ECLI:NL:RBAMS:2025:3085

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
11574804 WM VERZ 25-1895
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens verkeersgedraging na overlijden betrokkene

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door de gemachtigde van betrokkene, die inmiddels was overleden. Betrokkene had eerder een administratieve sanctie opgelegd gekregen op basis van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. De gemachtigde heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de verweerder, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting werd bekend dat betrokkene op [overlijdensdatum] 2024 was overleden, wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen belang meer was bij een uitspraak op het beroep en heeft de inleidende beschikking vernietigd. Tevens is er een proceskostenvergoeding toegekend aan de nabestaanden van betrokkene, omdat de kantonrechter oordeelde dat betrokkene in het gelijk was gesteld in de zin van eerdergenoemde jurisprudentie. De kantonrechter heeft de kosten voor de door de gemachtigde verrichte proceshandelingen vastgesteld op € 907,00, welke aan de erven van betrokkene zal worden gerestitueerd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. M.W. van der Veen
zaaknummer: 11574804 WM VERZ 25-1895
beslissing van: 23 april 2025
func.: 43837
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 23 april 2025 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[betrokkene]

[adres]
(verder: betrokkene)
voor wie beroep is ingesteld door
mr. N.G.A. Voorbach van Verkeersboete.NL(verder: gemachtigde)
welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 20 mei 2024 en is gericht tegen de beslissing van 9 april 2024 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren op [geboortedatum] 1961.

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 8 juli 2023 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) opgelegd. Betrokkene heeft tegen de inleidende beschikking zelf beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft gemachtigde vervolgens namens betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 23 april 2025. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Namens gemachtigde is mr. J. Piet bij de zitting verschenen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep vanwege het overlijden van betrokkene niet-ontvankelijk is.
Ten slotte is door de kantonrechter mondeling uitspraak gedaan ten aanzien van het beroepschrift en schriftelijk uitspraak gedaan op 23 april 2025 inzake de proceskostenvergoeding.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene wordt verweten dat de bestuurder van het motorvoertuig, met kenteken [kenteken] , waarvoor betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is, tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat heeft vastgehouden. Deze gedraging is geconstateerd op 29 juni 2023 om 10:06 uur op de [locatie] .
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Ter zitting deelt verweerder mede dat betrokkene is overleden op [overlijdensdatum] 2024. Het beroep dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4. Gemachtigde geeft op de zitting niet van het overlijden van betrokkene op de hoogte zijn en verzoekt de kantonrechter desalniettemin een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de rechtsbijstand die in deze zaak is verricht. Gemachtigde verwijst ter onderbouwing naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:3336.
5. Verweerder stelt zich vervolgens op het standpunt dat gemachtigde geen recht heeft op een proceskostenvergoeding bij overlijden van een betrokkene en dat dit ook niet blijkt uit het arrest ECLI:NL:GHARL:2020:3336.
6. Het volgende wordt overwogen.
7. Aan de hand van de zich in het dossier bevindende gegevens, ontleend aan de Basisregistratie Personen (BRP), constateert de kantonrechter dat betrokkene op
[overlijdensdatum] 2024 is overleden. Nu er geen belang meer is bij een uitspraak op het beroep, dient het beroep van betrokkene niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8. Ingevolge het bepaalde in artikel 25, vierde lid, van de Wahv vervalt het recht van de officier van justitie om verhaal te nemen door het overlijden van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd. Dit betekent dat de inleidende beschikking wordt vernietigd. Nu er zekerheid is gesteld in de onderhavige zaak, bestaat er een restitutieverplichting van verweerder aan de nabestaanden van betrokkene.

Ten aanzien van de proceskostenvergoeding:

9. Nu de inleidende beschikking wordt vernietigd vanwege het overlijden van betrokkene, is betrokkene in het gelijk gesteld in de zin van het arrest van het hof van 28 april 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:3336. De proceskosten komen daarom voor vergoeding in aanmerking, vgl. het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 december 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10365.
10. De vergoeding van kosten is in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair per proceshandeling vastgelegd. Gemachtigde heeft de volgende vergoedbare proceshandelingen verricht:
- het indienen van beroep bij de kantonrechter;
- en het verschijnen tijdens de zitting van de kantonrechter.
Volgens de bijlage bij het Bpb dient aan ieder van deze proceshandelingen 1 punt te worden toegekend. De waarde van 1 punt bedraagt met ingang van 1 januari 2025 in de fase van het beroep en hoger beroep € 907,00.
11. Gelet op het voorgaande worden er in deze zaak voor de door gemachtigde verrichte proceshandelingen in de fase van het beroep bij de kantonrechter 2 punten ad € 907,00. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Rekening houdend met het ter zitting ingenomen standpunt van verweerder zal de kantonrechter de toepassing van artikel 13a lid 2 Wahv buiten beschouwing laten. Aldus zal de kantonrechter verweerder veroordelen in de kosten tot een bedrag van
€ 907,00.
12. Daarom wordt beslist als volgt.

De kantonrechter:

- verklaart het beroep vanwege het overlijden van betrokkene niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat het als zekerheid betaalde bedrag aan de erven van betrokkene wordt gerestitueerd.
- kent aan de ervan van betrokkene ten laste van verweerder een proceskostenvergoeding toe van € 907,00.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.