ECLI:NL:RBAMS:2025:3325

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
13-064702-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met aandacht voor detentieomstandigheden in Slowakije

Op 21 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg Zvolen in Slowakije. De opgeëiste persoon, geboren in 1989 in Tsjecho-Slowakije, werd beschuldigd van bedreiging en mishandeling van zijn echtgenoot. Tijdens de zitting op 7 mei 2025 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, maar met schorsing tot aan de uitspraak.

De raadsvrouw voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon niet in staat was zijn verdedigingsrechten uit te oefenen. De officier van justitie betoogde echter dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure en dat hij afstand had gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. De rechtbank oordeelde dat de overlevering niet in strijd was met de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon, omdat hij op de hoogte was van de procedure en het vonnis.

Daarnaast werd er aandacht besteed aan de detentieomstandigheden in Slowakije, met verwijzing naar een rapport van het CPT. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er zorgen waren over de detentieomstandigheden, de maatregelen die waren genomen voldoende waarborgen boden om een onmenselijke behandeling te voorkomen. Uiteindelijk besloot de rechtbank de overlevering toe te staan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet was voldaan en er geen weigeringsgronden waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-064702-23
Datum uitspraak: 21 mei 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 14 maart 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 februari 2023 door de Rechtbank van eerste aanleg Zvolen, Slowaakse Republiek (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] (Tsjecho-Slowakije),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
feitelijk verblijvende op het adres [adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 7 mei 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Slowaakse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen, met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Slowaakse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een bevel tot overlevering met het oog op de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg Zvolen met het dossiernummer 3T/37/2021 van 17 januari 2023.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zestien maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemd vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd omdat niet is komen vast te staan dat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen. Er blijkt van geen enkel moment waarop de opgeëiste persoon op de hoogte was van de zitting en/of het vonnis en er is geen verzetgarantie afgegeven.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Uit het EAB en de op 6 mei 2025 door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon weliswaar niet aanwezig is geweest bij de behandeling van zijn zaak, maar op 8 juni 2021 heeft de opgeëiste persoon via zijn raadsman verzet aangetekend tegen het strafbevel van 15 maart 2021. De opgeëiste persoon heeft een verzoek ingediend om de zaak te behandelen en daarin te beslissen zonder zijn aanwezigheid. De opgeëiste persoon wist dus van de procedure. Dat hij op de hoogte was van het vonnis blijkt uit het feit dat hij om uitstel van executie van de hem opgelegde gevangenisstraf heeft verzocht.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de stukken volgt dat de oproep voor de zitting die tot de beslissing heeft geleid is gezonden aan het door de opgeëiste persoon opgegeven adres. Dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure blijkt uit het feit dat hij op 8 juni 2021 via zijn raadsman verzet heeft aangetekend tegen het strafbevel van 15 maart 2021. De opgeëiste persoon heeft een verzoek ingediend om de zaak te behandelen en daarin te beslissen zonder zijn aanwezigheid. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat de opgeëiste persoon afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. Daarnaast heeft hij om uitstel van executie van de hem opgelegde straf verzocht. Daaruit blijkt dat de opgeëiste persoon tevens op de hoogte was van het vonnis. De rechtbank stelt dan ook vast dat de opgeëiste persoon van de procedure tegen hem op de hoogte was, zodat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert.

4.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en mishandeling, terwijl het misdrijf wordt begaan tegen zijn echtgenoot

5.Artikel 11 OLW; Slowaakse detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard op grond van het feit dat er een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de gevangenissen in Slowakije. Dit gevaar blijk uit het rapport van het comité inzake de voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing van de Raad van Europa (hierna: CPT) van 10 april 2025 en geldt in het bijzonder voor de detentiecentra Ružomberok en Žilina. Nu niet duidelijk is in welk detentiecentrum de opgeëiste persoon wordt geplaatst, dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht de behandeling van de zaak aan te houden om de Slowaakse uitvaardigende justitiële autoriteiten vragen te stellen over waar de opgeëiste persoon geplaatst wordt en de specifieke detentieomstandigheden in dat detentiecentrum.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de bevindingen die blijken uit het CPT-rapport van 10 april 2025 weliswaar zorgelijk zijn, maar dat deze niet zijn verergerd ten opzichte van de situatie voor het rapport. Integendeel, uit het rapport blijkt dat de situatie in de Slowaakse detentiecentra is verbeterd ten opzichte van de bevindingen van het CPT zoals gepubliceerd in het rapport 2018 naar aanleiding van zijn periodieke bezoek aan Slowakije, dat plaatsvond van 19 maart 2018 tot en met 28 maart 2018. Primair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Subsidiair heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht de behandeling van de zaak aan te houden om haar in de gelegenheid te stellen het CPT-rapport van 10 april 2025 nader te bestuderen en vervolgens een standpunt te formuleren. Naar aanleiding van dat nadere standpunt van de officier van justitie kan de behandeling van de zaak dan eventueel worden aangehouden om de Slowaakse uitvaardigende justitiële autoriteiten nadere vragen te stellen over de detentieomstandigheden in Slowaakse detentiecentra in het algemeen en/of in een aantal specifieke detentiecentra.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van het CPT-rapport van 10 april 2025 [4] en de reactie van de Slowaakse uitvaardigende justitiële autoriteit,
the Government Response, op dat rapport [5] .
De rechtbank stelt op basis van het CPT-rapport vast dat er zorgen zijn rondom de detentieomstandigheden in de detentiecentra
Ružomberok Prisonen
Žilina Prison.
In
Ružomberok Prisonzijn er met name zorgen over de
living space. Ten tijde van de bezoeken was dit detentiecentrum volledig bezet en was de individuele ruimte per gevangene minder dan vier vierkante meter. Dit is in het bijzonder een zorg voor die gevangenen in het maximale beveiligingsniveau die niet werken. Die groep kan tot drieëntwintig uur per dag in de cel verblijven.
In
Žilina Prisonwas de individuele ruimte per gevangene ten tijde van de bezoeken voldoende, maar dit zou zorgelijk kunnen worden als de gevangenis volledig bezet zou zijn. In het kader van compenserende factoren is in het rapport opgemerkt dat het regime voor
sentenced prisonersgoed was. Het standaard regime voor een deel van de
remand prisonersis zorgelijk bevonden, omdat deze groep tot drieëntwintig uur per dag in de cel kon verblijven.
Het CPT heeft ten aanzien van beide detentiecentra aanbevelingen gedaan.
Uit
the Government Responseblijkt dat er naar aanleiding van de CPT-bezoeken en vooruitlopend op de publicatie van het CPT-rapport al sinds 2024 is geanticipeerd op de aanbevelingen van het CPT.
Verder blijkt uit
the Government Responseten aanzien van
Ružomberok Prisondat het in totaal een groep van dertig tot veertig personen betreft die minder dan vier vierkante meter individuele ruimte hebben en tot drieëntwintig uur per dag in hun cel kunnen verblijven. Het betreft gedetineerden die niet werken, meestal als gevolg van medische redenen. Er wordt gekeken of er meer werkgelegenheid en educatiemogelijkheden voor gedetineerden kunnen worden gecreëerd. Daarnaast wordt er een groep medewerkers getraind om de gedetineerden meer groepsactiviteiten te laten verrichten en worden er daarvoor twee ruimtes gecreëerd.
Žilina Prisonondergaat sinds maart 2024 een verbouwing en daarnaast een uitbreiding voor veroordeelde gedetineerden. Naast de uitbreiding tot vier vierkante meter individuele ruimte per gedetineerde worden er meer ruimtes gecreëerd voor werk, onderwijs en vrije tijd voor zowel voorlopig gehechte als veroordeelde gedetineerden.
Concluderend ziet de rechtbank op grond van het CPT-rapport zorgen ten aanzien van de detentieomstandigheden voor niet-werkende gevangen in het maximale beveiligingsniveau in de
Ružomberok Prisonen voor voorlopig gehechten in de
Žilina Prisonin het geval daar (anders dan tijdens de bezoeken) bij volledige bezetting niet voldoende individuele ruimte per gedetineerde beschikbaar is De maatregelen en de toelichting genoemd in
the Government Responsebieden voldoende waarborgen om deze zorgen weg te nemen. De rechtbank ziet daarom op dit moment geen aanleiding om een algemeen gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de gevangenissen in Slowakije in het algemeen en in de
Ružomberok Prisonof de
Žilina Prisonin het bijzonder aan te nemen.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank evenmin aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden om de Slowaakse uitvaardigende justitiële autoriteit vragen te stellen over de detentieomstandigheden in de Slowaakse detentiecentra. De rechtbank wijst het daartoe strekkende verzoek van de raadsvrouw dan ook af.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 285, 300 en 304 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van eerste aanleg Zvolen, Slowaakse Republiek, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. C. Klomp en D. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Kloos, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 21 mei 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Het rapport van 10 april 2025 van het comité inzake de voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT) van de Raad van Europa Report to the Slovak Government on the visit to the Slovak Republic carried out by the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) from 28 November to 9 December 2023
5.Response of the Slovak Government to the report of the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) on its visit to the Slovak Republic from 28 November to 9 December 2023 van, 10 april 2025.