ECLI:NL:RBAMS:2025:3358

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
13/063419-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de overlevering op grond van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 mei 2025 uitspraak gedaan over een vordering tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Circuit Court in Katowice, Polen. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1989, was op dat moment gedetineerd in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen, te weten op 29 april, 15 mei en 20 mei 2025, besproken. Tijdens deze zittingen waren de officieren van justitie en de raadslieden van de opgeëiste persoon aanwezig. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd om ontbrekende informatie te verkrijgen die nodig was voor de toetsing aan artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was op de processen die ten grondslag lagen aan de beslissingen in Polen, en dat er geen informatie was verstrekt die zou kunnen aantonen dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zou betekenen. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren op grond van artikel 12 OLW. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-063419-25
Datum uitspraak: 28 mei 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 6 maart 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 augustus 2024 door
the Circuit Court in Katowice(Polen, hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1989,
uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 29 april 2025
Het EAB is behandeld op de zitting van 29 april 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadslieden, mrs. A.M. Timorason en D. Bektesevic, advocaten in Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst tot de zitting van 15 mei 2025 om de nog ontbrekende informatie die nodig is voor de toetsing aan artikel 12 OLW, die wel al was opgevraagd, aan het dossier toe te laten voegen én om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit na te vragen of de in het EAB genoemde boete is betaald door de opgeëiste persoon en of die betaling gevolgen heeft voor het gedeelte van het EAB dat strekt tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis van de geldboete.
Zitting van 15 mei 2025
Op de zitting van 15 mei 2025 waren aanwezig mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie, de opgeëiste persoon, en zijn raadslieden.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst tot de zitting van 20 mei 2025, omdat er – door uitloop van de zitting – geen tolk Pools beschikbaar was om de opgeëiste persoon bij te staan.
Zitting van 20 mei 2025
De behandeling van het EAB is, met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling, hervat op de zitting van 20 mei 2025, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadslieden en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt:
  • een verzamelvonnis van 10 augustus 2022 van
  • een arrest van 14 april 2023 van
Ook vermeldt het EAB de aan het verzamelvonnis en -arrest ten grondslag liggende rechterlijke beslissingen [3] :
een vonnis van
the District Court in Sosnowiecvan 13 april 2016 (referentie: IX K 18/15);
een vonnis van
the District Court for Wrocław-Fabrycznavan 21 maart 2017 (referentie: II K 1204/15);
een vonnis van
the Katowice-Zachód District Court in Katowicevan 15 maart 2018 (referentie: VIII K 26/18);
een vonnis van
the District Court in Sosnowiecvan 13 april 2028 (referentie: III K 977/17);
een vonnis van
the District Court in Jaworznovan 19 april 2018 (referentie: II K 71/17);
een vonnis van
the District Court for Kraków-Nowa Huta in Krakowvan 28 juni 2018 (referentie: II K 1750/17/N);
een vonnis van
the District Court in Sosnowiecvan 25 februari 2020 (referentie: IX K 1138/15);
een vonnis van
the District Court in Sosnowiecvan 8 juli 2009 (referentie: IX K 326/09);
een vonnis van
the District Court in Będzinvan 1 juni 2017 (referentie: VII K 650/16);
een vonnis van
the District Court in Sosnowiecvan 26 maart 2018 (referentie: IX K 922/16);
een vonnis van
the Circuit Court in Katowicevan 12 september 2019 (referentie: V K 3/18);
een vonnis van
the District Court in Opolevan 11 februari 2021 (referentie: 777/17).
Daarnaast vermeldt het EAB een beslissing die ziet op de omzetting van een bij het verzamelvonnis opgelegde geldboete:
- een beslissing van
the Circuit Court in Katowicevan 4 april 2024 (referentie: V K 13/22).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van:
  • de bij het verzamelvonnis/-arrest opgelegde vrijheidsstraf voor de duur van twaalf jaar, waarvan volgens het EAB nog elf jaar, negen maanden en 25 dagen resteren.
  • de bij de omzettingsbeslissing opgelegde vrijheidsstraf voor de duur van 250 dagen.
De hiervoor genoemde rechterlijke beslissingen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [4]
Nadere overweging ten aanzien van de omzetting van de geldboete
De raadslieden hebben op de zitting van 29 april 2025 aangevoerd dat de opgeëiste persoon de geldboete, die is omgezet in de vrijheidsstraf van 250 dagen, op 25 april 2025 alsnog heeft betaald. De raadslieden hebben dit onderbouwd met een stuk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de officier van justitie vervolgens verzocht bij de uitvaardigende justitiële autoriteit na te vragen of de geldboete daadwerkelijk is betaald door de opgeëiste persoon en, zo ja, of die betaling gevolgen heeft voor het gedeelte van het EAB dat strekt tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf van 250 dagen. Bij e-mail van 1 mei 2025 heeft de parketsecretaris deze vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft die vragen nog niet beantwoord. Bij deze stand van zaken gaat de rechtbank er vanuit dat het EAB nog steeds mede strekt tot de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf van 250 dagen.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

4.1
Inleiding
De facultatieve weigeringsgrond van artikel 12 OLW ziet op de toetsing van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon in de procedure of procedures die ten grondslag ligt/liggen aan een EAB. In dit artikel is bepaald dat overlevering kan worden geweigerd wanneer de opgeëiste persoon niet is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid, tenzij zich één van de in dat artikel onder a tot en met d genoemde omstandigheden voordoet.
In deze zaak is sprake van meerdere rechterlijke beslissingen die ten grondslag liggen aan de twee vrijheidsstraffen waarop het EAB ziet. De rechtbank zal moeten beoordelen welke rechterlijke beslissingen onder de reikwijdte van artikel 12 OLW vallen.
Verzamelvonnis en -arrest
Wat betreft de verzamelstraf geldt dat als sprake is van wijziging van de duur van eerder onherroepelijk opgelegde straffen en de bevoegde autoriteit daarbij over een beoordelingsmarge heeft beschikt, de rechterlijke beslissing waarbij de verzamelstraf is opgelegd, moet worden getoetst aan artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ en aan artikel 12 van de OLW. Dit volgt uit een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ van de EU) van 10 augustus 2017. [5] Uit dit arrest volgt ook dat de bevoegde autoriteit bij Poolse verzamelvonnissen een beoordelingsmarge heeft met betrekking tot de duur van de verzamelstraf en dat Poolse verzamelvonnissen, die de duur van de opgelegde straffen wijzigen, dus altijd aan artikel 12 OLW moeten worden getoetst. De rechtbank zal dat in deze zaak dus ook moeten doen.
Verder is in het EAB vermeld dat de verzamelstraf is opgelegd in een procedure, waarbij ook sprake is geweest van een beslissing in hoger beroep. In dat verband is van belang dat als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, de laatste van die beslissingen relevant is voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [6] De parketsecretaris heeft bij e-mail van 25 maart 2025 (en rappelmail van 1 mei 2025) aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gevraagd of in hoger beroep tegen het verzamelvonnis een herbeoordeling van schuld en/of straf mogelijk was. Die vraag is nog niet beantwoord.
Aan het verzamelvonnis en -arrest ten grondslag liggende rechterlijke beslissingen
Uit het hiervoor genoemde arrest van het HvJ van de EU van 10 augustus 2017 volgt dat ook de aan een verzamelvonnis ten grondslag liggende rechterlijke beslissingen, waarin onherroepelijk uitspraak is gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon en hem op grond daarvan vrijheidsstraffen zijn opgelegd, moeten worden getoetst aan artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ en aan artikel 12 van de OLW.
De rechtbank moet dus ook de twaalf aan het verzamelvonnis (en -arrest) ten grondslag liggende rechterlijke beslissingen toetsen aan artikel 12 OLW. Indien daarbij sprake is geweest van procedures in meerdere instanties, dan is het hiervoor weergegeven toetsingskader voor die situatie ook van belang.
Omzetting van de geldboete
Tot slot is ook nog sprake van omzetting van een geldboete in een vrijheidsstraf van 250 dagen. Voor de vaststelling of deze beslissing onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt, is van belang of de rechterlijke autoriteit die deze beslissing heeft genomen bij de omzetting over een zekere beoordelingsbevoegdheid beschikte. [7] De parketsecretaris heeft bij e-mail van 25 maart 2025 aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gevraagd of bij de omzetting van de boete in een gevangenisstraf een herbeoordeling van schuld en/of straf mogelijk was. Die vraag is nog niet beantwoord.
4.2
Standpunt van de raadslieden
De raadslieden hebben betoogd dat op grond van de nu beschikbare informatie de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zou moeten worden toegepast ten aanzien van vijf aan het verzamelvonnis ten grondslag liggende rechterlijke beslissingen.
Ten aanzien van het verzamelvonnis en -arrest, de overige aan het verzamelvonnis ten grondslag liggende rechterlijke beslissingen en de omzettingsbeslissing hebben de raadslieden zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zich niet voordoet.
Gelet op het voorgaande hebben de raadslieden geconcludeerd tot gedeeltelijke weigering van de overlevering op grond van artikel 12 OLW dan wel aanhouding van de zaak om nadere informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit te verkrijgen over de straf die resteert na gedeeltelijke weigering, zulks in het kader van het beroep van de verdediging op artikel 6a OLW.
4.3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de zaak aan te houden om nadere informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit te verkrijgen over het verzamelarrest en vijf aan het verzamelvonnis ten grondslag liggende rechterlijke beslissingen.
Ten aanzien van de overige aan het verzamelvonnis ten grondslag liggen rechterlijke beslissingen en de omzettingsbeslissing heeft de officier van justitie geconstateerd dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.
4.4
Oordeel van de rechtbank
Geen aanhouding van de zaak
Het Openbaar Ministerie heeft meerdere malen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om nadere informatie gevraagd met het oog op de toetsing aan artikel 12 OLW. De rechtbank constateert dat desondanks ten aanzien van het verzamelarrest, vijf aan het verzamelvonnis ten grondslag liggende rechterlijke beslissingen en de omzettingsbeslissing nog geen dan wel onvoldoende informatie is verstrekt. De rechtbank heeft de beslistermijn in deze zaak al verlengd met 30 dagen, waardoor die termijn nu verloopt op 1 juni 2025. Verdere verlenging van de beslistermijn om de voor de toetsing aan artikel 12 OLW benodigde informatie af te wachten, is – behoudens uitzonderlijke omstandigheden die zich hier niet voordoen – niet mogelijk. Daarom zal de rechtbank de zaak niet nogmaals aanhouden, zoals verzocht door de officier van justitie.
Ten aanzien van het verzamelvonnis en -arrest
Gelet op de hiervoor weergegeven toetsingskaders moet het in hoger beroep gewezen verzamelarrest mogelijk aan artikel 12 OLW worden getoetst. Om dit te kunnen beoordelen is nadere informatie aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gevraagd, maar die informatie is niet verstrekt. De rechtbank stelt op basis van het EAB ten aanzien van het verzamelarrest wel vast dat daarbij een aanpassing is gedaan ten opzichte van het verzamelvonnis wat betreft de opgelegde
cumulative penalty of a fine. In het licht van het voorgaande gaat de rechtbank er (zekerheidshalve) dan ook vanuit dat het verzamelarrest aan artikel 12 OLW moet worden getoetst.
Niet gebleken is dat de opgeëiste persoon aanwezig is geweest op het proces dat tot het verzamelarrest heeft geleid. Evenmin is gebleken dat zich één van de in artikel 12 onder a tot en met d van de OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering ten aanzien van het verzamelarrest op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Niet gebleken is dat toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zou betekenen. Er is immers geen informatie verstrekt waaruit dat kan worden opgemaakt. Verder heeft de opgeëiste persoon geen afstand gedaan van zijn verdedigingsrechten ten aanzien van het verzamelarrest.
Nu de rechtbank de weigeringsgrond van artikel 12 OLW toepast ten aanzien van het verzamelarrest, komt de rechtbank niet meer toe aan toetsing van de onderliggende rechterlijke beslissingen aan deze weigeringsgrond.
Ten aanzien van de omzettingsbeslissing
Ook voor de omzettingsbeslissing geldt dat die beslissing mogelijk aan artikel 12 OLW moet worden getoetst, dat aan de uitvaardigende justitiële autoriteit informatie is opgevraagd om dit te kunnen beoordelen, maar dat die informatie niet is verstrekt. De rechtbank zal daarom ook de omzettingsbeslissing (zekerheidshalve) toetsen aan artikel 12 OLW.
Niet gebleken is dat de opgeëiste persoon aanwezig is geweest op het proces dat tot de omzettingsbeslissing heeft geleid. Evenmin is gebleken dat zich één van de in artikel 12 onder a tot en met d van de OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering ten aanzien van de omzettingsbeslissing op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Niet gebleken is dat toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zou betekenen. Er is immers geen informatie verstrekt waaruit dat kan worden opgemaakt. Verder heeft de opgeëiste persoon geen afstand gedaan van zijn verdedigingsrechten ten aanzien van de omzettingsbeslissing.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Katowice(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[de opgeëiste persoon] .
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. L.F. Bögemann en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. R.R. Eijsten en F.K. Verbruggen, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 28 mei 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Nummering toegevoegd door de rechtbank.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.C-271/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:629 (
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 22 december 2017, ECLI:EU:C:2017:1026 (Ardic), punt 77.