, mevrouw [naam] (hierna: [naam] ), in de hoofzaak mag tussenkomen althans zich mag voegen aan de zijde van [gedaagde] . Daarnaast vordert [gedaagde] dat het hem wordt toegestaan om White & Black B.V. (hierna: W&B) in vrijwaring op te mogen roepen. Ook vordert [gedaagde] dat hij op een nieuwe roldatum de gelegenheid krijgt om alsnog bij conclusie van antwoord inhoudelijk te mogen reageren op de dagvaarding, en veroordeling van Vrijenban in de proceskosten van de incidentele procedure.
2.2.
[gedaagde] stelt met betrekking tot de vordering tot voeging/tussenkomst dat zijn echtgenote de garantstelling/borgtochtovereenkomst op grond van artikel 1:88 Burgerlijk Wetboek (BW) bij de incidentele conclusie heeft vernietigd en haar vernietiging van belang is voor de uiteindelijke uitkomst van de procedure in de hoofdzaak. Daarnaast wenst [gedaagde] W&B in vrijwaring op te roepen zodat hij W&B als hoofdschuldenaar aansprakelijk kan stellen.
2.3.
Vrijenban stelt met betrekking tot de gevorderde voeging/tussenkomst dat [gedaagde] niet-ontvankelijk is aangezien hij zelf partij is bij de hoofzaak en hij niet van een derde kan vorderen dat deze als procespartij tussenkomt of wordt gevoegd. Daarnaast heeft [gedaagde] volgens Vrijenban zijn vordering niet voldoende gespecificeerd en is er volgens Vrijenban geen grond voor tussenkomst/voeging.
2.4.
Met betrekking tot de vordering tot vrijwaring stelt Vrijenban dat [gedaagde] geen belang heeft bij de vordering. Vrijenban betwist dat [gedaagde] de kosten op W&B kan verhalen aangezien W&B – zoals Vrijenban stelt – niet de hoofdschuldenaar is, maar garant staat voor [gedaagde] . Volgens Vrijenban moet [gedaagde] daarom geen gelegenheid meer krijgen om alsnog bij conclusie van antwoord inhoudelijk te regeren op de dagvaarding en moet hij veroordeeld worden in de kosten van de incidentele procedure.

3.De beoordeling in de incidenten

[naam] mag zich niet voegen/tussenkomen
3.1.
[gedaagde] vordert dat [naam] mag tussenkomen/zich mag voegen in de procedure. Naar het oordeel van de kantonrechter is [gedaagde] niet-ontvankelijk in zijn vordering. Dat wordt als volgt toegelicht.
3.2.
Op grond van artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding vorderen zich daarin te mogen voegen of daarin te mogen tussenkomen. De incidentele conclusie tot tussenkomst/voeging is ingesteld door [gedaagde] . Uit de wettekst kan echter worden opgemaakt dat de derde die zich wil mengen in de procedure
zelfeen verzoek tot voeging/tussenkomst moet instellen. Dit betekent dat [naam] degene is die de eis had moeten instellen.
3.3.
[gedaagde] is zelf partij in de hoofzaak en kan daarom niet tussenkomen/zich voegen. [1] Daarnaast blijkt nergens uit dat [naam] zich vrijwillig wil mengen in de procedure. [gedaagde] wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, wat betekent dat [naam] niet mag tussenkomen/zich niet mag voegen in deze procedure.
[gedaagde] mag W&B niet in vrijwaring oproepen
3.4.
[gedaagde] vordert daarnaast dat het hem wordt toegestaan om W&B in vrijwaring op te roepen. De kantonrechter zal deze vordering afwijzen. Daarvoor is het volgende redengevend.
3.5.
Op grond van artikel 210 Rv kan een gedaagde partij vorderen dat hij een andere partij in vrijwaring op mag roepen. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] zijn vordering tot vrijwaring op tijd heeft ingesteld. De vraag die voorligt is of [gedaagde] belang heeft bij oproeping van W&B in vrijwaring.
3.6.
Voor toewijzing van een incidentele vordering tot vrijwaring is vereist dat de gewaarborgde zich in een met redenen omklede conclusie beroept op een rechtsverhouding met een derde, die meebrengt dat die derde verplicht is om de nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak tegen de gewaarborgde te dragen. Het bestaan van die rechtsverhouding hoeft in het vrijwaringsincident niet te worden aangetoond.
3.7.
[gedaagde] stelt dat W&B hoofdschuldenaar is en dat hij zich tegenover de hoofdschuldenaar garant heeft gesteld. Hij verwijst daarbij naar Allonge II (productie 1C bij de dagvaarding). Uit artikel 1 van Allonge II volgt dat W&B bij wijze van zelfstandige verbintenis, als eigen schuld, garant staat voor de huurachterstand van € 72.544,93 en dat [gedaagde] in privé volledig aansprakelijk blijft voor (betaling van) de huurachterstand. [gedaagde] heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat er tussen hem en W&B een rechtsverhouding bestaat op grond waarvan W&B verplicht is om de nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak tegen [gedaagde] te dragen. De vordering tot oproeping in vrijwaring zal dan ook worden afgewezen.
[gedaagde] mag een conclusie van antwoord nemen in de hoofdzaak
3.8.
[gedaagde] heeft niet gelijktijdig met de incidentele conclusie voor alle weren inhoudende conclusie tot tussenkomst/voeging en tot vrijwaring, een conclusie van antwoord in de hoofdzaak genomen. De kantonrechter zal de hoofdzaak daarom verwijzen naar de rol van 27 mei 2025 voor conclusie van antwoord.
[gedaagde] moet de kosten van het incident betalen
3.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de kosten van het incident (inclusief nakosten) betalen. De kosten van Vrijenban worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 815,00 (1 punt x € 815,00)
- nakosten € 68,00
-------------------------- +
Totaal € 883,00
3.10.
Vrijenban heeft de wettelijke rente gevorderd over de proceskosten. Deze zal toegewezen worden zoals vermeld in de beslissing. Ook zal de kostenveroordeling – zoals Vrijenban heeft gevorderd – uitvoerbaar bij voorraad verklaard worden.
3.11.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter
In de incidenten:
4.1.
verklaart [gedaagde] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot tussenkomst/voeging,
4.2.
wijst de vordering tot vrijwaring af,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident, aan de zijde van Vrijenban begroot op € 883,00, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na heden, althans betekening van dit vonnis, tot de dag van algehele voldoening,
4.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
In de hoofdzaak:
4.5.
verwijst de zaak naar de rol van 27 mei 2025 voor conclusie van antwoord,
4.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 29 april 2025.
64183

Voetnoten

1.Hoge Raad 3 april 2002, ECLI:NL:HR:2002:601.