ECLI:NL:RBAMS:2025:3038

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
11619053 \ KK EXPL 25-191
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van bevoegdheid bij proceskosten en executiekosten in kort geding

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. R.J. Ouderdorp, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. E.M.F. Opering, om de locatie van een auto te achterhalen en proceskosten te verhalen. Eiser had eerder beslag gelegd op de auto van gedaagde vanwege een eerdere veroordeling tot betaling van proceskosten. Gedaagde had echter schriftelijk toegezegd deze kosten op een bepaalde datum te betalen, maar eiser heeft desondanks beslag gelegd en een kort geding aangespannen. De kantonrechter heeft op 2 mei 2025 geoordeeld dat eiser misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid door onnodig kosten te maken en de vordering van eiser afgewezen. De rechter oordeelde dat het belang van eiser niet opweegt tegen de kosten die hij heeft gemaakt, en dat hij in redelijkheid had moeten afwachten tot gedaagde de betaling zou doen. Eiser is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van gedaagde betalen, die zijn begroot op € 610,50.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11619053 \ KK EXPL 25-191
Vonnis in kort geding van 2 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.J. Ouderdorp,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. E.M.F. Opering.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 1 april 2025, met producties, een voorziening gevorderd. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] één productie ingediend.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 april 2025. [eiser] is in persoon verschenen en bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook [gedaagde] is in persoon verschenen en bijgestaan door zijn gemachtigde.
1.3.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft een pleitnota voorgedragen. Partijen zijn daarna gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken. Ten slotte is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De kern

2.1.
[gedaagde] moet vanwege een eerdere procedure € 766,- aan proceskosten aan [eiser] betalen. Om deze proceskosten te verkrijgen heeft [eiser] , onder andere, beslag laten leggen op de auto van [gedaagde] . [eiser] vordert in deze procedure primair dat [gedaagde] de auto aan hem afgeeft, met een dwangsom van € 250,- per dag. Subsidiair vordert [eiser] dat [gedaagde] de precieze verblijfplaats van de auto meedeelt en zijn medewerking verleent aan al hetgeen dat nodig is om de auto feitelijk onder de macht van [eiser] te krijgen, met een dwangsom van € 250,- per dag. Ook vordert [eiser] dat [gedaagde] de kosten van deze procedure betaalt. Het verweer van [gedaagde] dat sprake is van misbruik van bevoegdheid slaagt. De kantonrechter zal de vordering afwijzen.

3.De beoordeling

De achtergrond
3.1.
[gedaagde] is bij vonnis van 11 juni 2023 (en later herstelvonnis) van deze rechtbank veroordeeld om € 750,-, incassokosten en proceskosten aan [eiser] te betalen. Omdat [gedaagde] niet aan de veroordeling in het vonnis voldeed heeft [eiser] meerdere executoriale beslagen gelegd, waaronder op 2 november 2023 op de auto van [gedaagde] . De vordering van [eiser] is daardoor opgelopen tot meer dan € 3.000,-.
3.2.
[gedaagde] heeft vervolgens in november 2023 een betalingsregeling van € 100,- per maand voorgesteld. [eiser] heeft dat voorstel geweigerd. In juni 2024 hebben partijen alsnog een betalingsregeling getroffen. [gedaagde] heeft op basis van die regeling op 20 juni 2024 € 300,- aan [eiser] betaald. [gedaagde] heeft zich niet aan de rest van de betalingsregeling gehouden.
3.3.
[eiser] is in oktober 2024 een kortgedingprocedure gestart om de locatie van de auto te achterhalen. Tijdens die procedure heeft [eiser] , middels een onder de verzekeraar van [gedaagde] gelegd beslag, het verschuldigde bedrag – behoudens de proceskosten van het kort geding – ontvangen waardoor het executoriale beslag op de auto is vervallen. De kantonrechter heeft [gedaagde] bij vonnis van 23 december 2024 van deze rechtbank daarom enkel veroordeeld in de proceskosten (€ 766,-).
3.4.
Naar aanleiding van het vonnis van 23 december 2024 heeft [gedaagde] op 9 januari 2025 per e-mail aan [eiser] laten weten dat hij de proceskosten op 28 januari 2025 aan hem zal betalen. [eiser] heeft desondanks op 15 januari 2025 het vonnis aan [gedaagde] laten betekenen en op 20 januari 2025 (opnieuw) executoriaal beslag gelegd op de auto en op de bankrekening van [gedaagde] om de proceskosten te verhalen. Het beslag op de bankrekening leverde geen resultaat op. [gedaagde] heeft de proceskosten, in verband met de bijkomende kosten, niet betaald. [eiser] heeft daarom opnieuw een kortgedingprocedure gestart om de locatie van de auto te achterhalen. Dat is deze procedure.
Het is onvoldoende aannemelijk dat [gedaagde] de auto in zijn bezit heeft
3.5.
[eiser] stelt dat [gedaagde] de auto in zijn bezit heeft en/of weet waar de auto zich momenteel bevindt. [gedaagde] betwist dat. Volgens [gedaagde] is de auto op 20 januari 2025 door een tussenpersoon verkocht aan een derde. Het is volgens [gedaagde] niet duidelijk waar de auto momenteel is. Nu [gedaagde] de stelling van [eiser] betwist, is het aan [eiser] om zijn stelling te onderbouwen en zodoende voldoende aannemelijk te maken dat [gedaagde] de auto onder zich heeft of weet waar de auto is. Dat heeft [eiser] onvoldoende gedaan. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Er is sprake van misbruik van bevoegdheid
3.6.
Zelfs als [eiser] wel voldoende aannemelijk had gemaakt dat [gedaagde] de auto in zijn bezit heeft en/of weet waar de auto zich bevindt, is de kantonrechter van oordeel dat de vordering niet toewijsbaar is. De kantonrechter is namelijk van oordeel dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. Daarvoor is het volgende redengevend.
3.7.
[gedaagde] stelt dat [eiser] de kosten onnodig op heeft laten lopen door meerdere executoriale beslagen te leggen en (kortgeding)procedures te starten terwijl [gedaagde] al had toegezegd te zullen betalen, zodat sprake is van misbruik van bevoegdheid. [eiser] wist dat de auto total loss is en hij heeft weinig belang bij het verhalen van de proceskosten aangezien hij procedeert op basis van een toevoeging, zo stelt [gedaagde] .
3.8.
Uit artikel 3:13 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) blijkt dat een bevoegdheid onder meer kan worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of als in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
3.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] naar aanleiding van het vonnis van 23 december 2024 schriftelijk heeft toegezegd dat hij de proceskosten op 28 januari 2025 aan [eiser] zou betalen. [eiser] heeft desondanks al vóór 28 januari 2025 het vonnis aan [gedaagde] laten betekenen en meerdere executoriale beslagen laten leggen, met alle kosten van dien. Daarnaast heeft [eiser] ter zitting erkend dat hij steeds op basis van een toevoeging procedeert, zodat het belang van [eiser] slechts ziet op verkrijging van vergoeding van zijn eigen bijdrage. Het restant van de proceskostenveroordeling zal hij immers moeten afdragen aan de Raad voor Rechtsbijstand.
3.10.
De kantonrechter is van oordeel dat het belang van [eiser] om zijn eigen bijdrage vergoed te krijgen niet opweegt tegen de proces- en executiekosten die gepaard gaan met het verkrijgen van die vergoeding. [eiser] heeft de belangen van [gedaagde] daarmee onevenredig geschaad en had in redelijkheid niet tot betekening/beslag over mogen gaan, zodat sprake is van misbruik van bevoegdheid. Bij dat oordeel weegt in het bijzonder mee dat [gedaagde] schriftelijk heeft toegezegd dat hij (binnen een redelijke termijn) de proceskosten zou betalen. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd waarom niet van hem kon worden verwacht dat hij de betaling zou afwachten.
3.11.
Dat sprake is van misbruik van bevoegdheid heeft tot gevolg dat de te ver gaande uitoefening van de bevoegdheid, in dit geval het beslag, niet voor vergoeding in aanmerking komt. Procederen op basis van een toevoeging is hier overigens uitdrukkelijk niet voor bedoeld. Ook daarom zal de kantonrechter de vordering van [eiser] afwijzen.
[eiser] moet de proceskosten betalen
3.12.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 610,50, bestaande uit € 543,- (salaris gemachtigde) en € 67,50 (nakosten).

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 610,50, eventueel te vermeerderen met de kosten van betekening, te betalen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 2 mei 2025.
64183