ECLI:NL:RBAMS:2025:3055

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
C/13/758348 / HA RK 24-358
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopig deskundigenbericht vanwege ervaarde geluidsoverlast in appartementscomplex

In deze zaak heeft de vereniging van eigenaars (VvE) een verzoek ingediend bij de Rechtbank Amsterdam om een voorlopig deskundigenbericht te laten opstellen vanwege ervaren geluidsoverlast vanuit de Vomar-supermarkt. De VvE stelt dat de geluidsoverlast is toegenomen na de tweede verbouwing van de supermarkt, die plaatsvond van 22 oktober tot 7 november 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de VvE ontvankelijk is in haar verzoek, omdat de VvE-vergadering op 22 maart 2023 met meerderheid van stemmen heeft besloten om een advocaat in te schakelen voor een gerechtelijke procedure tegen de winkeleigenaren en Vomar. De rechtbank heeft de VvE in het gelijk gesteld en een deskundige benoemd om de geluidsoverlast te onderzoeken. De deskundige moet onder andere vaststellen of de verbouwwerkzaamheden van Vomar in overeenstemming zijn met eerdere geluidsisolatieadviezen en welke maatregelen kunnen worden getroffen om de geluidsoverlast te verminderen. De rechtbank heeft ook de proceskostenveroordeling uitgesproken, waarbij de winkeleigenaren en Vomar hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de VvE. De beslissing is openbaar uitgesproken op 24 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/758348 / HA RK 24-358
Beschikking van 24 april 2025
in de zaak van
de vereniging van eigenaars,
VVE [verzoeker],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekende partij (hierna: de
VvE),
advocaat: mr. D.N. Reijnders,
tegen

1.[verweerder 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[verweerder 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3.
[verweerder 3],
wonende te [woonplaats 3] ,
4.
[verweerder 4],
wonende te [woonplaats 3] ,
5.
[verweerder 5],
wonende te [woonplaats 4] ,
6.
[verweerder 6] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
7.
[verweerder 7] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
8.
[verweerder 8],
wonende te [woonplaats 5] ,
9.
[verweerder 9],
wonende te [woonplaats 5] ,
10.
[verweerder 10],
wonende te [woonplaats 6] ,
11.
[verweerder 11],
wonende te [woonplaats 6] ,
verwerende partijen (hierna samen: de
winkeleigenaren),
advocaat: mr. K.M. Verdurmen,

12.12. VOMAR VOORDEELMARKT B.V.,

gevestigd te Diemen,
verwerende partij (hierna:
Vomar),
advocaat: mr. A.J.M. de Bruijn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ter griffie bij afdeling kanton binnengekomen op 15 juli 2024,
  • de verwijzingsbeslissing van de kantonrechter van 15 oktober 2024,
  • de tussenbeschikking van 14 november 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling van 12 maart 2025 en de daarin genoemde stukken,
  • bijlagen 4 tot en met 8 van Vomar ingediend bij haar verweerschrift.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Het [object] aan het [locatie] is in 1969 bij notariële akte gesplitst in 42 appartementsrechten. De appartementsrechten waren onderverdeeld in kleine winkelruimten op de begane grond, woonappartementen vanaf de eerste etage en kelders. Met deze splitsing is de VvE opgericht als bedoeld in artikel 5:112 lid 1 onder e Burgerlijk Wetboek (BW).
2.2.
Op de splitsingsakte is het Modelreglement 2006 van toepassing verklaard. In artikel 53 lid 5 Modelreglement 2006 staat onder andere dat het bestuur van de VvE een machtiging van de vergadering nodig heeft voor het instellen van (verzoekschrift)procedures.
2.3.
De VvE heeft een huishoudelijk reglement vastgesteld op de vergadering van 5 april 2016, waarvan artikel 9 bepaalt dat als vloerbedekking slechts materialen mogen worden gebruikt die in de ruimste zin des woords geen overlast kunnen veroorzaken.
2.4.
De winkeleigenaren beschikten over de appartementsrechten van de kleine winkelruimten op de begane grond. In 2014 ontstond het plan om deze ruimten samen te voegen om vervolgens te verhuren als één geheel aan supermarktketen Deen (hierna: de
eerste verbouwing).
2.5.
De VvE heeft voorafgaand aan de eerste verbouwing Peutz B.V. (hierna:
Peutz) onderzoek laten doen naar de akoestische kwaliteit van de bouwkundige scheidingsconstructies tussen de woningen en de winkelruimten, waarvan op 26 september 2014 een rapport is uitgebracht (hierna:
Peutz 2014).
2.6.
Op 11 december 2014 hebben de VvE en de winkeleigenaren een vaststellingovereenkomst gesloten met afspraken over de eerste verbouwing (hierna: de
VSO). Artikel 3.1 VSO gaat over geluidsisolatie waarin wat betreft luchtgeluidsisolatie wordt verwezen naar Peutz 2014 en wat betreft contactgeluidsisolatie in afwijking van Peutz 2014 een norm is gesteld van minimaal -8 decibel. Artikel 7.1 VSO regelt dat partijen na uitvoering van de eerste verbouwing verklaren dat zij tot aan de datum van de VSO over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben en dat zij elkaar, voor zover rechtens vereist, finale kwijting verlenen.
2.7.
Na afronding van de eerste verbouwing heeft Deen van begin 2015 tot en met 22 oktober 2021 een supermarkt geëxploiteerd op de begane grond van het flatgebouw. Vervolgens hebben de winkeleigenaren de bedrijfsruimte verhuurd aan Vomar, die vanaf 22 oktober 2021 tot en met 7 november 2021 heeft verbouwd (hierna: de
tweede verbouwing).
2.8.
Sinds de tweede verbouwing ervaren meerdere bewoners van de woonappartementen meer geluidsoverlast dan toen Deen nog in het pand zat.
2.9.
In 2022 is Peutz opnieuw ingeschakeld voor akoestisch onderzoek waarvan de bevindingen zijn gerapporteerd op 21 oktober 2022 (hierna:
Peutz 2022). Voor het onderzoek zijn geluidsmetingen verricht in twee woonappartementen. De twee woningen van de eigenaren die namens de VvE op de mondelinge behandeling waren, zijn niet in Peutz 2022 betrokken.
2.10.
Op de vergadering van eigenaars van 22 maart 2023 waarin 87,9% van de stemmen was vertegenwoordigd, heeft een meerderheid ingestemd met het verzoek van het VvE-bestuur om een machtiging tot het starten van een gerechtelijke procedure met inschakeling van een advocaat met als doel de geluidsoverlast vanuit de Vomar-supermarkt te beëindigen.

3.Het verzoek en de verweren

3.1.
De VvE verzoekt dat de rechtbank bij beschikking een voorlopig deskundigenbericht beveelt om de ervaarde geluidsoverlast objectief te laten beoordelen. Voor een eventuele bodemprocedure wil de VvE kunnen vaststellen of Vomar en de winkeleigenaren voldoen aan de in de VSO gemaakte geluidsafspraken en -normen. Op zitting heeft de VvE ook gesproken over onrechtmatige hinder. De VvE stelt voor dat een medewerker van Nieman Raadgevend Ingenieurs B.V. (hierna:
Nieman) als deskundige wordt benoemd om met onderzoek de in het verzoekschrift opgesomde vragen te beantwoorden. Tot slot verzoekt de VvE een proceskostenveroordeling van de winkeleigenaren en Vomar.
3.2.
De winkeleigenaren voeren aan dat de VvE niet-ontvankelijk is, althans dat haar verzoek moet worden afgewezen vanwege het volgende. Met deze verzoekschriftprocedure gaat de VvE voorbij aan haar doelomschrijving om slechts de gemeenschappelijke belangen van de eigenaars te behartigen. Er zijn maar een paar leden die overlast ondervinden. De winkeleigenaren betwisten een schending van de VSO en stellen kort gezegd dat een bodemvordering zal afstuiten op de in de VSO geregelde finale kwijting, zodat geen belang bestaat bij het voorlopig deskundigenbericht. Bovendien is blijkens Peutz 2022 volgens de VvE al onafhankelijk deskundigenonderzoek naar de huidige situatie verricht, waarbij objectief is vastgesteld dat de Vomar-supermarkt voldoet aan de VSO.
3.3.
Vomar voert ook aan dat de VvE niet-ontvankelijk is, althans dat haar vorderingen moeten worden afgewezen vanwege het volgende. Een vereniging kan zelf geen overlast ondervinden. De VvE is wel partij bij de VSO, maar uit de VSO blijkt niet dat de VvE bij het sluiten ervan dezelfde eigenaren heeft vertegenwoordigd als die nu overlast ervaren. In het dossier ontbreekt een machtiging van de vergadering om te mogen procederen en ontbreken volmachten van de bewoners die de vermeende overlast ervaren. Vomar betwist dat de geluidsisolatie onvoldoende zou zijn en is verder geen partij bij de VSO. Bovendien is de VSO na afronding van de eerste verbouwing uitgewerkt met finale kwijting en vormt Peutz 2022 al voldoende onafhankelijk onderzoek naar de ervaren geluidsoverlast. Daardoor kan geen sprake zijn van een schending van de VSO en ontbreekt het vereiste belang bij het verzochte voorlopig deskundigenbericht.

4.De beoordeling

De VvE is ontvankelijk in haar verzoek
4.1.
De rechtbank stelt vast dat de VvE-vergadering op 22 maart 2023 met meerderheid van stemmen heeft besloten het VvE-bestuur te machtigen voor het inschakelen van een advocaat voor een gerechtelijke procedure met als doel ‘de geluidsoverlast vanuit de Vomar-supermarkt te beëindigen’ (zie onder 2.10). Deze procedure valt binnen dat doel. Daarom is de VvE ontvankelijk in haar verzoek.
4.2.
Het voorgaande verandert niet doordat bepaalde individuele belangen van appartementsgerechtigden in het bijzonder zijn gediend met het verzochte voorlopig deskundigenbericht. De VvE-vergadering heeft het als gemeenschappelijk belang naar zich toegetrokken door tot het voeren van een procedure te besluiten.
Het juridisch kader
4.3.
Het verzoekschrift is ingediend voor 1 januari 2025 en daarop is daarom artikel 202 lid 1 (oud) Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van toepassing. Een verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht moet in beginsel worden toegewezen als het ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden (de toelatingsvoorwaarden). Dit is alleen anders als de VvE geen belang bij het verzoek heeft, zoals bedoeld in artikel 3:303 BW, of als sprake is van strijd met de goede procesorde, misbruik van recht of een ander zwaarwichtig belang dat zich tegen toewijzing van het verzoek verzet (de afwijzingsgronden). [1]
Het verzoek wordt toegewezen
4.4.
Uit het partijdebat is voldoende gebleken dat partijen het oneens zijn over voor een bodemzaak relevante feiten die met het door de VvE verzochte deskundigenbericht kunnen worden onderzocht. Dat met Peutz 2022 al bepaalde onderdelen zijn onderzocht, neemt niet weg dat de VvE belang heeft bij het verzochte onderzoek, omdat Peutz 2022 volgens de VvE onvolledig is geweest. Dat een bodemvordering zal afstuiten op finale kwijting kan niet op voorhand worden aangenomen. Partijen geven verschillende interpretaties aan de VSO en deze bepaling. Deze verzoekschriftprocedure leent zich niet voor een uitgebreid oordeel over die kwestie, dat moet door de eventuele bodemrechter worden beoordeeld. Hetzelfde geldt voor de discussie over de eis van een zwevende vloer. Bovendien hoeft in deze voorfase van het geschil nog niet vast te staan wat de uiteindelijke grondslag van een bodemvordering is en heeft de VvE op zitting ook de alternatieve grondslag onrechtmatige hinder genoemd. De rechtbank vindt de mogelijk in te stellen vordering niet dusdanig kansloos dat de VvE gelet daarop nu geen belang zou hebben bij het gevraagde voorlopig deskundigenbericht. De stellingen van de winkeleigenaren en Vomar bieden ook onvoldoende aanknopingspunten voor andere afwijzingsgronden. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopig deskundigenbericht dus toe.
De deskundige
4.5.
De winkeleigenaren en Vomar hebben bezwaar tegen het benoemen van een medewerker van Nieman als deskundige, omdat zij de voorkeur geven aan Peutz die al bekend is met het dossier en omdat zij niet weten om welke medewerker van Nieman het gaat. Op zichzelf twijfelen zij niet aan de kundigheid van Nieman als bureau.
4.6.
De rechtbank begrijpt dat de VvE een andere deskundige dan Peutz de situatie wil laten onderzoeken, omdat zij het met (een deel van) de conclusies van Peutz 2022 niet eens is. De rechtbank heeft daarom contact opgenomen met Nieman, waarop Nieman de onder de beslissing vermelde deskundige heeft voorgesteld van Het GeluidBuro, het op akoestiek gerichte onderdeel van Nieman Groep B.V. Deze deskundige zal worden benoemd, nu hij desgevraagd heeft toegelicht over de benodigde expertise te beschikken, vrij te staan van partijen en de opdracht te willen aanvaarden.
4.7.
Partijen hebben zich nog niet kunnen uitlaten over de benoeming van de persoon van de deskundige en krijgen daarom de gelegenheid om tot twee weken na vandaag bij akte bezwaar te maken. De rechtbank zal hem daarom voorwaardelijk benoemen. Zodra twee weken zonder bezwaar zijn verstreken, is zijn benoeming onvoorwaardelijk.
De voor te leggen vragen
4.8.
De VvE heeft elf vragen voorgesteld in haar verzoekschrift. De winkeleigenaren en Vomar hebben op zitting desgevraagd verklaard daarin geen onderwerpen te missen. Vanuit een belangenafweging tussen de relevantie en doeltreffendheid van voorgestelde vragen en de bezwaren van de winkeleigenaren en Vomar tegen bepaalde formuleringen, neemt de rechtbank de vragen van de VvE deels gewijzigd over zoals vermeld onder de beslissing.
Proceskosten
4.9.
De VvE wordt in het gelijk gesteld, waardoor de door haar verzochte proceskostenveroordeling in beginsel toewijsbaar is. De kosten van het verzoekschrift en het griffierecht was de VvE echter ook verschuldigd als de winkeleigenaren en Vomar geen verweer hadden gevoerd. Daarom komen de kosten hiervan niet voor vergoeding in aanmerking en worden de winkeleigenaren en Vomar slechts veroordeeld tot vergoeding van de kosten van de zitting, dat wil zeggen € 792 (1 punt x tarief € 614 en nakosten van € 178 plus de vermeerdering zoals vermeld onder de beslissing). De proceskostenveroordeling zal hoofdelijk worden uitgesproken. [2]
Slotoverwegingen
4.10.
De VvE zal als verzoekende partij het voorschot op de kosten van de deskundige moeten betalen zoals onder de beslissing vermeld.
4.11.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan één van deze verplichtingen niet voldaan dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij gerade acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.12.
Als een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige stuurt, moet zij daarvan tegelijkertijd afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
4.13.
De rechtbank zal de kostenveroordeling en beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Zijn de verbouwwerkzaamheden van Vomar in oktober – november 2021 in de winkelruimte wat betreft luchtgeluidisolatie conform het advies van Peutz 2014 (productie 17 van verzoekers, bijlage 2) uitgevoerd?
Zijn de vloeren in alle ruimten van Vomar gelegd en afgewerkt met een minimale contactgeluidisolatie van -8 decibel en/of zwevend gelegd? Welke vloeren wel/niet?
Ligt tussen de winkelvloer en de magazijnvloer een goed functionerende dilatatie?
In hoeverre ligt de vloer van Vomar vrij van de wanden? Waar wel/niet?
Welke maatregelen kunnen worden getroffen aan de vloer om contactgeluid zoveel mogelijk te verminderen en wat zou dit opleveren?
In hoeverre is de doorvoer van leidingen optimaal geïsoleerd en zijn er verbeteringsmogelijkheden?
In hoeverre is de goederenlift geïsoleerd om geluidsoverlast in bovengelegen woningen te beperken en zijn er verbeteringsmogelijkheden?
In hoeverre zijn de luchtbehandelingsinstallaties (ventilatie, verwarming en koeling) geïsoleerd om geluidsoverlast in bovengelegen woningen te beperken en zijn er verbeteringsmogelijkheden?
Welke adviezen geeft u ter beperking van de geluidsoverlast ten aanzien van het speakersysteem?
Kunt u in zijn algemeenheid iets zeggen over de (akoestische) afwerking van de ruimtes van Vomar in relatie tot de te verwachten geluidsoverlast in de boven die ruimtes gelegen woningen?
Zijn er nog andere punten waarvan een rechter volgens u kennis moet nemen bij een beoordeling van voornoemde punten in een latere procedure? Zo ja, welke?
5.2.
benoemt onder de voorwaarde dat partijen niet binnen twee weken bij akte hiertegen bezwaar hebben gemaakt tot deskundige:
de heer K. van der Hulst
Het GeluidBuro, onderdeel van Nieman Groep B.V.
[adres]
[e-mailadres] ,
5.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van deze beschikking aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
5.4.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
- de deskundige dient
binnen twee wekenna de datum van deze beslissing een begroting van de kosten op te geven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten,
- de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen,
- partijen kunnen desgewenst
binnen twee wekenna dagtekening van de brief/het bericht van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting,
- als niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige worden vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag,
- als wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot door de rechtbank worden vastgesteld,
5.5.
bepaalt dat de VvE het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
5.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
5.7.
bepaalt dat de VvE zo spoedig mogelijk het procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
5.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
5.9.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt, welke verzoeken zij hebben gedaan en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
5.10.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
5.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
5.12.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, zodat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
5.13.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het conceptrapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het conceptrapport te reageren.
5.14.
veroordeelt de winkeleigenaren en Vomar hoofdelijk in de proceskosten van de VvE van € 792, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe en te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de winkeleigenaren en Vomar niet tijdig aan deze veroordeling voldoen en deze beschikking daarna wordt betekend,
5.15.
verklaart deze kostenveroordeling en de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Huber, rechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2025.

Voetnoten

1.Hoge Raad 22 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:272, r.o. 3.3.4.
2.Hoge Raad 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1942, r.o. 4.1.2.