ECLI:NL:RBAMS:2025:3155

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
C/13/731682 / HA ZA 23-329
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot heroverweging van eerdere uitspraak inzake collectieve schadevergoeding door Stichting ICAM

In deze rolbeslissing van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 19 maart 2025, wordt het verzoek van Stichting Initiatieven Collectieve Acties Massaschade (ICAM) behandeld. ICAM verzoekt de rechtbank om terug te komen van enkele afwijzende beslissingen in het dictum van een eerder vonnis van 17 juli 2024. Dit eerdere vonnis verklaarde ICAM niet-ontvankelijk in haar vorderingen tegen bepaalde gedaagden en wees andere vorderingen af. ICAM stelt dat de eerdere oordelen berusten op onjuiste feitelijke en juridische grondslagen en dat zij voldoende representatief is voor de gedupeerden. De rechtbank overweegt dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde en dat terugkomen op een einduitspraak niet past in het systeem van het Nederlands burgerlijk procesrecht. De rechtbank wijst het verzoek van ICAM af en bepaalt dat de uitwisseling van akten en antwoordakten, zoals voorzien in het eerdere vonnis, zal worden voortgezet. De rolbeslissing is openbaar uitgesproken door rechter Jongeneel, bijgestaan door griffier Wissink.

Uitspraak

rolbeslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/731682 / HA ZA 23-329
Rolbeslissing van 19 maart 2025
in de zaak van
de stichting
STICHTING INITIATIEVEN COLLECTIEVE ACTIES MASSASCHADE ICAM,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het (deels voorwaardelijke) incident,
advocaat mr. K.E.L. van Haastrecht te Amsterdam,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport),
zetelend te Den Haag,
gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het (deels voorwaardelijke) incident,
advocaat mr. G.J. Zwenne te Den Haag,
2. de vereniging
PUBLIEKE GEZONDHEID EN VEILIGHEID NEDERLAND,
gevestigd te Utrecht,
3. de stichting
STICHTING PROJECTENBUREAU PUBLIEKE GEZONDHEID EN VEILIGHEID NEDERLAND,
gevestigd te Utrecht,
4. de stichting
STICHTING VERENIGINGSBUREAU PUBLIEKE GEZONDHEID EN VEILIGHEID NEDERLAND,
gevestigd te Utrecht,
5. de stichting
STICHTING LANDELIJKE COÖRDINATIE COVID-19 BESTRIJDING,
gevestigd te Utrecht,
gedaagden in de hoofdzaak, gedaagden in het (deels voorwaardelijke) incident,
advocaat mr. E.P.M. Thole te Amsterdam,
6. […] [1] ,
7. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GGD BRABANT-ZUIDOOST,
zetelend te Eindhoven,
8. de publiekrechtelijke rechtspersoon
DIENST GEZONDHEID & JEUGD ZUID-HOLLAND ZUID,
zetelend te Dordrecht,
9. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GGD DRENTHE,
zetelend te Assen,
10. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GGD FLEVOLAND,
zetelend te Lelystad,
11. de publiekrechtelijke rechtspersoon
VEILIGHEIDSREGIO FRYSLÂN,
zetelend te Leeuwarden,
12. de publiekrechtelijke rechtspersoon
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSREGIO GELDERLAND-MIDDEN (VGGM),
zetelend te Arnhem,
13. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GGD GELDERLAND-ZUID,
zetelend te Nijmegen,
14. […],
15. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GGD GRONINGEN,
zetelend te Groningen,
16. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING GEMEENTELIJKE GEZONDHEIDSDIENST EN VEILIG THUIS HAAGLANDEN,
zetelend te Den Haag,
17. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GGD HART VOOR BRABANT,
zetelend te 's-Hertogenbosch,
18. de publiekrechtelijke rechtspersoon
REGIONALE DIENST OPENBARE GEZONDHEIDZORG HOLLANDS MIDDEN,
zetelend te Leiden,
19. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTELIJKE GEZONDHEIDSDIENST HOLLANDS NOORDEN,
zetelend te Alkmaar,
20. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GGD IJSSELLAND,
zetelend te Zwolle,
21. de publiekrechtelijke rechtspersoon
VEILIGHEIDSREGIO KENNEMERLAND,
zetelend te Haarlem,
22. de publiekrechtelijke rechtspersoon
VEILIGHEIDSREGIO LIMBURG-NOORD,
zetelend te Venlo,
23. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GGD NOORD- EN OOST-GELDERLAND,
zetelend te Apeldoorn,
24. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GGD REGIO UTRECHT,
zetelend te Zeist,
25. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GGD ROTTERDAM-RIJNMOND,
zetelend te Rotterdam,
26. de publiekrechtelijke rechtspersoon
SAMENTWENTE,
zetelend te Enschede,
27. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GGD WEST-BRABANT,
zetelend te Breda,
28. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GGD ZAANSTREEK-WATERLAND,
zetelend te Zaandam,
29. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTELIJKE GEZONDHEIDSDIENST ZEELAND,
zetelend te Goes,
30. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTELIJKE GEZONDHEIDSDIENST ZUID-LIMBURG,
zetelend te Heerlen,
31. […],
32. […],
33. […],
34. […],
gedaagden in de hoofdzaak, gedaagden in het (deels voorwaardelijke) incident,
advocaat mr. B.J.P.G. Roozendaal te Breda.
Eiseres zal hierna ICAM genoemd worden. Gedaagde sub 1 zal hierna de Staat genoemd worden. Gedaagden sub 2 tot en met 5 zullen hierna gezamenlijk GGD GHOR genoemd worden. Gedaagden sub 7 tot en met 13 en sub 15 tot en met 30 zullen hierna gezamenlijk de GGD’en c.s. genoemd worden.

1.Inleiding

1.1.
Het petitum van de gelijkluidende dagvaardingen van 28 maart 2023 luidt:
Dat het de rechtbank moge behagen om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
IN HET INCIDENT
A Verzoek tot een bevel ex artikel 22 Rv
A.I De Staat c.s. op grond van artikel 22 Rv te bevelent om de in paragraaf 10.2.1 opgesomde informatie en/of documenten in het geding te brengen.
B Voorwaardelijke vordering: inzage en afschrift ex artikel 843a Rv
Indien of voor zover de rechtbank verzoek A niet honoreert:
Primair
B.I Gedaagden te bevelen om binnen tien (10) dagen na betekening van het vonnis in incident een digitaal afschrift van de Bescheiden (zoals genoemd in paragraaf 10.2.1 van deze Dagvaarding) te verstrekken aan Stichting ICAM.
Subsidiair
B.II Gedaagden te bevelen om binnen tien (10) dagen na betekening van het vonnis in incident een digitaal afschrift van de Bescheiden te verstrekken aan de advocaten van Stichting ICAM en aan een door de rechtbank te benoemen deskundige, waarbij door Gedaagden ten aanzien van ieder document gemotiveerd wordt aangegeven welk onderdeel of welke onderdelen vertrouwelijk zouden zijn, waarna de deskundige in samenspraak met de advocaten van Stichting ICAM en de advocaten van de Gedaagden zal bepalen welke bescheiden of gedeelten van bescheiden vertrouwelijk moeten blijven en welke documenten of gedeelten niet, waarbij als vertrouwelijk aangemerkte Bescheiden vernietigd zullen worden en als vertrouwelijk aan te merken gedeelten van Bescheiden zullen worden zwartgemaakt.
B.III Daarbij te bepalen dat de deskundige en de advocaten van Stichting ICAM aan geheimhouding gebonden zijn ten aanzien van de als vertrouwelijk aangemerkte Bescheiden en de als vertrouwelijk aan te merken gedeelten van Bescheiden.
B.IV Te bepalen dat indien de deskundige, de advocaten van Stichting ICAM en de advocaten van Gedaagden niet tot overeenstemming komen over de vraag welke gedeelten vertrouwelijk moeten blijven en welke gedeelten niet, de deskundige hierover bindend zal besluiten.
B.V Te bepalen dat de deskundige binnen vijf (5) dagen na voltooiing van de door hem of haar te plegen vaststelling een digitaal afschrift van de Bescheiden, met uitzondering van hetgeen als vertrouwelijk is aangemerkt, zal verstrekken aan Stichting ICAM.
Meer-subsidiair
B.VI Gedaagden te bevelen om binnen tien (10) dagen na betekening van het vonnis in incident inzage, afschrift of uittreksel van de Bescheiden te verstrekken aan Stichting ICAM op een wijze zoals door de rechtbank in goede justitie te bepalen.
C Deskundigenonderzoek naar (de omvang en gevolgen van) het datalek
C.I Een door de rechtbank te benoemen deskundige opdracht te geven om in overleg met Gedaagden en Stichting ICAM te onderzoeken wat de omvang en risico’s van het datalek zijn, althans zijn geweest, met inbegrip van de vraag van hoeveel en van welke (categorieën van) personen persoonsgegevens uit de GGD-systemen onbevoegd konden worden, zijn en/of kunnen worden ingezien en/of ontvreemd, zulks met opdracht aan de deskundige om binnen acht (8) weken na het vonnis in incident van zijn of haar bevindingen schriftelijk en gedetailleerd verslag te doen aan de rechtbank en Stichting ICAM.
C.II Gedaagden te bevelen om aan het onderzoek van en de rapportage door de deskundige volledig en onvoorwaardelijk medewerking te verlenen en aan de deskundige alle informatie te verschaffen die de deskundige relevant acht voor de uitvoering van zijn of haar onderzoek.
D Melding aan Gedupeerden
D.I Gedaagden te bevelen om binnen vier (4) weken na betekening van het vonnis in incident, althans binnen vier (4) weken na het beschikbaar komen van het in vordering C bedoelde rapport, alle Gedupeerden van wie persoonsgegevens in de GGD-systemen onbevoegd konden worden, zijn en/of kunnen worden ingezien en/of ontvreemd, hierover zoveel mogelijk op individuele basis schriftelijk te informeren, onder vermelding van de (mogelijke) gevolgen en risico’s daarvan, en om van die informatieverschaffing binnen twee (2) weken na het informeren van de Gedupeerden schriftelijk en gedetailleerd verslag te doen aan de rechtbank.
E Beschikbaar houden van gegevens
E.I Gedaagden te bevelen om, ieder voor zover zij hierover beschikken, de hierna genoemde informatie en gegevens van alle Gedupeerden te bewaren en beschikbaar te houden voor zolang dat nodig is (i) om tot volledige en correcte melding aan de Gedupeerden over te gaan zoals bedoeld in vordering D en (ii) om tot volledige en correcte uitbetaling van schadevergoeding over te kunnen gaan:
a. a) Voor- en achternaam;
b) Geboortedatum;
c) Adres;
d) E-mailadres en telefoonnummer;
e) De gegevens die onbevoegd konden worden, zijn en/of kunnen worden ingezien en/of ontvreemd;
f) De periode waarin de betreffende gegevens onbevoegd konden worden, zijn en/of kunnen worden ingezien en/of ontvreemd;
g) Het aantal personen dat (onbevoegd) toegang had tot de betreffende gegevens en de motivering daarvan, mede in het licht van hun rollen of functies;
h) Informatie over de vraag of de betreffende gegevens daadwerkelijk of waarschijnlijk zijn gestolen of anderszins zijn aangewend op een wijze die tot aansprakelijkheid van Gedaagden jegens Gedupeerden leidt;
i. i) Logbestanden.
E.II Een door de rechtbank te benoemen deskundige opdracht te geven om periodiek te controleren of (blijvend) aan het bevel op grond van vordering E.I wordt voldaan, zulks met opdracht aan de deskundige om van zijn of haar bevindingen iedere drie (3) maanden schriftelijk en gedetailleerd verslag te doen aan de rechtbank en Stichting ICAM.
E.III Gedaagden te bevelen om aan het onderzoek van en de rapportage door de deskundige volledig en onvoorwaardelijk medewerking te verlenen en aan de deskundige alle informatie te verschaffen die de deskundige relevant acht voor de uitvoering van zijn of haar onderzoek.
F Kostenvergoeding
F.I Gedaagden op de voet van 1018l lid 2 Rv hoofdelijk te veroordelen in de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten van het incident, waaronder de nader te begroten kosten verbonden aan het verkrijgen van inzage, afschrift of uittreksel en waaronder de advocaatkosten en de kosten voor de deskundige(n).
G Dwangsommen
G.I Gedaagden hoofdelijk te bevelen een dwangsom te betalen van € 250.000,- (zegge: tweehonderdenvijftigduizend euro) voor iedere dag (een gedeelte van een dag als een gehele gerekend) dat zij geheel of gedeeltelijk in strijd handelen met de bevelen op grond van de verzoeken c.q. vorderingen A, B, C.II, D en/of E, met een maximum van € 100.000.000,- (zegge honderd miljoen euro).
IN DE HOOFDZAAK
H Exclusieve belangenbehartiger
Stichting ICAM aan te wijzen als exclusieve belangenbehartiger in de zin van artikel 1018e lid 1 Rv.
I De vertegenwoordigde groep personen
I.I In het kader van artikel 1018e lid 2 Rv bepaalt dat Stichting ICAM in deze collectieve vordering de belangen behartigt van alle Gedupeerden, zijnde:
a. a) Alle natuurlijke personen van wie persoonsgegevens zijn verwerkt in één van of beide GGD-systemen in de periode tussen ingebruikname daarvan in verband met de bestrijding van corona en 1 februari 2021, bijvoorbeeld omdat zij een afspraak hebben gemaakt bij een GGD om te testen of vaccineren in verband met corona of omdat zij onderdeel zijn geweest van bron- en contactonderzoek in verband met corona, met uitzondering van de personen die deel uitmaken van Gedupeerden Categorie B (“Gedupeerden Categorie A”);
b) Alle natuurlijke personen van wie persoonsgegevens zijn verwerkt in één van of beide GGD-systemen in de periode tussen ingebruikname daarvan in verband met de bestrijding van corona en 1 februari 2021, bijvoorbeeld omdat zij een afspraak hebben gemaakt bij een GGD om te testen of vaccineren in verband met corona of omdat zij onderdeel zijn geweest van bron- en contactonderzoek in verband met corona, en waarvan vaststaat of zal worden vastgesteld dat hun persoonsgegevens als gevolg van het GGD-datalek door ongeautoriseerde personen zijn ingezien of bij ongeautoriseerde personen in handen zijn gekomen, zoals door het ongeoorloofd inzien, downloaden, exporteren, printen, kopiëren, fotograferen en/of aanbieden, verhandelen, ontvangen of op andere wijze delen van de persoonsgegevens (“Gedupeerden Categorie B”).
J Opt-out / Opt-in
J.I Gedaagden te bevelen om de uitspraak op grond van artikel 1018e lid 1 en 2 Rv, vergezeld van een eenvoudige samenvatting, alsmede vertalingen van de uitspraak en de samenvatting in tenminste dezelfde talen als waarin de website www.prikkenzonderafspraak.nl van de Rijksoverheid wordt aangeboden, binnen vier (4) weken na de datum van de uitspraak te plaatsen op (i) de website van GGD GHOR, (ii) de websites van de GGD’en en (iii) een speciaal daarvoor in het leven te roepen website van de Rijksoverheid, zodanig dat deze door de Gedupeerden ten behoeve van latere kennisneming kunnen worden opgeslagen.
J.II Gedaagden te bevelen om binnen vier (4) weken na de datum van de uitspraak op grond van artikel 1018e lid 1 en 2 Rv alle Gedupeerden bij gewone brief mededeling te doen van de aanwijzing van de Exclusieve Belangenbehartiger, de collectieve vordering en de nauw omschreven groep personen wier belangen de Exclusieve Belangenbehartiger in deze collectieve vordering behartigt.
J.III Gedaagden te bevelen om binnen vier (4) weken na de datum van de uitspraak op grond van artikel 1018e lid 1 en 2 Rv aankondiging te doen van de aanwijzing van de Exclusieve Belangenbehartiger en de collectieve vordering en de nauw omschreven groep personen wier belangen de Exclusieve Belangenbehartiger in deze collectieve vordering behartigt, zulks in alle landelijke en regionale nieuwsbladen van Nederland en met een inhoud en op een wijze zoals door de rechtbank in goede justitie te bepalen na uitlating van partijen daarover.
J.IV Te bepalen dat (de wettelijk vertegenwoordiger(s) van) iedere persoon met woonplaats of verblijf in Nederland die behoort tot de groep Gedupeerden, gedurende een periode van drie (3) maanden na de aankondiging in de zin van artikel 1018f lid 3 Rv de mogelijkheid heeft om door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffie van de rechtbank te laten weten zich van de behartiging van zijn of haar belangen in deze collectieve vordering te willen bevrijden (Opt-out).
J.V Te bepalen dat (de wettelijk vertegenwoordiger(s) van) iedere persoon zonder woonplaats of verblijf in Nederland die behoort tot de groep Gedupeerden, gedurende een periode van zes (6) maanden na de aankondiging in de zin van artikel 1018f lid 3 Rv de mogelijkheid heeft om door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffie van de rechtbank te laten weten in te stemmen met de behartiging van zijn of haar belangen in deze collectieve vordering (Opt-in).
K Verklaringen voor recht
K.I Voor recht te verklaren dat de Gedaagden ieder voor zich zelfstandig dan wel gezamenlijk met één of meer andere Gedaagden, in de zin van de AVG moeten worden aangemerkt als verwerkingsverantwoordelijken voor de gegevensverwerkingen in de GGD-systemen CoronIT en/of HPZone Lite.
K.II Voor recht te verklaren dat de Gedaagden, althans de als verwerkingsverantwoordelijken aan te merken Gedaagden, in strijd handelen met, althans in strijd hebben gehandeld met:
a. a) Artikel 8 EVRM; en/of
b) Artikel 7 Handvest; en/of
c) Artikel 8 Handvest; en/of
d) Artikel 5 AVG; en/of
e) Artikel 24 AVG; en/of
f) Artikel 25 AVG; en/of
g) Artikel 32 AVG; en/of
h) Artikel 34 AVG; en/of
i. i) Artikel 35 AVG; en/of
j) Artikel 7:457 BW; en/of
k) Artikel 10 Wabvpz jo. artikel 2 Regeling gebruik burgerservicenummer in de zorg; en/of
l) Artikel 15j Wabvpz jo. artikel 3 en 5 Begz.
K.III Voor recht te verklaren dat de Gedaagden jegens de Gedupeerden onrechtmatig handelen, althans onrechtmatig hebben gehandeld op grond van artikel 6:162 BW.
K.IV Voor recht te verklaren dat de Gedaagden, althans de als verwerkingsverantwoordelijken aan te merken Gedaagden, op grond van artikel 82 AVG en/of artikel 6:162 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schade die door de Gedupeerden is geleden en nog zal worden geleden ten gevolge van het GGD-datalek.
L Beëindigen van de inbreuk en verbeteren van beveiligingsmaatregelen
L.I Gedaagden, althans de als verwerkingsverantwoordelijken aan te merken Gedaagden, te bevelen om binnen drie maanden na het in deze zaak te wijzen vonnis alle in het lichaam van de dagvaarding omschreven inbreuken op het EVRM, het Handvest, de AVG en specifieke zorgwetgeving en al het in het lichaam van deze Dagvaarding omschreven onrechtmatig handelen, te staken en gestaakt te houden.
L.II De betreffende Gedaagden te bevelen om mee te werken aan beoordeling en controle van alle genomen maatregelen ter uitvoering van het bevel op grond van vordering L.I door een door de rechtbank aan te wijzen deskundige, zulks met opdracht aan de deskundige om binnen zes maanden na het in deze zaak te wijzen vonnis van zijn of haar bevindingen schriftelijk en gedetailleerd verslag te doen aan Stichting ICAM.
M Immateriële schadevergoeding
Primair
M.I Gedaagden hoofdelijk te veroordelent tot vergoeding van de immateriële schade van iedere Gedupeerde en die immateriële schade te begroten op:
a. a) Een bedrag van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro) per Gedupeerde binnen Gedupeerden Categorie A;
b) Een bedrag van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro) per Gedupeerde binnen Gedupeerden Categorie B;
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
Sbsidiair
M.II Gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de immateriële schade van iedere Gedupeerde en die immateriële schade te begroten op een bedrag of bedragen door de rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
Meer-subsidiair
M.III Te bepalen dat de door de Gedupeerden geleden immateriële schade nader zal worden opgemaakt bij staat en zal worden vereffend volgens de wet.
N Materiële schadevergoeding
Primair
N.I. Gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de materiële schade van iedere Gedupeerde en die materiële schade te begroten op een bedrag van € 50,- (zegge: vijftig euro) per Gedupeerde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat dit onverlet laat dat de Gedupeerden individueel gerechtigd zijn tot een hogere vergoeding voor materiële schade indien op enig moment blijkt dat die hoger is.
Subsidiair
N.II Een bedrag of bedragen door de rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat dit onverlet laat dat de Gedupeerden individueel gerechtigd zijn tot een hogere vergoeding voor materiële schade indien op enig moment blijkt dat die hoger is.
Meer-subsidiair
N.III Te bepalen dat de door de Gedupeerden geleden materiële schade nader zal worden opgemaakt bij staat en zal worden vereffend volgens de wet.
O Kostenvergoedingen
Primair
O.I Gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding aan Stichting ICAM van:
a. a) De volledige door Stichting ICAM gemaakte buitengerechtelijke kosten;
b) De redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten van Stichting ICAM, de nakosten daaronder begrepen, zulks op grond van artikel 1018l lid 2 Rv, althans artikel 237 Rv;
c) Indien of voor zover dit niet onder sub b) valt, de volledige door Stichting ICAM aan de Financier op grond van de Financieringsovereenkomst te betalen vergoeding, zijnde 20% (zegge: twintig procent) van (enig gedeelte van) ieder geldbedrag, dan wel ieder op geld waardeerbaar goed, dat op grond van de vorderingen daadwerkelijk aan de Gedupeerden wordt toegekend, met een maximum van een bedrag ter hoogte van vijfmaal het volledige bedrag dat daadwerkelijk door de Financier is geïnvesteerd ter financiering van deze procedure, een en ander te vermeerderen met BTW indien van toepassing;
een en ander zoals nader te begroten op basis van door Stichting ICAM over te leggen informatie en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, zo nodig op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
d) De volledige kosten van Stichting ICAM die zij nog zal maken in verband met de uitvoering van het in deze zaak te wijzen vonnis en de afhandeling van de vaststelling en uitbetaling van de schadevergoeding en de begeleiding van en controle op dat proces, conform de in vordering P bedoelde wijze van schadeafwikkeling, te vermeerderen met BTW indien van toepassing, steeds halfjaarlijks vooraf te voldoen op basis van door Stichting ICAM vast te stellen redelijke voorschotbedragen en na afronding af te rekenen op basis van nacalculatie.
Subsidiair
O.II Te bepalen dat Stichting ICAM de kosten zoals bedoeld in vordering O.I in mindering zal mogen brengen op de door of namens haar aan de Gedupeerden uit te betalen schadevergoedingen.
P Schadeafwikkeling
Primair
P.I Een door de rechtbank te benoemen deskundige op het vlak van de uitvoering en afhandeling van collectieve schadeafwikkeling opdracht te geven om in overleg met Gedaagden en Stichting ICAM tot de inning en verdeling van alle in deze procedure toegekende schadevergoedingen over te gaan.
P.II Gedaagden hoofdelijk te bevelen om binnen een maand na het in deze zaak te wijzen vonnis over te gaan tot voldoening van de bedragen bedoeld in vorderingen M en N op een door de deskundige daartoe specifiek in te richten kwaliteitsrekening.
P.III Gedaagden te bevelen volledig en onvoorwaardelijk medewerking te verlenen aan de schadeafwikkeling door de deskundige conform door de deskundige te geven instructies en aan de deskundige alle informatie te verschaffen die de deskundige relevant acht voor de uitvoering van zijn of haar taken in dat verband.
P.IV Gedaagden hoofdelijk te bevelen om de kosten die gemoeid zijn met de werkzaamheden van de deskundige, alsmede alle bijkomende kosten, te vermeerderen met BTW indien van toepassing, te vergoeden, steeds halfjaarlijks vooraf te voldoen op basis van de deskundige vast te stellen redelijke voorschotbedragen en na afronding af te rekenen op basis van nacalculatie.
P.V Te bepalen dat enig bedrag aan schadevergoeding dat na afhandeling van de schadeafwikkeling nog resteert en niet aan de Gedupeerden kan worden uitbetaald, door de deskundige zal worden uitgekeerd aan één of meer door Stichting ICAM aan te wijzen organisaties zonder winstoogmerk die actief zijn op het gebied van privacybescherming en beveiliging van persoonsgegevens.
P.VI Te bepalen dat de Gedupeerden die in aanmerking wensen te komen voor betaling van schadevergoeding, daarvoor dienen in te stemmen met een bindendadviesprocedure met betrekking tot de vaststelling door de deskundige van het recht op schadevergoeding en met betrekking tot de verdeling van de schadevergoeding, waarbij een door de rechtbank, na uitlating daarover door Stichting ICAM en Gedaagden, aan te wijzen onafhankelijke persoon met voldoende deskundigheid als bindend adviseur zal optreden.
Subsidiair
P.VII De collectieve schadeafwikkeling zodanig vorm te geven als de rechtbank geraden acht op basis van (een) door Stichting ICAM en/of Gedaagden op grond van artikel 1018i Rv over te leggen voorstel(len) voor een collectieve schadeafwikkeling.
Q Dwangsommen
Q.I Gedaagden hoofdelijk te bevelen een dwangsom te betalen van € 250.000,- (zegge: tweehonderdenvijftigduizend euro) voor iedere dag (een gedeelte van een dag als een gehele gerekend) dat zij geheel of gedeeltelijk in strijd handelen met de bevelen op grond van vordering J, L, P.II en/of P.III, met een maximum van € 100.000.000,- (zegge: honderd miljoen euro).
1.2.
Het dictum van het vonnis van 17 juli 2024 (ECLI:NL:RBAMS:2024:4264) luidt:
De rechtbank:
in de hoofdzaak
8.1.
verklaart ICAM ontvankelijk in haar vorderingen onder K en L;
8.2.
wijst ICAM aan als exclusieve belangenbehartiger;
8.3.
bepaalt dat de nauw omschreven groep van personen voor wie ICAM optreedt wordt vastgesteld zoals gevorderd onder I (…);
8.4.
verklaart ICAM niet-ontvankelijk in haar vorderingen tegen de veiligheidsregio’s (gedaagden sub 31 en 32), de gemeenten (gedaagden sub 33 en 34), de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) Amsterdam-Amstelland (gedaagde sub 6) en de GGD Gooi & Vechtstreek (gedaagde sub 14);
8.5.
veroordeelt ICAM in de aan de zijde van de onder 8.4 genoemde gedaagden gevallen proceskosten, voor hen samen tot dit vonnis begroot op EUR 3.743,49, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
8.6.
veroordeelt ICAM, voor het geval zij niet tijdig aan deze veroordeling voldoet, in de extra nakosten van EUR 92,00 plus de kosten van betekening;
8.7.
veroordeelt ICAM tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
8.8.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad
8.9.
verklaart ICAM niet-ontvankelijk in de vorderingen M, N en P;
8.10.
beveelt ICAM op de voet van artikel 22 Rv bij akte toe te lichten welk belang zij nog heeft bij de vorderingen K.II tot en met K.IV;
8.11.
beveelt ICAM op de voet van artikel 22 Rv bij akte toe te lichten welke van de onder vordering L.1 bedoelde inbreuken thans nog aanwezig zijn en waaruit dat blijkt;
8.12.
beveelt de Staat en GGD GHOR bij akte bewijsstukken in het geding te brengen waaruit blijkt welke opdracht aan GGD GHOR is gegeven met betrekking tot het registreren van burgers ten behoeve van testen, vaccineren en bron- en contactonderzoek met betrekking tot Covid-19;
8.13.
stelt elk van partijen in de gelegenheid zich uit te laten over opt-out en opt-in, gezien de in dit vonnis gegeven beslissingen;
8.14.
verwijst de zaak voor het hiervoor onder 8.10 tot en met 8.13 bedoelde doel naar de rol van 14 augustus 2024;
in het (deels voorwaardelijke) incident
8.15.
verwijst de zaak naar de rol van 14 augustus 2024 opdat ICAM zich kan uitlaten zoals omschreven onder 6.2;
8.16.
wijst de vorderingen C, D en E af;
in de hoofdzaak en in het (deels voorwaardelijke) incident
8.17.
bepaalt dat elk van partijen op de op 14 augustus 2024 te nemen akten mag reageren bij antwoordakte,
8.18.
bepaalt dat reeds thans hoger beroep openstaat van dit vonnis;
8.19.
verwijst de zaak voor verdere behandeling en beslissing naar de meervoudige kamer;
8.20.
houdt iedere verdere beslissing aan.
1.3.
Vervolgens ontving de rechtbank:
- een akte uitlating belang, tevens houdende verzoek tot heroverweging, van ICAM;
- een akte houdende overlegging bewijsstukken, met producties, van de Staat;
- een akte uitlating vorderingen onder J als bedoeld in tussenvonnis d.d. 7 juli 2024 (opt-in / opt-out), van de Staat;
- een akte overlegging nadere producties en uitlating opt-out/opt-in, met producties, van GGD GHOR;
- een akte uitlating opt-out/opt-in, van de GGD’en c.s.
1.4.
Naar aanleiding van hoofdstuk 2 (Verzoek tot heroverweging) van de akte van ICAM ontving de rechtbank:
- een brief, gedateerd 28 februari 2025, van mr. Thole namens alle gedaagden;
- een brief, gedateerd 3 maart 2025, van mr. M. Schimmel, advocaat te Amsterdam, namens ICAM;
- een brief, gedateerd 10 maart 2025, van mr. Thole namens alle gedaagden.

2.Het verzoek tot heroverweging

2.1.
Deze rolbeslissing betreft uitsluitend hoofdstuk 2 van de akte van ICAM en de naar aanleiding daarvan gevoerde correspondentie.
2.2.
ICAM verzoekt de rechtbank om terug te komen van het vonnis van 17 juli 2024 in die zin dat:
- wordt geoordeeld dat van summierlijke ondeugdelijkheid van de materiële en immateriële schadevergoedingsvorderingen ten behoeve van Groep A niet is gebleken;
- wordt geoordeeld dat ICAM voldoende representatief is voor Groep B;
- wordt geoordeeld dat ICAM ontvankelijk is in haar vorderingen ter vergoeding van materiële en immateriële schade.
ICAM stelt primair dat de andersluidende oordelen in het vonnis van 17 juli 2024 berusten op onjuiste feitelijke en juridische grondslagen en subsidiair dat dat vonnis innerlijk tegenstrijdig is.
2.3.
Gedaagden voeren hiertegen aan dat het verzoek van ICAM in strijd is met de goede procesorde. Zij verzoeken de rechtbank om hoofdstuk 2 van de akte van ICAM buiten beschouwing te laten.
2.4.
De rechtbank stelt voorop dat de omstandigheid dat de zaak in het vonnis van 17 juli 2024 voor verdere behandeling en beslissing is verwezen naar de meervoudige kamer niet in de weg staat aan beoordeling van het onderhavige verzoek door de enkelvoudige kamer die dat vonnis gewezen heeft.
2.5.
Artikel 1018c lid 5 Rv bepaalt, voor zover hier van belang, dat inhoudelijke behandeling van de collectieve vordering slechts plaatsvindt indien en nadat de rechter heeft beslist: (a) dat eiser voldoet aan de ontvankelijkheidseisen van artikel 3:305a BW, (b) dat de eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het voeren van de collectieve actie efficiënter en effectiever is dan het instellen van een individuele vordering en (c) dat niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de collectieve vordering blijkt.
Het vonnis van 17 juli 2024 is gestoeld op deze bepaling. Dat vonnis is een deelvonnis. Het is een eindvonnis voor zover in het dictum aan enig deel van het gevorderde door toe- of afwijzing (ontvankelijk- en niet-ontvankelijkverklaring hieronder begrepen) definitief een einde wordt gemaakt. Voor het overige is het een tussenvonnis.
Het verzoek van ICAM strekt ertoe dat de rechtbank op inhoudelijke gronden terugkomt van enkele in het dictum van het vonnis van 17 juli 2024 neergelegde afwijzende beslissingen (niet-ontvankelijkverklaringen). Afgezien van het uitdrukkelijk in de wet geregelde geval van herroeping past een dergelijk terugkomen op een einduitspraak niet in het systeem van het Nederlands burgerlijk procesrecht. Litis finiri oportet, het geding moet eens tot een einde komen. Het verzoek van ICAM kan dan ook niet worden toegewezen, wat er ook zij van de gronden waarop het berust. Hoofdstuk 2 van de akte van ICAM zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.
2.6.
Partijen hebben inmiddels een aanvang gemaakt met de uitwisseling van de in het vonnis van 17 juli 2024 voorziene akten en antwoordakten. Deze uitwisseling zal worden voortgezet op de laatstelijk in correspondentie tussen partijen en de rechtbank vastgestelde wijze.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het onder 2.2 weergegeven verzoek van ICAM af;
3.2.
verstaat dat de in het vonnis van 17 juli 2024 voorziene uitwisseling van akten en antwoordakten zal worden voortgezet op de laatstelijk in correspondentie tussen partijen en de rechtbank vastgestelde wijze.
Deze rolbeslissing is gegeven door mr. R.H.C. Jongeneel, rechter, bijgestaan door mr. A.A.J. Wissink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.

Voetnoten

1.De blokhaken staan voor partijen die zijn afgevallen omdat ICAM in de tegen deze partijen ingestelde vorderingen niet-ontvankelijk is verklaard