ECLI:NL:RBAMS:2025:3253

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
C/13/729294 / FA RK 23-850
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een Marokkaanse echtscheidingsbeslissing in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 april 2025 een tussenbeschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, waarbij de vrouw een Marokkaanse echtscheidingsbeslissing had ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Marokkaanse echtscheidingsbeslissing niet kan worden erkend in Nederland, omdat er geen sprake is geweest van een behoorlijke rechtspleging. De rechtbank heeft eerder op 9 augustus 2023 al bepaald dat zij bevoegd was om van het verzoek kennis te nemen, maar heeft de zaak aangehouden in afwachting van aanvullende informatie van partijen. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 januari 2025 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de man niet op de juiste wijze is opgeroepen voor de Marokkaanse procedure, wat betekent dat de echtscheidingsbeslissing niet kan worden erkend. De rechtbank heeft vervolgens besloten om de echtscheiding tussen partijen uit te spreken op basis van het Nederlandse recht en heeft verdere verzoeken aangehouden tot een nader te bepalen mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
zaaknummer / rekestnummer: C/13/729294 / FA RK 23-850 (HH / SV)
Beschikking d.d. 30 april 2025 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J.J.M. Kleiweg, gevestigd te Amsterdam,
tegen
[de vrouw] ,
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. S. Makhloufi, gevestigd te Utrecht.

1.De verdere procedure

1.1.
Deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 augustus 2023 zich bevoegd verklaard om van het verzoek kennis te nemen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden in afwachting van de uitlating van partijen over de volgende zaken:
  • is er sprake van een onherroepelijke Marokkaanse echtscheidingsbeslissing?
  • wat is de stand van zaken in het door de man vermelde justitiële onderzoek?
  • is de Marokkaanse echtscheidingsbeslissing inmiddels in Nederland ingeschreven?
  • welke gevolgen heeft het, indien daarvan sprake is, het onherroepelijk zijn van de Marokkaanse echtscheidingsbeschikking voor de verzoeken van partijen?
  • de gewenste voortgang van de procedure.
1.2.
De zaak is vervolgens meermaals pro forma aangehouden. De rechtbank heeft vervolgens kennis genomen van de volgende stukken:
  • het aanvullende verweerschrift van de vrouw, ingekomen op 4 september 2023;
  • het F9-formulier van de man, ingekomen op 21 september 2023;
  • het F9-formulier van de vrouw, ingekomen op 22 september 2023
  • het F9-formulier van de vrouw, ingekomen op 22 september 2023;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 22 september 2023;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 8 oktober 2023;
  • het F9-formulier met bijlagen van de man, ingekomen op 12 oktober 2023;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 12 oktober 2023;
  • het F9-formulier met bijlagen van de man, ingekomen op 4 oktober 2023;
  • het F9-formulier met bijlagen van de man, ingekomen op 18 oktober 2023;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 25 oktober 2023;
  • het F9-formulier van de vrouw, ingekomen op 6 november 2023;
  • het F9-formulier van de man, ingekomen op 6 november 2023;
  • het F9-formulier van de vrouw, ingekomen op 6 november 2023;
  • het F9-formulier met bijlagen van de man, ingekomen op 7 november 2023;
  • het F9-formulier met bijlagen de man, ingekomen op 10 oktober 2023;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 17 november 2023;
  • het F9-formulier met bijlagen van de man, ingekomen op 17 november 2023;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 14 november 2023;
  • het F9-formulier van de vrouw, ingekomen op 17 november 2023;
  • de e-mail van de advocaat van de vrouw, ingekomen op 20 februari 2024;
  • de e-mail van de advocaat van de man, ingekomen op 20 februari 2024;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 27 februari 2024;
  • het F9-formulier van de vrouw, ingekomen op 19 april 2024;
  • het F9-formulier met bijlagen van de man, ingekomen op 25 april 2024;
  • het F9-formulier met bijlagen van de man, ingekomen op 28 juni 2024;
  • het F9-formulier met bijlagen van de man, ingekomen op 4 juli 2024;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 1 juli 2024;
  • het F8-formulier van de man, ingekomen op 16 juli 2024;
  • het F8-formulier van de vrouw, ingekomen op 18 juli 2024;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 5 augustus 2024;
  • het F9-formulier van de vrouw, ingekomen op 28 oktober 2024;
  • de e-mail van de advocaat van de vrouw, ingekomen op 4 november 2024;
  • de e-mail van de advocaat van de man, ingekomen op 15 november 2024;
  • de e-mail van de advocaat van de man, ingekomen op 6 december 2024;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 8 januari 2025;
  • het F9-formulier met bijlagen van de man, ingekomen op 10 januari 2025;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 10 januari 2025;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 10 januari 2025;
  • het aanvullende verzoek van de man, ingekomen op 13 januari 2025;
  • de e-mail van de advocaat van de vrouw, ingekomen op 11 januari 2025;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 13 januari 2025;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 15 januari 2025.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 januari 2025. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Beide advocaten hebben pleitaantekeningen, die aan het procesdossier zijn toegevoegd, overgelegd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank neemt over en blijft bij wat zij heeft overwogen en beslist in haar beschikking van 9 augustus 2023. Hieronder zal de rechtbank vrij beknopt weergegeven wat haar bevindingen en beslissing is op basis van de uitvoerig stukkenwisseling en toelichting ter zitting.
2.2.
De Marokkaanse rechter heeft -naar gesteld- op 4 mei 2023 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op verzoek van de vrouw op 14 september 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de door de Marokkaanse rechter gegeven echtscheidingsbeslissing niet in Nederland worden erkend. De rechtbank zal hieronder uitleggen op grond waarvan zij tot dit oordeel komt.
2.4.
Aan de hand van het Nederlandse commune internationale privaatrecht moet de rechtbank beoordelen of de Marokkaanse beslissing voor erkenning in Nederland in aanmerking komt. Uit artikel 10:57, lid 1 BW volgt dat er sprake moet zijn geweest van een behoorlijke rechtspleging. Daaronder valt ook dat er sprake van moet zijn geweest dat de man behoorlijk is opgeroepen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval.
2.5.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat dat de Marokkaanse advocaat, mr. Lakhnifri Mohammed, van de vrouw op 15 februari 2023 een bericht aan de Nederlandse Ambassade te Marokko heeft gestuurd met het verzoek de oproeping voor de zitting bij de Marokkaanse rechter te betekenen aan de man op het adres [adres] . Volgens een brief van dezelfde advocaat van 24 februari 2023 heeft de ambassade zich onthouden van ontvangst van de brief met betekening. De reden daarvoor was volgens de mededeling van deze advocaat dat de man geen documenten heeft bij de Nederlandse ambassade waaruit zou blijken dat hij gehuwd is met de vrouw daar het buitenlandse huwelijk het opvragen van een aantal documenten bij de Nederlandse ambassade te Marokko vereist en dat de man niet op de Nederlandse ambassade is geweest om dergelijke documenten op te vragen.
De rechtbank merkt hierbij op dat het voornoemde adres in [plaats] een adres is waarin de man al sinds 2013 niet meer staat ingeschreven volgens het door de rechtbank uitgedraaide uittreksel uit de Basisregistratie Natuurlijke Personen.
2.6.
De vrouw heeft gesteld dat er vervolgens is geprobeerd de man via de familie dan wel bekenden op te roepen. Volgens de vrouw is dit gelukt, omdat er zich namens de man een advocaat heeft gesteld in de Marokkaanse procedure.
De man heeft betwist dat de oproeping voor de zitting hem heeft bereikt en hij heeft ook betwist dat hij een advocaat heeft ingeschakeld om zich namens hem te stellen en namens hem afstand te doen van al zijn rechten.
2.7.
De rechtbank overweegt dat zowel Nederland als Marokko partij zijn bij het Haags Betekeningsverdrag 1965. Dit verdrag regelt onder meer de wijze waarop een partij in een andere lidstaat kan worden opgeroepen. De vrouw heeft zich erop beroepen dat de uitzondering van artikel 5, lid 2 van het Verdrag is toegepast. Dit artikel regelt dat als degene voor wie het stuk is bestemd het stuk vrijwillig aanneemt indien het rechtstreeks aan hem wordt aangeboden ook aan de betekeningsvereisten is voldaan.
2.8.
Nu de vrouw zich erop beroept dat de man wel degelijk juist is opgeroepen, is het aan de vrouw om dit te bewijzen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw tegenover de gemotiveerde betwisting door de man onvoldoende gesteld om tot het oordeel te komen dat de man juist is opgeroepen en ook is verschenen in de Marokkaanse procedure.
Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
De man heeft betwist de oproep te hebben ontvangen. Ook heeft hij betwist een advocaat te hebben ingeschakeld om zich namens hem in de Marokkaanse procedure te stellen.
Uit de door de man overgelegde stukken is gebleken dat de advocaat die namens de man in de Marokkaanse echtscheidingsprocedure afstand heeft gedaan van de rechten van de man niet door de man zelf is ingeschakeld. Deze advocaat heeft dat immers zelf verklaard voor de onderzoeksrechter in het strafproces dat in Marokko op 5 juli 2024 plaatsvond naar aanleiding van de door de man ingediende aangifte. Uit de vertaling van die zitting blijkt voorts dat die advocaat is voorgehouden dat in het vonnis staat dat de man ondanks ontvangst niet was verschenen. Daarop heeft die advocaat verklaard dat hij niet op de hoogte was van de wijze van kennisgeving, en dat de verdediging van de echtgenote daarmee bezig was.
Dat de oproep voor de Marokkaanse procedure de man anderszins heeft bereikt acht de rechtbank gelet op het voorgaande dan ook niet aannemelijk.
2.9.
Nu de Marokkaanse echtscheidingsbeslissing naar het oordeel van de rechtbank niet in Nederland kan worden erkend, zal de rechtbank onder toepassing van het Nederlandse recht (artikel 10:56 BW) de echtscheiding tussen partijen uitspreken.
2.10.
De rechtbank zal de behandeling ten aanzien van de overige verzoeken aanhouden tot een nader te bepalen mondelinge behandeling.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de
echtscheidinguit tussen partijen, gehuwd te Kenitra op 3 april 2013;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan tot een nader te bepalen mondelinge behandeling.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.P.E. Has, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.J. van der Veen op 30 april 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.