ECLI:NL:RBAMS:2025:3177

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
C/13/764069 / HA RK 25-39
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopig deskundigenbericht door Stichting Belangen afgewezen wegens prematuriteit en onvoldoende belang

In deze zaak heeft de Stichting Belangen, die opkomt voor de belangen van omwonenden van een locatie in Amsterdam, een verzoek ingediend voor een voorlopig deskundigenbericht. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van plannen van Wind Ontwikkeling c.s. voor het plaatsen van windmolens in de omgeving. De Stichting stelt dat de omwonenden schade lijden door de aankondiging van deze plannen, wat leidt tot waardedaling van hun woningen. Wind Ontwikkeling c.s. heeft echter bezwaar gemaakt tegen het verzoek, stellende dat er nog geen vaststaand plan is en dat eventuele schade via een bestuursrechtelijke procedure kan worden afgehandeld.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van de Stichting deels prematuur is en dat er onvoldoende belang is bij het verzochte deskundigenbericht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Stichting niet voldoende heeft onderbouwd waarom er nu al schade zou zijn en dat de variabelen voor het berekenen van eventuele schade nog te onduidelijk zijn. Daarom is het verzoek afgewezen. De rechtbank heeft de Stichting ook veroordeeld in de proceskosten van Wind Ontwikkeling c.s., die in totaal € 2.120,00 bedragen.

De uitspraak is gedaan door rechter J. Huber, bijgestaan door griffier V.W. de Leeuw, en is openbaar uitgesproken op 15 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/764069 / HA RK 25-39
Beschikking van 15 mei 2025
in de zaak van
de stichting
STICHTING BELANGEN [locatie 1],
gevestigd in Amsterdam,
verzoekende partij,
hierna te noemen: de Stichting,
advocaat: mr. T.G. Gijtenbeek,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WIND ONTWIKKELING C.S. [locatie 2] B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AMSTERDAM WIND B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
3. de coöperatie
COÖPERATIE NDSM ENERGIE U.A,
gevestigd in Amsterdam,
verwerende partijen,
hierna samen te noemen: Wind Ontwikkeling c.s.,
advocaat: mr. R.P. Fennis.

1.Waar gaat de zaak over?

1.1.
In deze zaak verzoekt de Stichting, die opkomt voor de belangen van omwonenden van de [locatie 1] , om een voorlopig deskundigenonderzoek naar de schade die omwonenden (dreigen te) lijden door de plannen voor het plaatsen van windmolen(s) in de omgeving. Wind Ontwikkeling c.s. heeft dergelijke plannen. Zij heeft twee vergunningen aangevraagd voor de plaatsing van windmolens. Haar eerste vergunningsaanvraag is geweigerd. Over deze aanvraag en de weigering daarvan loopt momenteel een bestuursrechtelijke procedure. Op haar tweede vergunningsaanvraag is nog geen beslissing genomen.
1.2.
Volgens de Stichting lijden de omwonenden nu al schade in de zin van waardedaling van hun woningen door de aankondiging van de plannen. Daarnaast zullen zij schade lijden door de daadwerkelijke realisatie ervan.
1.3.
Wind Ontwikkeling c.s. verzet zich tegen inwilliging van het verzoek. Volgens haar is er nog geen vaststaand plan. Ook als dat er wel is, dan kunnen de omwonenden voor eventuele vergoeding van schade een verzoek tot nadeelcompensatie doen bij het bestuursorgaan. Een en ander moet dus binnen het bestuursrecht worden afgehandeld, niet in een civiele procedure.
1.4.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het verzoek deels prematuur is en de Stichting daarbij deels geen belang heeft. De rechtbank wijst het verzoek daarom af. Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van de Stichting, ingekomen ter griffie op 10 februari 2025, met producties,
  • het verweerschrift van Wind Ontwikkeling c.s. met producties,
  • de beschikking van 13 maart 2025, waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 april 2025 en de daarin genoemde stukken.

3.De feiten

3.1.
De Stichting is op 25 februari 2022 opgericht om de belangen van de omwonenden van de [locatie 1] in [gemeente] te behartigen, onder wie eigenaren van de daar gelegen woningen en woonarken.
3.2.
Wind Ontwikkeling c.s. bestaat uit meerdere organisaties, gevormd door burgers en bedrijven, die zich sinds 2019 als initiatiefnemers bezighouden met de ontwikkeling van windmolens binnen het door de [gemeente] aangewezen zoekgebied voor windenergie in [gemeente] en meer specifiek in de [locatie 1] .
3.3.
Op 31 maart 2023 heeft Wind Ontwikkeling c.s. in dat kader een vergunningsaanvraag ingediend bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied voor het plaatsen van drie windmolens. Deze aanvraag is op 5 december 2024 definitief geweigerd. Hiertegen zijn Wind Ontwikkeling c.s. en de [gemeente] in beroep gegaan. Deze procedure loopt nog.
3.4.
Op 1 juni 2024 heeft Wind Ontwikkeling c.s. een nieuwe vergunningsaanvraag ingediend bij de gemeente voor het plaatsen van één windmolen. Deze aanvraag is nog in behandeling.
3.5.
De omwonenden van de [locatie 1] zijn het niet eens met de plannen voor het plaatsen van de windmolen(s). Om die reden heeft de advocaat van de Stichting Wind Ontwikkeling c.s. aansprakelijk gesteld voor de schade die de omwonenden van de [locatie 1] hebben geleden en nog zullen lijden en is meermaals verzocht om de plannen te staken.

4.Het verzoek en het verweer

4.1.
De Stichting verzoekt de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht te bevelen op grond van artikel 202 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De Stichting stelt dat de omwonenden schade hebben geleden en zullen lijden door waardedaling van de woningen als gevolg van de plannen om één of meerdere windmolens in of bij de [locatie 1] te plaatsen. De Stichting overweegt een bodemprocedure jegens Wind Ontwikkeling c.s. te starten. Door middel van het voorlopig deskundigenbericht wil zij zicht krijgen op de omvang van de schade om zo haar rechtspositie beter in te kunnen schatten. De schade is volgens de Stichting onder te verdelen in de schade door het publiekelijk bekend maken door Wind Ontwikkeling c.s. van haar plannen en de schade als gevolg van de daadwerkelijke realisatie daarvan. Zij wil dat de deskundige een formule maakt met een aantal variabelen (afstand en hoogte van (1 of 3) windmolen(s)), waarmee de schade kan worden berekend.
4.2.
Wind Ontwikkeling c.s. verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en voert aan dat de Stichting geen belang heeft bij een voorlopig deskundigenbericht. Volgens Wind Ontwikkeling c.s. zal de rechter in de civiele bodemprocedure de Stichting niet-ontvankelijk verklaren, omdat er voor de (individuele) belanghebbenden een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat: de nadeelcompensatieprocedure. Daarnaast is geen sprake van een vaststaand plan voor de ontwikkeling van een of meer windmolen(s), waardoor in dit stadium eventuele schade onmogelijk kan worden vastgesteld. Bovendien stelt Wind Ontwikkeling c.s. dat de Stichting door het verzoek misbruik maakt van haar bevoegdheid, door alle mogelijkheden aan te grijpen om de komst van de windmolen(s) tegen te gaan.
4.3.
Op de stellingen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Toetsingskader
5.1.
Het verzoekschrift is ingediend na 1 januari 2025. Vanaf deze datum is het nieuwe bewijsrecht in werking getreden, zoals neergelegd in de artikelen 196 en verder Rv, waardoor deze artikelen op deze procedure van toepassing zijn. Voor het verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht gelden dezelfde criteria als onder het oude regime.
5.2.
Concreet betekent dit dat een rechter een verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht in beginsel moet toewijzen, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. [1] Het verzoek mag vervolgens op grond van artikel 196 lid 2 Rv alleen worden afgewezen als de verzoeker onvoldoende belang heeft bij het verzoek, als het verzoek in strijd is met de goede procesorde, als misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om dit middel te gebruiken of als er andere gewichtige redenen tegen de toewijzing van het verzoek bestaan. [2]
5.3.
Zoals hiervoor uiteengezet, heeft het verzoek van de Stichting betrekking op het maken van een formule voor de berekening van de mogelijke schade op basis van twee oorzaken, die hieronder apart worden besproken.
Plaatsing windmolens
5.4.
De rechtbank oordeelt dat, voor zover het verzoek ziet op de mogelijke schade als gevolg van de realisatie van de windmolen(s), de Stichting haar belang bij het verzochte deskundigenbericht, gezien de betwisting van Wind Ontwikkeling c.s., onvoldoende heeft onderbouwd. De Stichting wil het voorlopig deskundigenbericht, zodat zij met de daarmee te verkrijgen formule op enig moment de schade van de omwonenden kan berekenen. Die schade kan nu nog niet worden vastgesteld. De windmolen(s) is er namelijk (nog) niet. Er is wel een plan op grond waarvan twee vergunningsaanvragen zijn gedaan, maar er is (nog) geen vergunning afgegeven. Onduidelijk is of überhaupt één of meer windmolens geplaatst gaan worden, laat staan dat bijvoorbeeld bekend is hoe het plan wordt vormgegeven, waar de windmolen(s) komt te staan (afstand, windrichting, zichtlijn) of welke andere voorwaarden aan een eventuele vergunning worden verbonden. De nog onbekende omstandigheden kan een deskundige in dit stadium dus allemaal niet meenemen in het opstellen van een formule, terwijl ze wel van belang zijn voor de vaststelling van eventuele schade door plaatsing van de windmolens. Het verzoek is daarom op dit onderdeel prematuur. Omdat het verzoek ziet op een formule waarvoor de variabelen nog te zeer onduidelijk zijn, heeft de Stichting bij het verzochte voorlopige deskundigenbericht op dit moment onvoldoende belang. De rechtbank wijst dit deel van het verzoek af.
Aankondiging plannen windmolens
5.5.
Voor zover het verzoek ziet op de schade als gevolg van het aankondigen van de plannen voor de windmolen(s) door Wind Ontwikkeling c.s., overweegt de rechtbank als volgt.
5.6.
Ook voor dit deel van het verzoek heeft de Stichting haar belang bij het verzochte deskundigenbericht onvoldoende onderbouwd. De Stichting betoogt dat het publiekelijk aankondigen en uitdragen door Wind Ontwikkeling c.s. van haar plannen al schade, in de zin van waardedaling van de omliggende woningen, veroorzaakt. Hoewel een verzoekende partij niet hoeft aan te geven wat de omvang en de precieze grondslag van haar mogelijke vordering is, moet er tegelijkertijd wel enig zicht op een vordering bestaan om voldoende belang te hebben bij het verzochte onderzoek. In dit geval valt op voorhand niet in te zien op grond waarvan de Stichting een schadevergoedingsvordering jegens Wind Ontwikkeling c.s. zou hebben in verband met het publiceren van de plannen. Uit haar verwijzing naar het afzinkkelder-arrest [3] kan worden afgeleid dat zij een vordering uit hoofde van onrechtmatige daad in gedachten heeft. Maar zij heeft onvoldoende toegelicht waarom die zeer specifieke en uitzonderlijke situatie op deze kwestie van toepassing zou zijn, om van enig zicht op een vordering te spreken. Voor het overige heeft de Stichting alleen aangevoerd dat zij nu al schade lijdt. Dat is onvoldoende om tot (een begin van) aansprakelijkheid van Wind Ontwikkeling c.s. te komen. Zonder enig zicht op een succesvolle schadevergoedingsvordering op Wind Ontwikkeling c.s. op deze grond heeft de Stichting ook geen belang bij een deskundigenonderzoek.
Conclusie
5.7.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek tot het voorlopig deskundigenbericht af. De overige verweren van Wind Ontwikkeling c.s. kunnen daarom onbesproken blijven.
Proceskosten
5.8.
De Stichting is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Wind Ontwikkeling c.s. worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.120,00

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst het verzoek van de Stichting af,
6.2.
veroordeelt de Stichting in de proceskosten van Wind Ontwikkeling c.s. van € 2.120,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de Stichting niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Huber, rechter, bijgestaan door mr. V.W. de Leeuw, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2025.

Voetnoten

1.HR 22 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:272.
2.Zie ook HR 30 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ5448.
3.Hoge Raad van 12 januari 2024 (ECLI:NL:HR:2024:17).