ECLI:NL:RBAMS:2025:3324

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
13-322694-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Slowakije

Op 21 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg in Zvolen, Slowakije. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van oplichting en vervalsing van documenten. Tijdens de zitting op 7 mei 2025 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door haar raadsvrouw, en werd de termijn voor uitspraak verlengd. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Slowakije beoordeeld aan de hand van een rapport van het Comité voor de Preventie van Foltering (CPT) van 10 april 2025, waarin zorgen werden geuit over de omstandigheden in de Slowaakse gevangenissen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er zorgen zijn, de garanties die door de Slowaakse autoriteiten zijn gegeven voldoen aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank oordeelde dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en heeft deze toegestaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-322694-23
Datum uitspraak: 21 mei 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 13 maart 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 november 2023 door de Rechtbank van eerste aanleg [geboorteplaats]
,Slowaakse Republiek (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] (Tsjecho-Slowakije),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
feitelijk verblijvende op het adres [adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 7 mei 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Slowaakse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen, met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Slowaakse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een voor tuitvoerlegging vatbaar vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg Zvolen van 20.05.2022, dossiernummer 2T/22/2022 in verband met de beschikking van de Rechtbank van tweede aanleg in Banská Bystrica, dossiernummer 5T0/113/2022 van 28.03.2023.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twaalf maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsvrouw en de officier van justitie
De raadsvrouw en de officier van justitie stellen zich op het standpunt dat de door de uitvaardigende justitiële autoriteiten afgegeven verzetsgarantie duidelijk en onvoorwaardelijk is. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW doet zich hier niet voor.
Oordeel van de rechtbank
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4] De rechtbank zal daarom de procedure in hoger beroep aan artikel 12 OLW toetsen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
In de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteiten staat in onderdeel d) van het EAB het volgende vermeldt:
“3.4. the person was not personally served with the decision, but
-
the person will be personally served with this decision without delay after the
surrender; and
-
when served with the decision, the person will be expressly informed of his other right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re- examined, and which may lead to the original decision being reversed; and
-
the person will be informed of the timeframe within which he or she has to
request a retrial or appeal, which will be 8 days.”
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.

4.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
oplichting,vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten.
Uit het EAB volgt dat echter dat op het eerste feit, oplichting, naar het recht van Slowakije geen vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld. Het feit wordt bedreigd met een strafmaximum van twee jaren.
Dat een feit geen lijstfeit oplevert, kan niet direct tot weigering van de overlevering leiden. In zo’n geval moet de rechtbank nagaan of dat feit strafbaar is naar Nederlands recht. [5]
Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd. Pas wanneer ook naar Nederlands recht de strafbaarheid van het feit ontbreekt, rijst de vraag of de rechtbank gebruik maakt van de haar in de OLW geboden facultatieve weigeringsgrond. [6]
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
oplichting.

5.Artikel 11 OLW; Slowaakse detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard op grond van het feit dat er een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de gevangenissen in Slowakije. Dit gevaar blijk uit het rapport van het comité inzake de voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing van de Raad van Europa (hierna: CPT) van 10 april 2025 en geldt in het bijzonder voor de detentiecentra Ružomberok en Žilina. Nu niet duidelijk is in welk detentiecentrum de opgeëiste persoon wordt geplaatst, dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht de behandeling van de zaak aan te houden om de Slowaakse uitvaardigende justitiële autoriteiten vragen te stellen over waar de opgeëiste persoon geplaatst wordt en de specifieke detentieomstandigheden in dat detentiecentrum.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de bevindingen die blijken uit CPT-rapport van 10 april 2025 weliswaar zorgelijk zijn, maar dat deze niet zijn verergerd ten opzichte van de situatie voor het rapport. Integendeel, uit het rapport blijkt dat de situatie in de Slowaakse detentiecentra is verbeterd ten opzichte van de bevindingen van het CPT zoals gepubliceerd in het rapport 2018 naar aanleiding van zijn periodieke bezoek aan Slowakije, dat plaatsvond van 19 maart 2018 tot en met 28 maart 2018. Primair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Subsidiair heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht de behandeling van de zaak aan te houden om haar in de gelegenheid te stellen het CPT-rapport van 10 april 2025 nader te bestuderen en vervolgens een standpunt te formuleren. Naar aanleiding van dat nadere standpunt van de officier van justitie kan de behandeling van de zaak dan eventueel worden aangehouden om de Slowaakse uitvaardigende justitiële autoriteiten nadere vragen te stellen over de detentieomstandigheden in Slowaakse detentiecentra in het algemeen en/of in een aantal specifieke detentiecentra.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van het CPT-rapport van 10 april 2025 [7] en de reactie van de Slowaakse uitvaardigende justitiële autoriteit,
the Government Response, op dat rapport [8] .
De rechtbank stelt op basis van het CPT-rapport vast dat er zorgen zijn rondom de detentieomstandigheden in de detentiecentra
Ružomberok Prisonen
Žilina Prison.
In
Ružomberok Prisonzijn er met name zorgen over de
living space. Ten tijde van de bezoeken was dit detentiecentrum volledig bezet en was de individuele ruimte per gevangene minder dan vier vierkante meter. Dit is in het bijzonder een zorg voor de die gevangenen in het maximale beveiligingsniveau die niet werken. Die groep kan tot drieëntwintig uur per dag in de cel verblijven.
In
Žilina Prisonwas de individuele ruimte per gevangene ten tijde van de bezoeken voldoende, maar dit zou zorgelijk kunnen worden als de gevangenis volledig bezet zou zijn. In het kader van compenserende factoren is in het rapport opgemerkt dat het regime voor
sentenced prisonersgoed was. Het standaard regime voor een deel van de
remand prisonersis zorgelijk bevonden, omdat deze groep tot drieëntwintig uur per dag in de cel kon verblijven.
Het CPT heeft ten aanzien van beide detentiecentra aanbevelingen gedaan.
Uit
the Government Responseblijkt dat er naar aanleiding van de CPT-bezoeken en vooruitlopend op de publicatie van het CPT-rapport al sinds 2024 is geanticipeerd op de aanbevelingen van het CPT.
Verder blijkt uit
the Government Responseten aanzien van
Ružomberok Prisondat het in totaal een groep van dertig tot veertig personen betreft die minder dan vier vierkante meter individuele ruimte hebben en tot drieëntwintig uur per dag in hun cel kunnen verblijven. Het betreft gedetineerden die niet werken, meestal als gevolg van medische redenen. Er wordt gekeken of er meer werkgelegenheid en educatiemogelijkheden voor gedetineerden kunnen worden gecreëerd. Daarnaast wordt er een groep medewerkers getraind om de gedetineerden meer groepsactiviteiten te laten verrichten en worden er daarvoor twee ruimtes gecreëerd.
Žilina Prisonondergaat sinds maart 2024 een verbouwing en daarnaast een uitbreiding voor veroordeelde gedetineerden. Naast de uitbreiding tot vier vierkante meter individuele ruimte per gedetineerde worden er meer ruimtes gecreëerd voor werk, onderwijs en vrije tijd voor zowel voorlopig gehechte als veroordeelde gedetineerden.
Concluderend ziet de rechtbank op grond van het CPT-rapport zorgen ten aanzien van de detentieomstandigheden voor niet-werkende gevangen op het maximale beveiligingsniveau in de
Ružomberok Prisonen voor voorlopig gehechten in de
Žilina Prisonin het geval daar (anders dan tijdens de bezoeken) bij volledige bezetting niet voldoende individuele ruimte per gedetineerde beschikbaar is. De maatregelen en de toelichting genoemd in
the Government Responsebieden voldoende waarborgen om deze zorgen weg te nemen. De rechtbank ziet daarom op dit moment geen aanleiding om een algemeen gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de gevangenissen in Slowakije in het algemeen en in de
Ružomberok Prisonof de
Žilina Prisonin het bijzonder aan te nemen.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank evenmin aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden om de Slowaakse uitvaardigende justitiële autoriteit vragen te stellen over de detentieomstandigheden in de Slowaakse detentiecentra. De rechtbank wijst het daartoe strekkende verzoek van de raadsvrouw dan ook af.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van eerste aanleg Zvolen voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. C. Klomp en D. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Kloos, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 21 mei 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.HvJ EU 3 maart 2020, C-717/18, ECLI:EU:C:2020:142 (
6.Zie artikel 7 OLW.
7.Het rapport van 10 april 2025 van het comité inzake de voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT) van de Raad van Europa Report to the Slovak Government on the visit to the Slovak Republic carried out by the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) from 28 November to 9 December 2023
8.Response of the Slovak Government to the report of the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) on its visit to the Slovak Republic from 28 November to 9 December 2023 van, 10 april 2025.