ECLI:NL:RBAMS:2025:3310

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
C/13/761290 / HA ZA 24-1375
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en forumkeuze in civiele procedure tussen SME CAPITAL 3 UAB en Factor52 c.s.

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft SME CAPITAL 3 UAB (hierna: SME) een rechtszaak aangespannen tegen Factor52 B.V. en andere gedaagden. De zaak betreft een bevoegdheidsincident waarbij SME vorderingen heeft ingesteld op basis van leningsovereenkomsten en borgstellingen. SME heeft de rechtbank Amsterdam als bevoegde instantie aangewezen op basis van een forumkeuzebeding in de leningsovereenkomsten. Factor52 c.s. betwist de relatieve bevoegdheid van de rechtbank, maar erkent de geldigheid van het forumkeuzebeding niet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter moet worden getoetst, aangezien SME in Litouwen is gevestigd en de andere partijen in Nederland. De rechtbank concludeert dat de Europese verordening Brussel I-bis van toepassing is, wat betekent dat de bevoegdheid van de rechtbank Amsterdam is vastgesteld op basis van de forumkeuzebedingen in de overeenkomsten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vorderingen van SME tegen de borgen rechtsgeldig zijn en dat de rechtbank bevoegd is om deze vorderingen te behandelen. De zaak is van internationaal belang, en de rechtbank heeft de procedure geschorst om de curator van Factor52 de gelegenheid te geven zich uit te laten over de overname van de procedure. De rechtbank heeft verder besloten om de beslissing in het artikel 843a (oud) Rv-incident aan te houden tot na het nemen van een conclusie van antwoord door Factor52 c.s.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/761290 / HA ZA 24-1375
Vonnis van 21 mei 2025 in het bevoegdheidsincident
in de zaak van
SME CAPITAL 3 UAB,
te Vilnius (Litouwen),
eisende partij (hierna: SME),
advocaat: mr. J. Meuleman,
tegen

1.FACTOR52 B.V.,2. [gedaagde 2] ,3. [gedaagde 3] B.V.,

4.
SYNOV8 B.V.,
5.
AZUROC B.V.,
alle gevestigd of wonende te [vestigingsplaats 1] ,
6.
[gedaagde 6],
7.
[gedaagde 7] B.V.,
beide gevestigd of wonende te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partijen (hierna samen: Factor52 c.s. en afzonderlijk: Factor52, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] , Synov8, Azuroc, [gedaagde 6] en [gedaagde 7] ),
advocaat: mr. D.A. Evertsz,

8.8. [gedaagde 8] ,

te [woonplaats] ,
gedaagde partij (hierna te noemen: [gedaagde 8] ),
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met een artikel 843a (oud) Rv-incident van 27 november 2024,
- de akte overlegging producties 1 tot en met 24 van SME,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, tevens houdende conclusie van antwoord in het artikel 843a (oud) Rv-incident,
- de conclusie van antwoord in het onbevoegdheidsincident,
- het door mr. Evertsz tegen de roldatum van 14 mei 2025 ingediende vonnis van de rechtbank Den Haag waarin Factor52 failliet is verklaard en mr. G. Barendregt tot curator is benoemd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling van het bevoegdheidsincident

2.1.
Het faillissement van Factor52 schorst op dit moment niet de procedure, omdat vóór de faillietverklaring de stukken van het geding tot het geven van een beslissing al waren overgelegd (artikel 30 lid 1 Faillissementswet (Fw)). De rechtbank wijst daarom dit vonnis. Dit is geen eindvonnis, waardoor artikel 29 Fw over de schorsende werking van het faillissement vanaf dit tussenvonnis weer toepasselijk wordt (artikel 30 lid 2 Fw).
2.2.
SME heeft Factor52 c.s. gedagvaard voor de Nederlandse rechter in Amsterdam. De vorderingen van SME zien op betaling van twee leningen, borgstellingen en schadevergoeding, vernietiging van de overdracht van een woning, een verklaring voor recht van onrechtmatig handelen en een incident tot afgifte van bepaalde bescheiden.
2.3.
De bevoegdheid van de Amsterdamse rechtbank baseert SME tegenover Factor52 c.s. op een forumkeuzebeding in de leningovereenkomsten met nummers [nummer 1] en - [nummer 2] , waarna Factor52 als ankergedaagde fungeert voor andere gedaagden vanwege de samenhang tussen de vorderingen als bedoeld in artikel 107 Rv. Het forumkeuzebeding staat in de algemene voorwaarden (bijlage 2 van 18 augustus 2023) bij de leningsovereenkomsten tussen SME en Factor52 en luidt als volgt:
11. TOEPASSELIJK RECHT EN GESCHILLENBESLECHTING
11.1 [
rechtskeuzebeding, Rb]
11.2
De Financier en de Klant verbinden zich ertoe alles in het werk te stellen om eventuele geschillen en meningsverschillen tussen Partijen met betrekking tot de totstandkoming, uitvoering, wijziging of verlenging van de Leningsovereenkomst door middel van onderhandelingen op te lossen. In het geval van onenigheid tussen Partijen is ter beoordeling van het geschil bij uitsluiting de rechtbank te Amsterdam bevoegd (...).’
2.4.
De borgstellingsovereenkomsten met [gedaagde 2] , [gedaagde 6] , [gedaagde 3] en [gedaagde 7] bevatten in artikel 5.6 van de aktes van borgstelling een vergelijkbare forumkeuze:
Geschillen met betrekking tot de uitvoering van de borgstellingsovereenkomst zullen worden opgelost door middel van onderhandelingen, en in het geval ze niet kunnen worden opgelost door middel van onderhandelingen, volgens de procedure die is vastgesteld door de wetten van Nederland, voor de bevoegde rechtbank te Amsterdam in Nederland.
2.5.
Factor52 c.s. betwist de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank, maar betwist niet de geldigheid van het forumkeuzebeding. Volgens Factor52 c.s. gaat het forumkeuzebeding in dit geval niet op, omdat er geen materieel geschil is over de uitleg of uitvoering van de leningsovereenkomst. Factor52 erkent namelijk dat zij geleende gelden moet terugbetalen, zodat de rechtsverhouding tussen SME en Factor52 als onbetwist vaststaat. Daarmee is dus geen sprake van ‘onenigheid’ dat onder het forumkeuzebeding valt. Volgens Factor52 c.s. leidt dit tot de relatieve onbevoegdheid van deze rechtbank en dient de zaak ten aanzien van alle gedaagden uit [vestigingsplaats 2] naar de rechtbank in Noord-Holland en voor alle gedaagden uit [vestigingsplaats 1] naar de rechtbank in Den Haag te worden verwezen.
2.6.
[gedaagde 8] is niet verschenen, maar artikel 140 lid 3 Rv regelt dat tegenover alle gedaagden een vonnis wordt gewezen dat als vonnis op tegenspraak geldt.
2.7.
De rechtbank stelt vast dat deze zaak een internationaal karakter heeft aangezien SME in een andere jurisdictie is gevestigd. Daarom dient, ook ambtshalve, de internationale rechtsmacht van de Nederlandse rechter te worden getoetst. SME is gevestigd in Litouwen en de andere partijen in Nederland, zodat het geschil zich binnen lidstaten van de Europese Unie afspeelt. Het geschil betreft een burgerlijke of handelszaak van na 10 januari 2015. Daarmee is ten aanzien van alle partijen zowel materieel, formeel als temporeel de Europese verordening Brussel I-bis [1] van toepassing (artikelen 1, 6 en 66 Brussel I-bis). Waar het gaat om forumkeuzebedingen, valt de bevoegdheidsvraag onder het universele toepassingsgebied van artikel 25 Brussel I-bis.
De contractuele grondslagen
2.8.
De grondslag voor de vorderingen van SME tegen Factor52 als leningnemer en tegen [gedaagde 2] , [gedaagde 6] , [gedaagde 3] en [gedaagde 7] als borgen, zijn hun overeenkomsten met daarin een forumkeuze voor de rechtbank Amsterdam. Partijen twisten niet over de geldigheid van de forumkeuzebedingen, maar uitsluitend over de reikwijdte. De redenering van Factor52 c.s. dat uit het woord ‘onenigheid’ moet worden afgeleid dat het beding uit de leningovereenkomsten niet opgaat als de vordering niet wordt betwist, vraagt om uitleg van deze overeenkomsten. Het enkele feit dat het tot een procedure is gekomen doordat Factor52 de door haar onbetwiste vordering niet buiten rechte heeft betaald, maakt dat sprake is van een geschil en dus ‘onenigheid’ waarvoor het forumkeuzebeding is bedoeld. Daarom heeft deze rechtbank internationale rechtsmacht en relatieve bevoegdheid voor de vorderingen van SME tegen Factor52.
2.9.
Ook voor de contractuele vorderingen tegen de borgen heeft de rechtbank Amsterdam rechtsmacht en relatieve bevoegdheid op grond van de forumkeuzebedingen in de borgovereenkomsten. Factor52 c.s. heeft nog geprotesteerd tegen het beroep op die laatste overeenkomsten op het laatste moment, namelijk bij conclusie van antwoord in het incident, maar daar gaat de rechtbank niet in mee. Factor52 c.s. ziet daarbij over het hoofd dat het bevoegdheidsincident een aparte procedure is waarin Factor52 c.s. als eisers optreden en zij zelf alle van belang zijnde stellingen in het geding had moeten brengen. Dat heeft zij ten aanzien van de borgstellingen niet gedaan en daarom krijgt zij daartoe niet alsnog de kans.
2.10.
Geoordeeld wordt dat deze rechtbank op basis van de forumkeuzebedingen bevoegd is om kennis te nemen van de contractuele vorderingen tegenover Factor52, [gedaagde 2] , [gedaagde 6] , [gedaagde 3] en [gedaagde 7] .
De buitencontractuele grondslagen
2.11.
Dan dient nog te worden beoordeeld of ook ten aanzien van de overige vorderingen op gedaagden internationale bevoegdheid van deze rechtbank bestaat. De grondslag voor de vorderingen tegen [gedaagde 6] en [gedaagde 8] is actio pauliana, op basis waarvan SME het samenstel van rechtshandelingen in de periode van beslaglegging bestaande uit de overdracht van [gedaagde 6] zijn aandeel in een woning aan [gedaagde 8] heeft vernietigd dan wel wenst te vernietigen. De grondslag van de vorderingen tegen [gedaagde 2] , Synov8 en Azuroc is een onrechtmatige daad door het benadelen van een crediteur waarvoor schadevergoeding wordt gevorderd. De forumkeuzes met [gedaagde 6] en [gedaagde 2] zijn niet zo breed geformuleerd dat zij mede betrekking hebben op de tegen hen gerichte buitencontractuele vorderingen.
2.12.
De toepasselijkheid van Brussel I-bis brengt met zich dat voor het antwoord op de vraag of de gedaagden van de contractuele vorderingen als ankergedaagden kunnen fungeren, niet getoetst moet worden aan artikel 107 Rv, zoals SME aanvoert, maar aan artikel 8 punt 1 Brussel I-bis. Op grond daarvan kan een verweerder die op het grondgebied van een lidstaat woonplaats heeft, indien er meer dan één verweerder is, worden opgeroepen voor het gerecht van de woonplaats van een van de verweerders, op voorwaarde dat tussen de vorderingen tegen de verschillende verweerders een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting. Zo wordt vermeden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.
2.13.
Artikel 8 punt 1 Brussel I-bis stelt als eerste voorwaarde dat de bevoegdheid met betrekking tot de ankergedaagde moet berusten op de
woonplaatsvan die gedaagde. Aan die voorwaarde is hier niet voldaan, doordat de bevoegdheid ten aanzien van de contractuele vorderingen berust op een forumkeuze. Niet in geschil is dat Factor52, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hun woon- of vestigingsplaats hebben in [vestigingsplaats 1] en daarmee als bedoeld in artikel 63 Brussel I-bis woonplaats hebben in [vestigingsplaats 1] , binnen het arrondissement Den Haag en niet in het arrondissement Amsterdam. [gedaagde 6] en [gedaagde 7] hebben woonplaats of vestigingsplaats in [vestigingsplaats 2] , dus evenmin in Amsterdam.
2.14.
Een andere uitleg van artikel 8 punt 1 Brussel I-bis dat ook de op grond van een forumkeuze gekozen rechter in een internationaal geschil als de bevoegde woonplaatsrechter kan gelden, vindt geen steun in de tekst van Brussel I-bis en ook niet in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Dit betekent dat deze rechtbank zich op basis van dat artikel ten aanzien van de gedaagden van de buitencontractuele vorderingen niet bevoegd kan verklaren.
2.15.
Alternatieve bevoegdheidsgrondslagen om de buitencontractuele vorderingen van SME als Litouwse partij tegen de Nederlandse gedaagden aan de rechtbank Amsterdam voor te leggen, zijn evenmin gebleken, terwijl de rechtbank wel de samenhang tussen alle vorderingen ziet. Om proceseconomische redenen zou verwijzing naar de rechtbanken Noord-Holland en Den Haag voor parallelle behandelingen onwenselijk zijn. Nu reeds is vastgesteld dat rechtbank Amsterdam internationale bevoegdheid heeft ten aanzien van de contractuele vorderingen in dit geding, rijst de vraag of [gedaagde 6] , [gedaagde 8] , [gedaagde 2] , Synov8 en Azuroc voor de buitencontractuele vorderingen nog steeds een verwijzing naar andere rechtbanken willen. De rechtbank houdt daarom iedere verdere beslissing aan om partijen de gelegenheid te geven zich over deze voorgenomen verwijzingsbeslissing bij akte uit te kunnen laten, zoals vermeld onder de beslissing.
2.16.
De curator wordt verzocht de rechtbank binnen vier weken mee te delen of hij de zaak wil overnemen (artikel 2.12 Landelijk Procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken). Indien hij dit niet wenst of niet tijdig reageert, blijft de vordering tegen Factor52 geschorst, maar zal de procedure tegen de overige gedaagden worden afgesplitst en voortgaan.

3.De beoordeling van het artikel 843a (oud) Rv-incident en de hoofdzaak

3.1.
Elke beslissing in het 843a (oud) Rv-incident en in de hoofdzaak zal worden aangehouden tot na het nemen van een conclusie van antwoord waartoe Factor52 c.s. in de gelegenheid zal worden gesteld op een nader te bepalen datum.

4.De beslissing

De rechtbank
in het bevoegdheidsincident
4.1.
verwijst de zaak naar de roldatum van
18 juni 2025voor het nemen van een akte door [gedaagde 2] , [gedaagde 3] , Synov8, Azuroc, [gedaagde 6] en [gedaagde 7] om zich uit te laten over de onder 2.15 beschreven voorgenomen verwijzingsbeslissing, in het bijzonder de vraag of partijen alsnog overeenstemming bereiken tot het doen van een forumkeuze voor deze rechtbank voor alle vorderingen, daarna zal SME op de rol van
2 juli 2025een antwoordakte mogen nemen,
4.2.
schorst de procedure tegen Factor52 en geeft de curator de gelegenheid om zich op de rol van
18 juni 2025uit te laten over het al of niet overnemen van de procedure tegen Factor52, in het geval hij die overneemt, heeft hij de gelegenheid om eveneens op die roldatum een akte te nemen als bedoeld in 4.1,
4.3.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in het artikel 843a (oud) Rv-incident en de hoofdzaak
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, rechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2025.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I-bis).