ECLI:NL:RBAMS:2025:3241

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
AMS 23/1656
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging verkeersbesluit bussluis Amstelveen wegens onzorgvuldige voorbereiding en gebrekkige motivering

Op 20 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een groep eisers en het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen. De eisers hebben beroep ingesteld tegen een verkeersbesluit van het college, dat op 31 januari 2023 was genomen, om een bussluis aan te leggen in de Noorddammerlaan. De eisers stelden dat het college het besluit onzorgvuldig had voorbereid en onvoldoende had gemotiveerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het college inderdaad niet deugdelijk had gemotiveerd waarom het voor de bussluis had gekozen en dat de belangen van de bewoners niet voldoende waren afgewogen. De rechtbank oordeelde dat het verkeersbesluit niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht en vernietigde het besluit. De rechtbank heeft daarbij een voorlopige voorziening getroffen, zodat de huidige situatie met de bussluis tijdelijk in stand blijft tot zes maanden na de uitspraak. De rechtbank benadrukte dat het aan het college is om een nieuw besluit te nemen, waarbij het college de belangen van de bewoners opnieuw moet afwegen en voldoende moet motiveren waarom voor een bepaalde variant wordt gekozen. De uitspraak is van belang voor de rechtsbescherming van bewoners die worden geraakt door verkeersbesluiten en onderstreept de noodzaak van zorgvuldige besluitvorming door bestuursorganen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/1656

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] , [eiser 2],
[eiser 3],
[eiser 4],
[eiser 5],
[eiser 6],
[eiser 7]en
[eiser 8], uit [woonplaats] , eisers
en
het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen,verweerder (hierna: het college)
(gemachtigden: mr. R.M. d’Hooghe en P. Gilissen).

Als derde-partij nam aan de zaak deel: [naam derde-partij] uit [woonplaats] .

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het verkeersbesluit op grond waarvan het college een bussluis heeft aangelegd. Eisers zijn het niet eens met het verkeersbesluit van het college om een bussluis aan te leggen. Zij voeren aan dat het college het verkeersbesluit op onzorgvuldige wijze heeft voorbereid en onvoldoende heeft gemotiveerd. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de rechtmatigheid en evenredigheid van het verkeersbesluit.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college het verkeersbesluit op onzorgvuldige wijze heeft voorbereid en niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Eisers krijgen gelijk en het beroep is dus gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 31 januari 2023, gepubliceerd op 2 februari 2023, heeft het college besloten om een bussluis aan te leggen in de Noorddammerlaan ter hoogte van de bocht naar de [adres] en het weggedeelte op dat punt te sluiten voor alle motorvoertuigen, uitgezonderd lijnbussen (het verkeersbesluit).
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De derde-partij heeft ook schriftelijk gereageerd.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 1] en [naam 1] namens eisers, de gemachtigden van het college en namens de derde-partij [naam derde-partij] en [naam 2] .

Totstandkoming van het verkeersbesluit

3. Met een eerder verkeersbesluit van 26 januari 2021 heeft het college, met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, besloten om een bussluis aan te leggen in de Noorddammerlaan ter hoogte van de bocht naar de [adres] bij de Sint Urbanuskerk en het weggedeelte op dat punt te sluiten voor alle motorvoertuigen, uitgezonderd lijnbussen. De bussluis is in november 2021 aangelegd.
3.1.
Eisers hebben tegen dat besluit van 26 januari 2021 beroep ingesteld. Zij wonen in de wijk en ondervinden in meer of mindere mate de gevolgen door de toename van verkeer als gevolg van de bussluis. Deze rechtbank heeft in haar uitspraak van 8 november 2022 het beroep gegrond verklaard en het besluit vernietigd. [1] In die uitspraak heeft de rechtbank bij voorlopige voorziening bepaald dat de bussluis in stand blijft tot zes weken nadat het college een nieuw besluit heeft genomen. De rechtbank heeft het college opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
3.2.
Met het verkeersbesluit van 31 januari 2023 heeft het college besloten om de huidige situatie in stand te laten. Gezien de voorkeur van de bewoners, de minimale hoeveelheid sluipverkeer en de toegevoegde waarde van de mogelijkheid voor het creëren van een verkeersluwe verblijfsruimte in het centrum van Bovenkerk heeft het college besloten om de knip te realiseren ter hoogte van de Sint Urbanuskerk. Daarmee blijft de huidige situatie in stand. Het college heeft daarbij verwezen naar het verkeerskundige concept rapport van Goudappel Coffeng van 12 maart 2019, het draagvlakonderzoek onder bewoners, het akoestisch onderzoek van Royal Haskoning van 16 december 2020, de verkeerstellingen en het aanvullend verkeerskundig rapport van Goudappel Coffeng van 25 januari 2023.

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb), Wegenverkeerswet (Wvw) 1994 en het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (BABW) is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Op grond van vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter heeft een bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het bestuursorgaan beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. De absolute noodzaak hoeft niet te worden aangetoond. [2]
De uitspraak van 8 november 2022
6. In de eerdere uitspraak van 8 november 2022 heeft deze rechtbank bepaald dat het college het verkeersbesluit van 26 januari 2021 onzorgvuldig had voorbereid en gebrekkig had gemotiveerd. Het college had moeten onderbouwen welke verkeerskundige en andere gevolgen de onderzochte varianten zullen hebben en hierbij het mogelijke sluipverkeer moeten onderzoeken. De uitkomsten van de onderzoeken had het college moeten voorleggen aan de bewoners en ondernemers voorafgaand aan het draagvlakonderzoek. Volgens de rechtbank was niet uit te sluiten dat de uitslag van het draagvlakonderzoek anders was geweest, indien de bewoners en ondernemers wel alle beschikbare informatie voorgelegd hadden gekregen. Naar het oordeel van de rechtbank had het college gelet op de onzorgvuldige voorbereiding ook niet onderbouwd waarom het uiteindelijk heeft gekozen voor de huidige variant met de bussluis in de Noorddammerlaan ter hoogte van de Sint Urbanuskerk.
Wat is het standpunt van eisers?
7. Eisers voeren – kort samengevat – aan dat het college het tweede verkeersbesluit op onzorgvuldige wijze heeft voorbereid en onvoldoende heeft gemotiveerd. Het college heeft alleen het eerdere concept rapport van Goudappel Coffeng laten aanvullen en heeft wederom niet de belangen voldoende en zichtbaar afgewogen. In het aanvullend rapport van Goudappel Coffeng wordt niet gekeken naar andere mogelijkheden en wordt de verkeerstoename in de kleine straatjes gebagatelliseerd met het oog op het in stand kunnen laten van de huidige situatie. Daarnaast heeft het college het draagvlakonderzoek weer gebruikt als onderbouwing. Bij de verkeerstellingen is zogenaamd bestemmingsverkeer van het industrieterrein en de voetbalclub niet meegenomen, zijn de gekozen locaties niet gemotiveerd en is de meetapparatuur uitgeschakeld geweest.

Wat is het standpunt van derde-partij?

8. De derde-partij woont aan de [adres] en vertegenwoordigt een groot aantal bewoners die wonen aan de [adres] en de [adres] . Hij voert aan dat het college een zorgvuldig proces heeft georganiseerd waarbij veel aandacht is uitgegaan naar participatie en draagvlakvorming. Eisers hebben niet geconcretiseerd welke tegenstrijdheden en onjuistheden in het aanvullende rapport van Goudappel Coffeng staan, noch waarom de tellingen fout zouden zijn en noch waarom de meetkasten onlogisch zouden zijn geplaatst. Er is inmiddels onmiskenbaar aangetoond dat de verkeerskundige effecten in Bovenkerk positief zijn. Er is sprake van een enorme vermindering van verkeer in de totale buurt en slechts in enkele straatjes is sprake van een toename.
Hoe oordeelt de rechtbank over het verkeersbesluit van 31 januari 2023?
Samenvatting
9. Het is niet aan de rechtbank om te bepalen of er een verkeersbesluit moet worden genomen, en als dat wel gebeurt, welke variant dan de beste is. Het is aan het college om dat te bepalen. Het is ook aan het college om te bepalen of en op welke manier de bewoners bij zo’n verkeersbesluit worden betrokken.
10. Het is wel aan de rechtbank om te beoordelen of het verkeersbesluit zoals het college dat heeft genomen op 31 januari 2023, voldoet aan de eisen die de wet aan zo’n besluit stelt. In het verkeersbesluit moet het college de verschillende belangen die meespelen duidelijk benoemen, en ook kenbaar tegen elkaar afwegen. In dit geval moet uit het besluit duidelijk worden welke voor- en nadelen er kleven aan de verschillende varianten waaruit het college kiest. Vervolgens moet het college in het besluit onderbouwen waarom het uiteindelijk voor de gekozen variant kiest.
11. De rechtbank oordeelt dat dit verkeersbesluit niet aan deze eisen voldoet en zal het verkeersbesluit daarom vernietigen. De rechtbank begrijpt dat het bij ieder verkeersbesluit onvermijdelijk is dat er bewoners zullen zijn voor wie het besluit meer voordelen oplevert dan voor anderen, en dat er bewoners zijn voor wie de nadelen zullen overheersen. Juist daarom dient duidelijk gemotiveerd te zijn waarom voor een bepaalde variant is gekozen en waarom de voordelen van die variant opwegen tegen de nadelen.
Hoe komt de rechtbank tot dit oordeel?
12. De rechtbank overweegt dat het doel van het verkeersbesluit is om het verkeer dat in de wijk Bovenkerk rijdt over de Noorddammerlaan en de Legmeerdijk, te verminderen. Die route werd gebruikt om de doorgaande route met stoplichten buiten de wijk om, te omzeilen. Daardoor ontstond volgens het college een gevaarlijke situatie op de doorgaande route Noorddammerlaan-Legmeerdijk. Het college heeft drie varianten onderzocht: een variant waarbij de snelheid op de doorgaande route wordt teruggebracht naar 30 kilometer per uur, en twee varianten met een knip in de vorm van een bussluis: een knip op het zuidelijkste punt van deze doorgaande route (ter hoogte van de Beneluxbaan), en de uiteindelijk gekozen variant, een knip in het midden van deze doorgaande route (ter hoogte van de Sint Urbanuskerk).
12. De rechtbank zal, ook gelet op haar uitspraak van 8 november 2022, beoordelen of het college in het verkeerbesluit van 31 januari 2023, wèl de verkeerskundige gevolgen van de drie varianten heeft onderzocht en vervolgens voldoende heeft afgewogen. Tussen partijen staat vast dat het sluipverkeer een verkeersbelang is dat het college moet meewegen. Onder sluipverkeer verstaat de rechtbank het verkeer dat een knip wil omzeilen en het (bestemmings)verkeer dat als gevolg van een knip een andere route moet rijden om de wijk in te komen of te verlaten.
12. De rechtbank oordeelt dat het college het sluipverkeer wel heeft onderzocht ten aanzien van de variant waarbij er geen knip wordt aangebracht (de 30 km/u variant), en ten aanzien van de huidige situatie waarbij een knip in de vorm van een bussluis is aangebracht ter hoogte van de Sint Urbanuskerk. Het college heeft zich daarbij gebaseerd op de rapporten van Goudappel Coffeng. De rechtbank oordeelt vervolgens dat het college niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar mogelijk sluipverkeer bij de variant waarbij er een knip komt ter hoogte van de Beneluxbaan. Het college heeft dat verkeersbelang dus ook niet kenbaar meegewogen.
14.1.
Naar aanleiding van de uitspraak van deze rechtbank van 8 november 2022 heeft het college Goudappel Coffeng alleen gevraagd aanvullend onderzoek te doen naar de gevolgen van de situatie die er toen al was, met de knip ter hoogte van de Sint Urbanuskerk. Goudappel Coffeng concludeert in het aanvullende rapport dat “
de potentieel nadelige aspecten van de knip ter hoogte van de Sint Urbanuskerk lijken mee te vallen.” Het college neemt dit advies over en overweegt in het verkeersbesluit van 31 januari 2023: “
de hoeveelheid doorgaand sluipverkeer via alternatieve wegen door Bovenkerk valt sterk mee.”
14.2.
In het verkeersbesluit van 31 januari 2023 overweegt het college vervolgens: “
Dit waarnemend is het verkeerskundige effect van een knip ter hoogte van de Sint Urbanuskerk vergelijkbaar met het effect van een knip aan de zuidkant van de [adres].” Het is de rechtbank echter niet duidelijk waarop het college deze overweging baseert. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de verkeerskundige gevolgen van een knip bij de Beneluxbaan namelijk niet in kaart gebracht. Goudappel Coffeng heeft in haar aanvullend onderzoek immers niet gekeken naar de gevolgen van een knip bij de Beneluxbaan, zij heeft alleen de huidige situatie beoordeeld.
14.3.
In haar eerdere (concept)rapport uit 2019 merkte Goudappel Coffeng ten aanzien van een mogelijke knip ter hoogte van de Beneluxbaan op dat dan “
geen sluipverkeer van buiten Bovenkerk door de wijk mogelijk is”. De rechtbank leidt daaruit af dat Goudappel Coffeng niet heeft beoordeeld hoe het (bestemmings)verkeer zich zal gedragen bij die variant. Eisers wijzen er juist op dat door de huidige knip ter hoogte van de Sint Urbanuskerk, er meer (bestemmings)verkeer door de kleine straatjes van de wijk rijdt dan voorheen. Niet is onderzocht op welke manier, bestemmingsverkeer gaat rijden bij een knip ter hoogte van de Beneluxbaan.
15. Het college heeft dan ook onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke verkeerskundige gevolgen een knip ter hoogte van de Beneluxbaan heeft. Bijvoorbeeld, niet is gekeken naar de extra verkeersdrukte in de wijk die direct grenst aan de knip ter hoogte van de Beneluxbaan. Verkeer kan dan immers niet meer via de [adres] de Beneluxbaan oprijden, en zal de wijk aan de andere kant, via de Noorddammerlaan, moeten verlaten. Het college heeft op de zitting gezegd dat bij de variant met een knip ter hoogte van de Beneluxbaan, ook sprake zal zijn van verkeerskundige en andere gevolgen door wijziging in de verkeersstromen. Pas als alle gevolgen voor alle varianten onderzocht en kenbaar zijn, kan het college de belangen afwegen. Hoewel Goudappel Coffeng oordeelde dat de nadelige effecten lijken mee te vallen, moeten deze effecten alsnog kenbaar worden afgewogen tegen de effecten van de variant waarbij de knip ter hoogte van de Beneluxbaan komt.
15.1.
De rechtbank vindt hierbij ook van belang dat Goudappel Coffeng in het aanvullende rapport ten aanzien van een knip bij de Beneluxbaan overweegt: “
Verkeerskundig blijft daarbij de knip aan de zuidkant van de [adres] de meest voor de hand liggende maatregel, (….)”. Dat maakt de verplichting voor het college om te onderbouwen waarom het college toch niet voor deze variant kiest, des te belangrijker.
Het draagvlakonderzoek
16. In de uitspraak van 8 november 2022 overwoog deze rechtbank ten aanzien van het draagvlakonderzoek:

De rechtbank oordeelt dat het niet zorgvuldig is dat het college de uitslag van de enquête doorslaggevend heeft gevonden, terwijl het college de deelnemers aan de enquête niet alle informatie gaf die het college voorhanden had. Het is namelijk niet uit te sluiten dat de uitslag van de enquête anders was geweest, indien de bewoners en ondernemers wel alle beschikbare informatie voorgelegd hadden gekregen. [3]
17. Het verkeersbesluit stelt:

Gezien de voorkeur vanuit de bewoners, minimale hoeveelheid sluipverkeer en de toegevoegde waarde van de mogelijkheid voor het creëren van een verkeersluwe verblijfsruimte in het centrum van Bovenkerk (zie onderstaande alinea) heeft doen besluiten om de knip te realiseren ter hoogte van de Sint Urbanuskerk.”
18. De rechtbank stelt vast dat het college de uitslag van het draagvlakonderzoek in het verkeersbesluit van 31 januari 2023 niet langer doorslaggevend vindt. De uitslag is nu één van de argumenten om te kiezen voor de knip bij de Sint Urbanuskerk. De rechtbank is van oordeel dat het draagvlakonderzoek geen rol kan spelen bij de besluitvorming, omdat aan de bewoners niet het advies van Goudappel Coffeng is voorgelegd. De bewoners waren niet voldoende geïnformeerd over de verkeerskundige gevolgen van de drie voorgelegde varianten. Indien het college de wens van de bewoners alsnog wil laten meewegen bij het nemen van een nieuw verkeersbesluit, zal het college opnieuw varianten, met een uiteenzetting van de verkeerskundige gevolgen van de voorgelegde varianten, aan de bewoners moeten voorleggen.
Hoe nu verder?
18. De rechtbank zal het verkeersbesluit vernietigen. Daardoor is er geen juridische grondslag meer voor de huidige bussluis. Het is aan het college om te bepalen wat er nu moet gebeuren. Doet het college niets, dan moet de bussluis verwijderd worden en ontstaat de situatie zoals die was voordat de bussluis werd aangelegd. Als het college alsnog een verkeersmaatregel wil treffen, zal het college een nieuw verkeersbesluit moeten nemen. Als het college daarvoor kiest, verplicht de rechtbank het college niet op opnieuw toepassing te geven aan afdeling 3.4. van de Awb. [4] Een van de mogelijkheden is dat het college opnieuw besluit dat er een knip moet komen bij de Sint Urbanuskerk, zoals dat nu het geval is.
19. Het college is dus aan zet. De vraag is wat er in de tussentijd met de huidige bussluis moet gebeuren. De rechtbank kan zich voorstellen dat het voor eisers belangrijk is dat de bussluis zo snel mogelijk verdwijnt, omdat zij dan verlost zijn van het sluipverkeer door hun straten. Dit gevoel zal nog sterker leven nu de rechtbank voor de tweede keer het verkeersbesluit over de bussluis bij de Sint Urbanuskerk vernietigt.
19. De rechtbank wil het college de tijd geven om te bepalen wat de vervolgstap zal zijn. De rechtbank kiest er daarbij opnieuw voor om een voorlopige voorziening te treffen zodat de huidige bussluis in elk geval tijdelijk kan blijven liggen. [5] De rechtbank vindt daarvoor de volgende belangen doorslaggevend. Ten eerste blijkt dat het verkeer op de Noorddammerlaan en de [adres] aanzienlijk is afgenomen. Een belangrijk doel van het college is dus bereikt. Indien de bussluis nu zou worden verwijderd, zal dat positieve effect teniet gaan. De derde partij, [naam derde-partij] , is blij met de huidige situatie. [naam derde-partij] vertegenwoordigt een groot aantal bewoners, met name bewoners van de Noorddammerlaan en de [adres] . Ten tweede heeft Goudappel Coffeng in het aanvullende rapport geconcludeerd dat het sluipverkeer door de straten waarin eisers wonen, op zich meevalt, en binnen de daarvoor geldende algemene normen blijft. Daaruit leidt de rechtbank af dat de situatie op dit moment niet onhoudbaar is. Tot slot wil de rechtbank voorkomen dat de bussluis nu moet worden verwijderd, waarna hij na een mogelijk nieuw verkeersbesluit opnieuw wordt aangelegd.
21. De rechtbank treft de voorlopige voorziening voor een ruime termijn, van zes maanden. Dat doet de rechtbank om het college, indien het college daarvoor kiest, de mogelijkheid te geven een nieuw verkeersonderzoek te doen, en eventueel een nieuw draagvlakonderzoek. Indien het college niet kiest voor een nieuw draagvlakonderzoek, kan het college op een (veel) kortere termijn een nieuw besluit nemen.
21.1.
Dat betekent dat de huidige situatie tot zes maanden na de datum van deze uitspraak in stand blijft.
21.2.
De rechtbank benadrukt dat deze voorlopige voorziening niet betekent dat de rechtbank voorziet dat de huidige situatie met een bussluis ter hoogte van de Sint Urbanuskerk uiteindelijk de voorkeur zal hebben. Zoals de rechtbank eerder opmerkte, is dat niet aan de rechtbank, maar is het aan het college om, weloverwogen en goed onderbouwd, te bepalen of en zo ja welk verkeersbesluit genomen wordt.

Conclusie en gevolgen

22. Het beroep van eisers is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb. Dit betekent dat het college het verkeersbesluit onzorgvuldig heeft voorbereid en niet deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden verkeersbesluit.
22.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden. Eisers hebben geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden verkeersbesluit van 31 januari 2023;
- bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de feitelijke uitvoering van het verkeersbesluit van 31 januari 2023 in stand blijft tot uiterlijk zes maanden na de dag van verzending van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.E. Swinkels, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht:
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 3:46
Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
Artikel 8:72
1. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, vernietigt hij het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk.
2. De vernietiging van een besluit of een gedeelte van een besluit brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit of van het vernietigde gedeelte daarvan mee.
3. De bestuursrechter kan bepalen dat:
a. de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven, of
b. zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.
4. De bestuursrechter kan, indien toepassing van het derde lid niet mogelijk is, het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij:
a. bepalen dat wettelijke voorschriften over de voorbereiding van het nieuwe besluit of de andere handeling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijven;
b. het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling.
5. De bestuursrechter kan zo nodig een voorlopige voorziening treffen. Daarbij bepaalt hij het tijdstip waarop de voorlopige voorziening vervalt.
6. De bestuursrechter kan bepalen dat, indien of zolang het bestuursorgaan niet voldoet aan een uitspraak, het bestuursorgaan aan een door hem aangewezen partij een in de uitspraak vast te stellen dwangsom verbeurt. De artikelen 611a, vierde lid, 611b tot en met 611d en 611g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
Wegenverkeerswet (Wvw) 1994:
Artikel 2
1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
2. De krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (BABW):
Artikel 21
De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien evens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.

Voetnoten

2.Zie de uitspraak van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:589.
3.Rechtsoverweging 6.9.
4.Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid onder a, van de Awb.
5.Op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb.