ECLI:NL:RBAMS:2025:3068

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
10860604 CV EXPL 24-57
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de onderbouwing van buitengewone omstandigheden door de vervoerder

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, als gemachtigde van een passagier, een vordering ingesteld tegen Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vliegreis geboekt van een onbekende vertrekplaats naar een onbekende eindbestemming, met een tussenstop op twee bestemmingen, uitgevoerd op 23 mei 2023. De vlucht van de vertrekplaats naar de eerste bestemming was vertraagd, waardoor de passagier de aansluitende vlucht miste en uiteindelijk met een vertraging van vijf uur en 23 minuten op de eindbestemming aankwam. AirHelp vorderde € 600,00 aan compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annulering of langdurige vertraging van vluchten.

De vervoerder, KLM, voerde verweer en stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk door de luchtverkeersleiding opgelegde CTOT's (Calculated Take Off Times). De kantonrechter oordeelde echter dat KLM onvoldoende bewijs had geleverd om deze buitengewone omstandigheden te onderbouwen, met name door het ontbreken van het vluchtrapport. Hierdoor werd vastgesteld dat de passagier recht had op de gevorderde compensatie. De kantonrechter veroordeelde KLM tot betaling van € 600,00 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10860604 CV EXPL 24-57
vonnis van: 8 april 2025
fno.: 569

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de vennootschap naar het recht harer vestiging AirHelp Germany GmbH

gevestigd te Berlijn
eiseres
nader te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
t e g e n

de naamloze vennootschap Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.

gevestigd te Amstelveen
gedaagde
nader te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mrs. R.L.S.M. Pessers en M.M. Önalan.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 7 december 2023 met producties;
  • antwoord met producties;
  • repliek met producties;
  • dupliek met producties;
  • akte uitlating producties;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat vast:
1.1.
[naam] (hierna de passagier) heeft bij de vervoerder een vliegreis geboekt van [vertrekplaats] naar [eindbestemming] via [bestemming 1] en [bestemming 2] , uit te voeren op 23 mei 2023.
1.2.
Het vluchtschema van de reis was als volgt:
Datum
Vluchtnr
van
naar
vertrek (LT)
Aankomst
(LT)
23/5/2023
[vluchtnummer 1]
[vertrekplaats]
[bestemming 1]
11:30
13:35
23/5/2023
[vluchtnummer 2]
[bestemming 1]
[bestemming 2]
14:35
15:45
23/5/2023
[vluchtnummer 3]
[bestemming 2]
[eindbestemming]
17:35
18:31
De vluchten zijn uitgevoerd door de vervoerder.
1.3.
De vlucht van [vertrekplaats] naar [bestemming 1] is vertraagd uitgevoerd. De vertraging bedroeg 33 minuten. De passagier heeft de aansluitende vlucht gemist, is door de vervoerder omgeboekt en is met een vertraging van vijf uur en 23 minuten op de eindbestemming gearriveerd.
1.4.
De passagier heeft de vordering ter zake van de vlucht gecedeerd aan AirHelp.
1.5.
AirHelp heeft bij de vervoerder aanspraak gemaakt op compensatie ten gevolge van de vertraging van de vlucht.
1.6.
De vervoerder heeft geweigerd de compensatie te betalen.

Vordering en verweer

2. AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 600,00 aan hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum vlucht tot de algehele voldoening;
b. de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3. AirHelp baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraagde aankomst op de eindbestemming gehouden is de passagiers te compenseren conform artikel 7 lid 1 van de Verordening.
4. AirHelp stelt daartoe – kort gezegd – dat de vervoerder een te korte overstaptijd van 45 minuten heeft gehanteerd voor de vlucht tussen [vertrekplaats] en [bestemming 1] . Tevens heeft de vervoerder onvoldoende aangetoond dat hij geen invloed had op de gewijzigde slottijden van de vlucht. AirHelp stelt dat de vertraging van de vlucht niet is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden.
5. De vervoerder voert verweer en voert aan dat sprake is van een uitzonderingssituatie in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening, waardoor geen compensatie verschuldigd is. Vlucht [vluchtnummer 1] is ten gevolge van door de luchtverkeersleiding opgelegde CTOT’s (Calculated Take Off Time) vertraagd. Daar heeft de vervoerder geen invloed op. Ter onderbouwing is het operational log van Vlucht [vluchtnummer 1] overgelegd. Door de buitengewone omstandigheid is de aansluitende vlucht gemist. De vervoerder heeft de passagier omgeboekt op de eerst beschikbare alternatieve vlucht.
6. Op de (overige) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Beoordeling

7. Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van artikel 5 lid 1 c onder III jo artikel 7 lid 1 van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op de doelstelling van de Verordening, die volgens overweging 1 ervan erin is gelegen een hoog niveau van bescherming van de passagiers te waarborgen, en het feit dat artikel 5, lid 3, van de Verordening een afwijking is van het beginsel dat de passagiers recht op compensatie hebben in geval van annulering van hun vlucht, moet het begrip “buitengewone omstandigheden” in de zin van deze bepaling echter strikt worden uitgelegd (zie ook het arrest van het Hof van Justitie van 23 maart 2021, ECLI:EU:C:2021:226).
8. De vervoerder dient gelet op het voorgaande de gestelde buitengewone omstandigheid deugdelijk te onderbouwen bij betwisting daarvan, zoals in deze zaak. De vervoerder dient in ieder geval het betreffende vluchtrapport in het geding te brengen. Dat heeft hij nagelaten. Gelet daarop kan niet worden vastgesteld welke vertragingscodes zijn opgenomen in het vluchtrapport. Dat betekent dat de gestelde buitengewone omstandigheid onvoldoende is onderbouwd zodat de passagier recht heeft op de gevorderde compensatie. Deze is toewijsbaar als hierna te melden. Gelet daarop hoeven de overige stellingen en verweren van partijen niet beoordeeld te worden.
9. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van de datum van de vlucht. Het betreft een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, die gelet op artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade wordt geacht te zijn geleden.
10. De vervoerder zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten en de daarover gevorderde wettelijke rente worden veroordeeld als hierna te melden.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 600,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2023 tot aan de algehele voldoening;
veroordeelt de vervoerder in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van AirHelp begroot op:
exploot € 129,14
salaris € 337,50
griffierecht € 322,00
-----------------
totaal € 788,64
voor zover van toepassing, inclusief btw; te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 14 dagen na heden tot de algehele voldoening;
veroordeelt de vervoerder in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 67,50 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de kosten van betekening van dit vonnis indien de vervoerder niet binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe aan de veroordelingen onder I, II en III voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.