ECLI:NL:RBAMS:2025:3208

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
13-023602-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal en diefstal uit woningen met braak en vuurwapenbezit

Op 16 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en vuurwapenbezit. De zaak betreft een poging tot diefstal uit een woning op 15 november 2024, gevolgd door twee voltooide diefstallen uit woningen op 1 januari en 19 januari 2025, en het voorhanden hebben van een patroonmagazijn op 22 januari 2025. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. Tijdens de zitting op 2 mei 2025 heeft de officier van justitie bewijs gepresenteerd, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen van verbalisanten die de verdachte herkenden. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft een strafblad met eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten, wat de rechtbank in strafverzwarende zin heeft meegenomen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geconcludeerd dat een vrijheidsbenemende straf gerechtvaardigd is.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/023602-25
Datum uitspraak: 16 mei 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP adres] ,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B.A. Nijs, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.F. van der Brugge, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. poging tot diefstal uit een woning door middel van valse sleutels op 15 november 2024;
2. diefstal in vereniging uit een woning waarbij verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de woning hebben verschaft en/of de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, welke diefstal voorafgegaan/vergezeld/gevolgd werd van (bedreiging met) geweld op 1 januari 2025;
3. diefstal uit een woning door middel van braak en/of verbreking op 19 januari 2025;
4. het voorhanden hebben van een onderdeel van een vuurwapen, te weten een patroonmagazijn op 22 januari 2025.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte veroordeeld kan worden voor de poging tot woninginbraak aan [adres 1] (feit 1), gelet op de aangifte, het proces-verbaal van de camerabeelden en de herkenningen door vier verbalisanten. De twee foto’s uit de aandachtsvestiging zijn duidelijk en ook de bewegende beelden zijn helder.
Er is voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de woninginbraak met geweld aan het [adres 2] (feit 2), gelet op de aangiftes, het proces-verbaal met beschrijving van de camerabeelden, de herkenningen van drie verbalisanten, het proces-verbaal over het uitpeilen van de Airtag, de aangetroffen goederen (breekijzer en schroevendraaier gewikkeld in jas) en schoenen in de slaapkamer van verdachte en de aangetroffen foto’s op de telefoon van verdachte. Op de beelden is duidelijk te zien dat geweld is gebruikt tegen [slachtoffer 1] .
Feit 3 kan ook bewezen worden, gelet op de aangifte, het proces-verbaal van de camerabeelden en de herkenningen van twee verbalisanten.
Feit 4 kan ten slotte ook bewezen worden, gelet op de het proces-verbaal van het aantreffen van het patroonmagazijn in de kamer van verdachte, de verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris en het wapenrapport.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de drie woninginbraken bepleit dat de herkenningen zijn gedaan door verbalisanten die verdachte niet of nauwelijks kennen. De meeste van die verbalisanten hebben verdachte jaren niet gezien en hij is in die tijd erg veranderd. Bovendien kunnen mensen erg op elkaar lijken. De raadsman concludeert met betrekking tot feiten 1, 2 en 3 dat de verbalisanten mensen hebben herkend die op verdachte lijken, maar hem niet zijn.
De raadsman heeft vrijspraak verzocht van de poging tot diefstal aan de [adres 1] (feit 1). Er is onvoldoende bewijs dat verdachte de persoon op de beelden was en dat die persoon opzet had op het wegnemen van goederen.
De raadsman heeft primair verzocht verdachte vrij te spreken van de diefstal in vereniging aan het [adres 2] (feit 2). Er is onvoldoende bewijs dat hij de persoon op de beelden is. De beelden zijn erg vaag en er zijn weinig gezichtskenmerken te zien. Daarnaast zijn de schoenen van de persoon die als verdachte wordt herkend, niet dezelfde schoenen als die bij verdachte thuis zijn aangetroffen. Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak verzocht van het geweldsaspect van de diefstal. De persoon die volgens de verbalisanten verdachte zou zijn, is niet degene die geweld heeft gebruikt en er is geen bewijs dat er afspraken zijn gemaakt over het geweld. De weggenomen Airtag peilde drie weken na het feit uit in de buurt van de woning van de moeder van verdachte. Dit is in de tijd te ver verwijderd van het feit. Het feit dat op de telefoon van verdachte foto’s zijn aangetroffen van designer spullen betekent niet dat hij deze voorwerpen daadwerkelijk zelf heeft gestolen. Hij krijgt vaak foto’s doorgestuurd van mensen.
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de diefstal aan [adres 3] (feit 3). De herkenningen zijn niet valide.
De raadsman heeft met betrekking tot het vierde feit bepleit dat verdachte geen opzet had om de Wet wapens en munitie te overtreden. Verdachte wist niet precies wat het voorwerp was en was vergeten dat hij het in een lade had gelegd.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
In de onderhavige zaak zijn beeldopnames gemaakt tijdens de tenlastegelegde poging woninginbraak en de beide voltooide woninginbraken. Door verschillende verbalisanten zijn herkenningen gedaan op basis van dit beeldmateriaal.
Bij de beoordeling van deze herkenningen staat voorop dat daarbij behoedzaamheid betracht dient te worden. De rechtbank heeft de volgende elementen in haar beoordeling betrokken: of de beelden voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren oftewel of er voldoende gezichtskenmerken te zien zijn om een herkenning mogelijk te maken. Daarmee nauw in verband staat een tweede beoordelingselement, namelijk hoe goed de herkenner de verdachte kent. Een derde beoordelingselement is het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan.
4.3.1.
Bewezenverklaring feit 1
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal met valse sleutel uit een woning aan [adres 1] . Er is aangifte gedaan door de bewoner. Hij heeft verklaard dat hij iemand bij zijn voordeur zag flipperen. Toen aangever op de deur bonkte, schrok deze persoon, trok het plastic voorwerp uit de deur en rende weg. Dit gedrag en deze schrikreactie passen bij het voornemen om goederen uit deze woning weg te nemen. De ter terechtzitting getoonde beeldopnames bevestigen de beschrijving van de aangever. De persoon op de beelden wordt vervolgens door vier verbalisanten herkend als verdachte.
De rechtbank stelt vast dat de beelden van goede kwaliteit zijn en dat de persoon op de beelden duidelijk met zijn gezicht in beeld komt. Gelet hierop twijfelt de rechtbank niet aan de juistheid van de herkenning door de vier verbalisanten dat verdachte de persoon is die aan het flipperen was. Deze verbalisanten hebben allen verklaard bekend te zijn met verdachte. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard mogelijk in het verleden met deze verbalisanten in aanraking te zijn gekomen.
4.3.2.
Bewezenverklaring feit 2
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal in vereniging met braak uit de woning aan het [adres 2] . De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het geweldselement, nu verdachte niet degene is die heeft geslagen en uit het dossier niet volgt dat er afspraken zijn gemaakt over het mogelijke gebruik van geweld bij de diefstal.
Hoewel uit de ter terechtzitting getoonde beelden blijkt dat verdachte slechts kort met zijn gezicht in beeld komt, zijn er naar het oordeel van de rechtbank gezichtskenmerken zichtbaar en zijn de beelden voldoende duidelijk om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren. Gelet hierop twijfelt de rechtbank niet aan de juistheid van de herkenningen door drie verbalisanten dat verdachte één van de twee personen op deze camerabeelden is. De verbalisanten hebben ook verklaard dat zij met verdachte te maken hebben gehad tijdens de uitvoering van hun politiewerk. De herkenningen worden bovendien ondersteund door ander bewijs. De weggenomen Airtag peilde uit in de buurt van de woning van de moeder van verdachte en er zijn foto’s van een aantal van de weggenomen goederen op de telefoon van verdachte aangetroffen. Op basis van deze bevindingen, de herkenningen en de aangiftes acht de rechtbank bewezen dat verdachte dit feit gepleegd heeft.
4.3.3.
Bewezenverklaring feit 3
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met braak uit de woning aan [adres 3] . In het dossier zitten erg duidelijke beelden en stills van een camera die in de woning van aangever hing. Hierop is het gezicht van de inbreker duidelijk te zien. De rechtbank acht de herkenningen van de twee verbalisanten dan ook betrouwbaar. Op basis van de aangifte en deze herkenningen acht de rechtbank dit feit dan ook bewezen.
4.3.4.
Bewezenverklaring feit 4
Voor een bewezenverklaring van het ‘voorhanden hebben’ van het patroonmagazijn is vereist dat bij verdachte sprake was van bewustheid van de aanwezigheid van het patroonmagazijn en dat hij hierover de beschikkingsmacht had.
Het patroonmagazijn is aangetroffen in de slaapkamer van verdachte in het huis van zijn moeder. Hiermee had verdachte de beschikkingsmacht over het patroonmagazijn. Verdachte heeft verklaard dat hij het patroonmagazijn gevonden heeft en in zijn slaapkamer heeft gelegd. Hij wist dat het een patroonmagazijn betrof en dacht dat het misschien iets waard was. Hiermee had verdachte ook de wetenschap dat het om een patroonmagazijn ging. De rechtbank acht het vierde feit dan ook bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 15 november 2024 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning (gelegen aan [adres 1] ) een of meer goederen, die aan [slachtoffer 2] toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, naar voornoemde woning is gegaan en vervolgens met een hard stuk plastic heeft "geflipperd" tussen het deurkozijn van voornoemde woning, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 1 januari 2025 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander uit een woning (gevestigd aan het [adres 2] ), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en tassen, toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
3.
Op 19 januari 2025 te Amsterdam, uit een woning (gelegen aan [adres 3] ) een gouden ketting met groene stenen en een vlinder ketting, goud van kleur met roosgeslepen diamant en een ketting en oorbellen set Swarovski, roségoud van kleur en een horloge (merk Gucci) en een horloge (merk Seiko) en een antieke broche, bruin en groen van kleur en 5 gouden oorringen en een bedelarmband Swarovski en een vlinderketting, blauw van kleur en een vlinderketting, roze van kleur, die aan [slachtoffer 5] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak van de voordeur van voornoemde woning;
4.
op 22 januari 2025 te Amsterdam, een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2 lid 1 van Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn zijnde een onderdeel die specifiek bestemd is en/of van wezenlijke aard is, voor een pistool van het merk: Glock, kaliber: 9 mm, voorhanden heeft gehad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht met betrekking tot het vuurwapenbezit rekening te houden met het feit dat slechts een onderdeel, te weten een patroonmagazijn, is aangetroffen. De strafwaardigheid hiervan is niet hetzelfde als bij het aantreffen van een compleet vuurwapen. Hiervoor is een gevangenisstraf van maximaal negentig dagen passend.
De raadsman heeft daarnaast verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij wil serieus aan zijn toekomst werken en is vol goede moed om iets positiefs met zijn leven te gaan doen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal uit een woning en twee voltooide diefstallen uit woningen met braak. Diefstal uit een woning is een ergerlijk feit dat voor de benadeelde hinder en schade mee brengt en de gevoelens van verloedering van de samenleving versterkt. Bovendien veroorzaken inbraken, in het bijzonder woninginbraken, naast materiële schade en overlast, gevoelens van onveiligheid. Een woning is bij uitstek het privédomein van de bewoner(s) en moet daarom een veilige plek zijn, ook voor de zich in de woning bevindende goederen. Verdachte heeft bij de woninginbraken de voordeur met geweld opengebroken en ingetrapt. Dit alles neemt de rechtbank mee in haar strafmaat.
Daarnaast heeft verdachte een patroonmagazijn voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie brengt een risico voor de veiligheid van personen met zich mee. De rechtbank houdt er bij de strafoplegging rekening mee dat het niet een volledig vuurwapen betreft, maar een onderdeel hiervan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 19 maart 2025. Hieruit blijkt dat verdachte veelvuldig veroordeeld is voor vermogensdelicten, waaronder diefstallen met braak uit woningen. Dit neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van 3 april 2025. De reclassering rapporteert dat sprake is van instabiliteit op alle leefgebieden. Verdachte wilde niet in gesprek met de reclassering en eerdere trajecten hebben niet geleid tot gedragsbeïnvloeding of het terugdringen van recidive, ook het laatste ISD-traject niet, dat hij uiteindelijk kaal heeft uitgezeten. De tenlastegelegde feiten hebben kort na zijn vrijlating uit de ISD-detentie plaatsgevonden. De reclassering schat het risico op recidive en het risico op het onttrekken aan voorwaarden in als hoog. Er wordt dan ook geadviseerd om bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, nu de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij een stabiel leven voor zichzelf wil creëren door op zoek te gaan naar een huis en werk. De gemeente Amsterdam zou hem daarbij moeten helpen. Zijn hoge schuld bij het CJIB heeft zijn toekomst lastig gemaakt.
Strafoplegging
Ondanks de camerabeelden waarop verdachte duidelijk te zien is, heeft hij ter terechtzitting een zwijgende en ontkennende houding aangenomen. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en geen enkel begrip of mededogen voor de slachtoffers getoond. Dit alles neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank legt aan verdachte op een gevangenisstraf van achttien maanden met aftrek van het voorarrest.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
320,00 EUR Geld Euro (goednummer: G6609777)
600,00 EUR Geld Euro (goednummer: G6609770)
1 STK Breekijzer (goednummer: G6609799)
1 STK Verdovende Middelen (goednummer: G6609823)
1 STK Patroonhouder (goednummer: G6609764)
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte van het geld vermeld onder goednummers 1 en 2 gelasten.
Het breekijzer vermeld onder goednummer 3 behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het onder feit 2 bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
De verdovende middelen vermeld onder goednummer 4 zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijf. Nu dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
Nu met betrekking tot de patroonhouder vermeld onder goednummer 5 het onder feit 4 bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Ten aanzien van feit 2:
diefstal uit een woning door twee of meer verenigde personen en waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Ten aanzien van feit 3:
diefstal uit een woning waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de
teruggaveaan [verdachte] van:
  • 320,00 EUR Geld Euro (goednummer: G6609777)
  • 600,00 EUR Geld Euro (goednummer: G6609770)
Verklaart
verbeurd:
1 STK Breekijzer (goednummer: G6609799)
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Verdovende Middelen (goednummer: G6609823)
  • 1 STK Patroonhouder (goednummer: G6609764)
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. I. Timmermans en J.M. Hoogveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.K. Verbruggen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 mei 2025.
[…]
:
[…]