ECLI:NL:RBAMS:2025:3104

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
11588238 WM VERZ 25-2198
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de hoorplicht bij verkeerssanctie en matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een verkeersgedraging waarbij betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk werd gesteld voor het gebruik van een puntstuk door de bestuurder van het voertuig. De officier van justitie had de beslissing om de sanctie op te leggen genomen zonder betrokkene of zijn gemachtigde te horen, wat leidde tot een schending van de hoorplicht. De kantonrechter oordeelde dat deze schending aanleiding gaf om de boete met 25% te matigen. De kantonrechter benadrukte dat de officier van justitie welbewust had gekozen om van het horen af te zien, wat niet in overeenstemming was met de wettelijke vereisten. De kantonrechter vernietigde de beslissing van de officier van justitie en matigde de sanctie, waarbij ook een proceskostenvergoeding aan betrokkene werd toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. B. Brokkaar
zaaknummer: 11588238 WM VERZ 25-2198
beslissing van: 13 mei 2025
func.: 43837
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 6 mei 2025 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[betrokkene]

[adres]
(verder: betrokkene)
voor wie beroep is ingesteld door:
Bezwaartegenverkeersboetes.nl(verder: gemachtigde)
welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 27 juni 2024 en is gericht tegen de beslissing van 23 mei 2024 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997.

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 2 oktober 2023 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wahv opgelegd. Namens betrokkene heeft gemachtigde tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep – zonder gemachtigde te horen - ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft gemachtigde vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 6 mei 2025. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Gemachtigde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet bij de zitting verschenen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is.
Ten slotte is door de kantonrechter op 13 mei 2025 schriftelijk uitspraak gedaan.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wahv. Betrokkene wordt verweten dat door de bestuurder van het motorvoertuig met kenteken [kenteken] , waarvoor betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is, een puntstuk is gebruikt. Deze gedraging is geconstateerd op 23 september 2023 om 21:31 uur op de [locatie 1] .
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Gemachtigde voert tegen de beslissing van verweerder aan dat betrokkene in de onderhavige zaak niet is gehoord. Wanneer een zaak lang bij de officier van justitie ligt en er vervolgens een ingebrekestelling wordt verzonden, wordt er na ontvangst van de ingebrekestelling direct een beslissing genomen door de officier van justitie.
Uit de werkinstructie ‘Ingebrekestelling & Dwangsommen’ van het Openbaar Ministerie blijkt dat de officier van justitie bij een mogelijke overschrijding van de beslistermijn de zaak onmiddellijk afdoet zonder een hoorzitting te laten plaatsvinden. De zaak wordt verder niet inhoudelijk behandeld. Voor betrokkene is het dan ook niet mogelijk de beroepsgronden aan te vullen. De officier van justitie moet zich als bestuursorgaan echter aan de wet houden. Gemachtigde stelt dat de schending van de voornoemde procedurevoorschriften moet leiden tot een matiging van het sanctiebedrag met 25%, vgl. het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2023, ECLI:NL:GHARL:2022:9934.
Namens betrokkene wordt verzocht om een proceskostenvergoeding.
4. Verweerder stelt zich ter zitting op het standpunt dat vanwege de schending van de hoorplicht de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroepschrift vernietigd dient te worden, maar dat er geen aanleiding is om de inleidende beschikking dientengevolge te matigen met 25%. Er is geen sprake van een structurele schending van de hoorplicht.
Voorst verzoekt verweerder de kantonrechter om het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond te verklaren, omdat de gedraging op basis van de verklaring van de verbalisant voldoende kan worden vastgesteld.
5. Het volgende wordt overwogen.

Ten aanzien van de hoorplicht:

6. In deze zaak is betrokkene vanaf het instellen van het administratief beroep tot en met de procedure bij de kantonrechter bijgestaan door een professioneel gemachtigde. Door de gemachtigde van betrokkene niet te horen in de administratief beroepsfase heeft verweerder de hoorplicht geschonden. Van horen kan alleen worden afgezien op basis van de in artikel 7:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genoemde gronden. Die gronden doen zich hier niet voor. Verweerder heeft immers afgezien van het horen, omdat in de onderhavige zaak een ingebrekestelling is gestuurd. Betrokkene is daarom in zijn belangen geschaad, dat tot gevolg heeft dat de beslissing van verweerder moet worden vernietigd (vgl. het arrest ECLI:NL:GHARL:2017:1121).
7. De kantonrechter ziet anders dan verweerder wel aanleiding om de boete te matigen met 25% vanwege schending van de hoorplicht, omdat in deze zaak de officier van justitie er welbewust voor heeft gekozen om van het horen af te zien, kennelijk ook om daarmee het verbeuren van een dwangsom te ontlopen. Een dergelijke welbewuste schending van de hoorplicht moet naar het oordeel van de kantonrechter leiden tot eerdergenoemde matiging van de boete. Daarbij neemt de kantonrechter ook in aanmerking dat uit de rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden blijkt dat het voortduren van een structurele schending van de hoorplicht na 1 oktober 2023 in zaken met een professioneel gemachtigde gevolgen kan hebben.
8. Nu de beslissing van verweerder op het administratief beroep wordt vernietigd vanwege de schending van de hoorplicht, zal worden overgegaan tot de beoordeling van het beroep tegen de inleidende beschikking.

Ten aanzien van de inleidende beschikking:

9. De verbalisant verklaart in het zich in het dossier bevindende zaakoverzicht:
“Ik, verbalisant, zag dat het voertuig op de tweede rijstrook reed. Ik zag dat het voertuig met hoge snelheid de uitvoegstrook op reed en daarbij een ander voertuig rechts inhaalde. Ik zag dat het voertuig via het puntstuk terug de [locatie 1] op reed en zijn weg vervolgde richting [locatie 2] ”.
10. Er heeft geen staandehouding van de bestuurder plaatsgevonden, omdat de verbalisant in haar privé voertuig reed en onderweg was naar wijkteam [vestigingsplaats] in verband met een nachtdienst, zo blijkt uit een op ambtsbelofte opgemaakt aanvullend proces-verbaal van 23 december 2023.
11. Nu namens betrokkene, anders dan de ontkenning dat de overtreding is verricht, geen voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden zijn aangevoerd, die aanleiding geven te twijfelen aan de gegevens zoals deze in het zaakoverzicht zijn opgenomen, is naar de overtuiging van de kantonrechter komen vast te staan dat de overtreding is begaan. De sanctie is terecht opgelegd.

Ten aanzien van de proceskostenvergoeding:

12. Namens betrokkene is door gemachtigde om een vergoeding van de proceskosten verzocht. Nu de sanctie wordt gematigd, wordt een proceskostenvergoeding toegekend.
13. De vergoeding van kosten is in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair per proceshandeling vastgelegd. Gemachtigde heeft de volgende vergoedbare proceshandelingen verricht:
- het indienen van een administratief beroep bij verweerder;
- het indienen van beroep bij de kantonrechter.
13. Volgens de bijlage bij het Bpb dient aan ieder van deze proceshandelingen 1 punt te worden toegekend. De waarde van 1 punt bedraagt met ingang van 1 januari 2025 in de fase van het bezwaar en administratief beroep € 647,00 en in de fase van het beroep en hoger beroep € 907,00.
15. Gelet op het voorgaande worden er in deze zaak voor de door gemachtigde verrichte proceshandeling in de fase van het administratief beroep 1 punt ad € 647,00 toegekend en voor de verrichte proceshandeling in de fase van het beroep bij de kantonrechter 1 punt ad € 907,00. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast, en ingevolge artikel 13a lid 2 Wahv wordt de proceskostenvergoeding bij de kantonrechter vermenigvuldigd met 0,25 (vgl. de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 april 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:2356).
Aldus zal de kantonrechter verweerder veroordelen in de kosten tot een bedrag van:
a. administratief beroep: € 323,50 (1x647) x 0,5)
b. beroep bij de kantonrechter: € 113,38 (((2x907) x 0,5) x 0,25).

Totaal: (€ 323,50 + € 113,38 ) = € 436,88

16. Daarom wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
- verklaart het beroep tegen de beslissing van verweerder gegrond en vernietigt deze;
- verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en stelt, onder wijziging van de inleidende beschikking, de sanctie vast op € 210,00 exclusief administratiekosten ;
- bepaalt dat het als zekerheid betaalde bedrag aan betrokkene wordt gerestitueerd voor zover dit het genoemde bedrag, vermeerderd met de administratiekosten, te boven gaat;
- kent aan betrokkene ten laste van verweerder een proceskostenvergoeding toe van
€ 436,88.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.