ECLI:NL:RBAMS:2025:3360

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11543527
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van werknemer na strafrechtelijke veroordeling en meldplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en de Stichting HVO-Querido. [verzoeker] was werkzaam als begeleider en is per 18 december 2024 op staande voet ontslagen na een strafrechtelijke veroordeling voor ontucht met een cliënt. De werkgever, HVO-Querido, stelde dat er een dringende reden voor het ontslag was, omdat [verzoeker] geen melding had gemaakt van zijn strafrechtelijke veroordeling en de gevolgen daarvan voor zijn functie. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat [verzoeker] niet had gehandeld als een goed werknemer door zijn werkgever niet te informeren over de strafzaak en de veroordeling. De kantonrechter overwoog dat de ernst van de feiten in het strafvonnis, de functie van [verzoeker] en de vertrouwensrelatie met cliënten een onwerkbare situatie creëerden. Het verzoek van [verzoeker] om het ontslag ongedaan te maken en om vergoedingen te ontvangen werd afgewezen, met uitzondering van de toewijzing van een positief getuigschrift. De proceskosten werden aan [verzoeker] opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer / rekestnummer: 11543527 \ EA VERZ 25-168
Beschikking van 20 mei 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. L. Oass,
tegen
de Stichting HVO-QUERIDO,
gevestigd te Amsterdam,
verwerende partij,
hierna te noemen: HVO-Querido,
gemachtigde: mr. L. Klumperink.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van [verzoeker] (binnengekomen op 14 februari 2025), met producties;
- het verweerschrift, met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 april 2025. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Namens HVO-Querido is de heer [naam 1] ( [naam functie] ) verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben aan de hand van spreekaantekeningen hun standpunt toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1979, is per 1 januari 2022, voor onbepaalde tijd, in dienst getreden bij HVO-Querido.
2.2.
[verzoeker] vervulde laatstelijk de functie ‘Begeleider B.’, waarbij hij verantwoordelijk was voor het (dagelijks) begeleiden en ondersteunen van (groepen) kwetsbare cliënten met psychiatrische of psychosociale problematiek of verslaving. Het loon bedroeg laatstelijk € 3.427,33 bruto per maand exclusief 8% vakantiegeld en overige emolumenten.
2.3.
Medio 2023 heeft er op verzoek van HVO-Querido een gesprek met [verzoeker] plaatsgevonden, nadat er een anonieme melding was gedaan over [verzoeker] met daarin een aantal beschuldigingen. Bij dit gesprek waren [verzoeker] , mevrouw [naam 2] (de leidinggevende van [verzoeker] ) en nog een medewerker van HVO-Querido aanwezig. Van dit gesprek is geen verslag gemaakt.
2.4.
Begin 2024 is [verzoeker] als verdachte aangemerkt in een strafrechtelijke zaak.
2.5.
Op 2 augustus 2024 heeft [verzoeker] zich ziekgemeld, nadat er een zware mishandeling heeft plaatsgevonden in de privésfeer.
2.6.
Op 26 september 2024 heeft [verzoeker] een dagvaarding ontvangen met daarbij de oproeping om op [datum] 2024 te verschijnen bij de rechter voor de inhoudelijke behandeling van de strafzaak.
2.7.
In oktober 2024 heeft de reclassering, nadat [verzoeker] hier toestemming voor heeft gegeven, geprobeerd contact op te nemen met mevrouw [naam 2] met betrekking tot een uit te brengen reclasseringsadvies. Er is toen uiteindelijk geen contact geweest tussen de reclassering en mevrouw [naam 2] .
2.8.
Op 14 november 2024 is [verzoeker] strafrechtelijk veroordeeld door de rechtbank Noord-Holland. Onder punt 4, het bewezenverklaarde staat het volgende:

werkzaam in de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zorg heeft toevertrouwd.
Het bewezenverklaarde ziet op de tijdspanne dat [verzoeker] werkte bij zijn vorige werkgever.
Bij de beslissing over de sanctie overweegt de rechtbank onder punt 6.3 het volgende, voor zover relevant:

(…) Alleen al het feit dat de verdachte een professionele en daartoe opgeleide begeleider was van [slachtoffer], had hem moeten weerhouden van elke seksuele handeling met hem. Een afhankelijkheid wordt in deze relatie verondersteld en juist vanwege die afhankelijkheid beoogt de onderhavige strafbaarstelling bescherming te bieden. De verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelingen en legt de oorzaak buiten zichzelf. Hiermee miskent de verdachte zijn eigen verantwoordelijkheid en de verwerpelijkheid van zijn handelen.
Onder de beslissing onder punt 11, veroordeelt de rechtbank [verzoeker] tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. Ook wordt een beroepsverbod opgelegd:

veroordeelt de verdachte daarnaast tot een bijkomende straf, te weten ontzetting uit het recht tot directe en indirecte uitoefening van begeleider in de (geestelijke) gehandicaptenzorg voor de duur van 36 maanden.
[verzoeker] heeft diezelfde dag hoger beroep ingesteld. Er is nog niet beslist over het hoger beroep.
2.9.
Op 30 november 2024 heeft HVO-Querido een anonieme melding ontvangen, waarbij zij geïnformeerd werd over het feit dat een medewerker van haar strafrechtelijk zou zijn veroordeeld. Daarbij is geen naam genoemd; alleen de initialen van degene die het zou betreffen: [verzoeker] Deze initialen zijn ook gebezigd in het krantenbericht van [datum] 2024 van het [naam krant] .
2.10.
Op 3 december 2024 heeft HVO-Querido de rechtbank Noord-Holland verzocht om de naam van de veroordeelde vrij te geven.
2.11.
Op 7 december 2024 heeft de gemachtigde namens HVO-Querido [verzoeker] schriftelijk uitgenodigd voor een gesprek. In de uitnodiging staat, voor zover relevant, het volgende:

Zeer recentelijk heeft HVO-Querido kennis genomen van het vonnis d.d. 14 november 2024 waarin een zorgmedewerker strafrechtelijk is veroordeeld voor het plegen van ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde cliënt. HVO-Querido heeft aanleiding om aan te nemen dat u de persoon bent die hiervoor is veroordeeld. HVO-Querido wil u hier graag over horen.
HVO-Querido is vanzelfsprekend erg geschrokken van het vonnis, mede in relatie tot de werkzaamheden waarvoor u bent aangesteld. Medio 2023 is er naar aanleiding van een anonieme melding met u gesproken over die melding die overeen komt met de inhoud van het vonnis. Gelet op uw verklaringen zijn daar toen geen vervolgacties gevolgd, waarbij u wel duidelijk is gemaakt dat HVO-Querido de beschuldigingen – welke u in een geheel ander perspectief plaatste – zeer ernstig vond. In dit licht acht HVO-Querido het bijzonder kwalijk dat u in de afgelopen tijd geen melding heeft gedaan van de lopende procedure en de inhoud van het vonnis.
HVO-Querido wil u in de gelegenheid stellen uitleg te verschaffen over bovenstaande en nodigt u daarom uit hierover te worden gehoord. Hierbij wordt in ieder geval ingegaan op de inhoud van het vonnis en de reden waarom u HVO-Querido niet heeft geïnformeerd over het strafrechtelijk onderzoek en de veroordeling, waaronder een beroepsverbod. Voorgaande mede gelet op de werkzaamheden die u verricht voor HVO-Querido. HVO-Querido wenst te benadrukken dat zij afhankelijk van de uitkomst van het gesprek mogelijk zal overgaan tot het nemen van arbeidsrechtelijke stappen waarbij een ontslag op staande voet niet is uitgesloten. (…)
2.12.
Op 12 december 2024 heeft HVO-Querido de bevestiging van de rechtbank Noord-Holland gekregen dat de naam van de veroordeelde in het strafrechtelijk vonnis [verzoeker] is.
2.13.
Op 12 december 2024 heeft [verzoeker] , in afwachting van toewijzing van een gemachtigde vanuit zijn rechtsbijstandsverzekeraar, schriftelijk gereageerd op het schrijven van de gemachtigde van HVO-Querido van 7 december 2024. Hierin staat, voor zover relevant, het volgende:

Ik wil u kenbaar maken dat ik vorig jaar een gesprek heb gevoerd met HR en mijn leidinggevende [naam 2] , betreft een anonieme melding welke naar HVO-Querido was verzonden.
In de anonieme brief stonden vele ernstige feiten betreft, huiselijk geweld, seksuele handelingen met kinderen, vernielingen etc. Ik heb u toen gevraagd voor inzage in het document echter gaf u daar geen toestemming voor.
(…)
Ik wil u aangeven dat het gesprek vorig jaar een open en eerlijk gesprek was alwaar beide partijen tevreden waren en er is besloten geen actie hierin te nemen. (…)
2.14.
Op 16 december 2024 heeft [verzoeker] zijn verklaring aangevuld, deze luidt als volgt:

Vorig jaar heb ik in alle openheid gesproken met HR en [naam 2] mijn leidinggevende. Hier heb ik in alle openheid verklaart dat er meerdere zaken lopen en dat ik hiervoor in afwachting ben. Ik heb aangegeven dat het erg veel met mij doet en dat ik mij steeds moet verantwoorden over zaken die ik niet gedaan he. Een aantal maanden later heb ik wederom een gesprek gevoerd met mijn leidinggevende [naam 2] , zij begreep mijn standpunt en gaf mij enkele tips. In de zomer van 2024 hoorde ik dat ik bij reclassering moest komen. Ik ben hier twee maal geweest. Dit waren hele heldere en open gesprekken. Ik was behoorlijk geschrokken van alle aantijgingen. Ik herkende mij daar totaal niet in. Ik heb schriftelijk toestemming gegeven om contact met een vriendin van mij op te nemen en openheid te geven aan HVO [naam 2] . Ik ben vervolgens op 1 augustus 2024 enorm mishandeld waardoor ik opgenomen ben in het AMC voor een operatie aan mijn oog. Ik wist toen niet dat [naam 2] zich ook ziek had gemeld. Achteraf blijkt dat reclassering [naam 2] niet heeft kunnen bereiken.
Uit de bijgevoegde toestemmingsverklaring, gedateerd op 23 april 2024, blijkt het volgende:

Ik verklaar dat de genoemde instantie/persoon( [naam 2] , kantonrechter)
informatie over mij mag uitwisselen met de reclassering voor één reclasseringsadvies. Deze toestemming geldt voor het krijgen en geven van de volgende informatie over mij:
‘Niet over t.l.g. feiten spreken, vooral over afstand-nabijheid(met pen geschreven op het formulier, kantonrechter)
Dat ik met het strafrecht in aanraking ben gekomen en dat ik bekend ben bij justitie en de reclassering. (…)
2.15.
Uiteindelijk heeft geen gesprek plaatsgevonden. Op 18 december 2024 is [verzoeker] per brief op staande voet ontslagen. De brief vermeldt het volgende:

Geachte heer [verzoeker] , beste [verzoeker] ,
In het vervolg op de e-mail van HVO-Querido d.d. 7 december 2024, jouw verklaring 12 december 2024, de aanvullende verklaring welke je advocaat heeft doorgestuurd op 16 december 2024 deel ik je hierbij mede dat HVO-Querido zich genoodzaakt ziet jouw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen. De dringende reden(en) die aan dit ontslag op staande voet ten grondslag liggen, worden jou in deze brief medegedeeld en aan je toegelicht.
(…)
Ontslag op staande voet
HVO-Querido heeft besloten dat je op basis van de beschikbare informatie met onmiddellijke ingang niet houdbaar bent in je functie. Naast de inhoud van het vonnis acht HVO-Querido het verwijtbaar dat jij – gezien de inhoud van je verklaring – de ernst van de omstandigheden niet lijkt in te zien. In je functie als begeleider bij HVO-Querido kom je dagelijks in contact met kwetsbare cliënten. HVO-Querido acht het onacceptabel dat je – rekening houdend met de samenhang tussen je werk met kwetsbare cliënten en de inhoud van het onderzoek – je (nog steeds) van mening bent dat je HVO-Querido niet hoefde te informeren over het strafrechtelijk onderzoek. Ook is het voor HVO-Querido onbegrijpelijk dat je het vonnis geen belemmering vindt om je functie te blijven oefenen. Indien HVO-Querido niet zelf op de hoogte was geraakt van de inhoud van het vonnis, had jij je (re-integratie) werkzaamheden voorgezet/gestart, hetgeen grote negatieve gevolgen had kunnen hebben. Daarbij stelt HVO-Querido – gezien de feitelijkheden zoals die zijn opgenomen in het vonnis – dat je in de gesprekken medio 2023 geen volledige openheid van zaken hebt gegeven.
In het besluit om je arbeidsovereenkomst met directe ingang te beëindigen heeft HVO-Querido jouw verklaring, je persoonlijke omstandigheden, alsmede het feit dat een ontslag op staande voet maakt dat je per direct geen werk en geen inkomen meer hebt, meegewogen. Wij hebben onder andere in aanmerking genomen dat je het niet eens bent met het vonnis en hoger beroep hebt aangetekend. HVO-Querido dient echter te handelen op basis van informatie die op dit moment beschikbaar is. er is een vonnis waarin je tot ernstige misdrijven bent veroordeeld, deze misdrijven die je hebt gepleegd in je rol als zorgverlener bij je vorige werkgever. HVO-Querido kan het zich – gezien de inhoud van het vonnis – niet permitteren dat jij nog in contact staat met onze cliënten.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt – kort gezegd en na eisvermindering op de zitting – de kantonrechter om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet niet voldoet aan de wettelijke vereisten, zodat in strijd met artikel 7:671 BW is opgezegd;
HVO-Querido te veroordelen tot overdracht van een positief getuigschrift onder straffe van een dwangsom ad € 500,00 per dag;
en HVO-Querido te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen:
€ 8.568,33 aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging;
€ 3.910,54 aan transitievergoeding;
€ 20.563,98 aan billijke vergoeding;
€ 2.775,00 aan buitengerechtelijke kosten;
de wettelijke rente over de onder c t/m e gevorderde bedragen;
de proceskosten.
3.2.
[verzoeker] voert – kort gezegd – het volgende aan. Volgens [verzoeker] is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Het ontslag is namelijk niet onverwijld verleend en de in de ontslagbrief vermelde (dringende) redenen rechtvaardigen niet het ontslag op staande voet. [verzoeker] berust zich in het ontslag, hierom verzoekt hij om uitbetaling van de onder 3.1 vermelde bedragen.
3.3.
HVO-Querido voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. Dit verweer zal hierna – voor zover relevant – worden besproken.

4.De beoordeling

4.1.
In de kern gaat het om de vraag of de opzegging van de arbeidsovereenkomst op 18 december 2024 rechtsgeldig is geweest. Het gaat om ontslag op staande voet. In artikel 7:677 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bepaald dat daarbij moet worden voldaan aan de volgende drie voorwaarden: i) er moet een dringende reden voor het ontslag zijn, ii) het ontslag moet onverwijld gegeven zijn en iii) de dringende reden moet onverwijld aan de werknemer zijn medegedeeld.
4.2.
In deze zaak staat ter discussie of het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven en of er sprake was van een dringende reden. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet correct en terecht was, en dus rechtsgeldig is. De kantonrechter legt hierna uit hoe tot dit oordeel is gekomen.
Dringende reden
4.3.
Volgens artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen voor een ontslag op staande voet beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang bezien, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zouden hebben.
4.4.
Voor de beoordeling van de vraag of het door HVO-Querido gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zijn de aan [verzoeker] opgegeven redenen zoals vermeld in de ontslagbrief maatgevend en wordt het geschil afgebakend door de daarin genoemde verwijten. In de kern destilleert de kantonrechter uit de brief dat HVO-Querido [verzoeker] de volgende verwijten maakt: de inhoud van het vonnis, dat [verzoeker] geen melding heeft gedaan van het strafrechtelijk onderzoek dan wel het vonnis, dat [verzoeker] niet inziet dat het vonnis hem belemmert in de uitvoering van zijn werkzaamheden en dat [verzoeker] tijdens het gesprek van 2023 geen openheid van zaken heeft gegeven.
De inhoud van het strafvonnis – beroepsverbod
4.5.
De eerste punten uit de ontslagbrief zien op ‘de inhoud’ van het strafrechtelijk vonnis en het beroepsverbod. In het vonnis wordt overwogen dat een beroepsverbod wordt opgelegd om te voorkomen dat [verzoeker] “
in een soortgelijke hulpverleningsrelatie verzeild raakt met alle recidiverisico’s van dien”. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat de strafrechtelijke veroordeling hem niet belemmert in de uitvoering van zijn werkzaamheden in zijn huidige functie. Het beroepsverbod ziet namelijk op het werken met (geestelijk) gehandicapten, met wie [verzoeker] niet werkt bij HVO-Querido. Daarnaast ziet de strafrechtelijke veroordeling op hetgeen zich heeft voorgedaan in een eerder dienstverband met een andere werkgever. [verzoeker] heeft altijd zijn werkzaamheden naar behoren uitgevoerd bij HVO-Querido en niet gebleken is dat HVO-Querido schade heeft geleden door het handelen van [verzoeker] . Ten slotte is de strafrechtelijke veroordeling nog helemaal niet onherroepelijk, nu [verzoeker] in hoger beroep is gegaan. Hierom vervalt het strafrechtelijke vonnis als dringende reden, aldus [verzoeker]
4.6.
De kantonrechter overweegt dat de in het strafrechtelijk vonnis vastgestelde feiten van zeer ernstige aard zijn. Hoewel hoger beroep is ingesteld en de veroordeling van [verzoeker] dus nog niet onherroepelijk is, worden de ten laste gelegde feiten onderbouwd door steunbewijs, waaronder foto’s, video-opnames en spraakberichten. Ook blijkt uit de toelichting bij het beroepsverbod (zie 2.8.) dat, hoewel onder de beslissing in het vonnis specifiek wordt gesproken over (geestelijk) gehandicapten, het beroepsverbod ziet op de situatie dat sprake is van een afhankelijkheidsrelatie tussen [verzoeker] als begeleider en een cliënt. Het is dan ook terecht dat HVO-Querido dit beroepsverbod breder ziet dan louter betrekking hebbend op het werken met (geestelijk) gehandicapten. Ook in [verzoeker] ’s werk is sprake van afhankelijkheid en begeleidt hij kwetsbare mensen in een vertrouwelijke setting.
4.7.
Voor de beoordeling of het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was, omdat [verzoeker] zijn werkzaamheden niet meer kon verrichten wegens het in het vonnis opgelegde beroepsverbod, is het volgende van belang. Ten tijde van de kennisneming van het vonnis door HVO-Querido was [verzoeker] al geruime tijd arbeidsongeschikt en verbleef hij ziek thuis. Hij had op dat moment geen contact met cliënten. Ter zitting heeft [verzoeker] toegelicht dat hij reeds een half jaar uitgevallen is en momenteel een traject van EMDR-therapie volgt. Van enig recidive risico was derhalve geen sprake. Om die reden valt niet in te zien waarom HVO-Querido niet gekozen heeft voor een ontbindingsprocedure met een opzegtermijn. Desgevraagd heeft HVO-Querido ook niet kunnen toelichten dat sprake was van een onhoudbare situatie. Dit betekent dat de ‘inhoud van het strafvonnis’ op zich onvoldoende grond biedt om te kunnen speken van een dingende reden.
Verplichting melden strafrechtelijke procedure
4.8.
HVO-Querido verwijt [verzoeker] dat hij geen melding heeft gemaakt van het tegen hem lopende strafrechtelijk onderzoek, noch van het daaropvolgende vonnis, en dat hij bovendien van mening is dat hij daartoe niet verplicht was. HVO-Querido wijst in dit verband op een gesprek dat in 2023 heeft plaatsgevonden tussen [verzoeker] en mevrouw [naam 2] , waarin een anonieme melding met soortgelijke strekking als het latere strafvonnis is besproken. Volgens HVO-Querido had [verzoeker] uit dit gesprek kunnen en moeten afleiden dat een dergelijke situatie voor HVO-Querido van zwaarwegend belang is, en had hij op grond daarvan uit eigen beweging van een en ander melding moeten maken. Gelet op de aard van de beschuldigingen en de functie van [verzoeker] als begeleider, waarbij cliëntveiligheid en vertrouwen centraal staan, rust volgens HVO-Querido een zelfstandige meldplicht op [verzoeker] .
[verzoeker] voert hiertegen aan dat hij van mening is dat hij pas gehouden is tot openheid indien hem daarover concrete vragen worden gesteld. Hij wijst er bovendien op dat de reclassering met zijn toestemming heeft geprobeerd contact op te nemen met HVO-Querido in verband met de strafzaak, maar dat dit contact niet tot stand is gekomen omdat mevrouw [naam 2] op dat moment ziek was. Voorts betwist [verzoeker] dat het gesprek in 2023 betrekking had op een anonieme melding over ontucht; volgens hem ging het toen om een melding over huiselijk geweld.
4.9.
De kantonrechter volgt HVO-Querido in de stelling dat [verzoeker] een verwijt te maken valt, omdat hij geen melding heeft gedaan van het tegen hem ingestelde strafrechtelijk onderzoek. De enkele opmerking dat hij aan mevrouw [naam 2] heeft gemeld dat er "weer een zaak liep", is in dit verband onvoldoende. Zoals [verzoeker] ook zelf aangeeft in zijn e-emailbericht van 12 december 2024 (zie 2.13.) zag de anonieme melding ook op seksuele handelingen met kinderen. Vast staat dat over die kwestie tweemaal een gesprek heeft plaatsgevonden met zijn leidinggevende (zie 2.14.). [verzoeker] kon dus weten dat deze kwestie door zijn werkgever ernstig werd genomen. Toen ook de reclassering aangaf dat zij contact wilde opnemen met de werkgever om een advies te kunnen uitbrengen in komende strafprocedure, was het moment daar dat [verzoeker] zijn werkgever had moeten informeren over mogelijke vervolgstappen van het Openbaar Ministerie. Het niet melden van het feit dat er een reclasseringsonderzoek liep, dat hij gedagvaard was, er een zitting was en vervolgens dat er een strafrechtelijke veroordeling was uitgesproken maakt dat [verzoeker] steeds niet gehandeld heeft als goed werknemer. Daarvan valt hem een zwaar verwijt te maken. De ernst van de stafrechtelijke verwijten en de functie die [verzoeker] bij HVO-Querido vervulde hadden hem moeten doen inzien dat hij zijn werkgever niet in onwetendheid kon laten, juist ook omdat hij dus al tweemaal eerder met zijn leidinggevende over de desbetreffende strafrechtelijke verwijten heeft gesproken.
4.10.
HVO-Querido rekent [verzoeker] ook aan dat hij (nog steeds) niet inziet dat hij verplicht was HVO-Querido te informeren over het strafrechtelijk onderzoek en de uitkomst daarvan. Met HVO-Querido is de kantonrechter van oordeel dat daardoor een onwerkbare situatie is ontstaan; ook een volgende keer zal [verzoeker] uit eigen beweging mogelijk geen melding doen van ernstige zaken die zijn dienstverband raken. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het niet melden en het niet willen of kunnen inzien dat dit wel had gemoeten, met zich mee brengen dat van HVO-Querido in redelijkheid niet langer gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Onverwijldheid
4.11.
Met betrekking tot de onverwijldheid van het handelen van HVO-Querido oordeelt de kantonrechter dat dit wel aan de normen voldoet. Na de anonieme melding van 30 november 2024 is HVO-Querido voortvarend te werk gegaan en heeft het een paar dagen geduurd voordat zij van rechtbank Noord Holland zekerheid kreeg over de werknemer die het betrof. Na enig uitstel op verzoek van [verzoeker] heeft zij al op 18 december 2024 het ontslag gegeven. Bij dat ontslag zijn ook direct de ontslagredenen gegeven.
Omstandigheden van het geval
4.12.
De ontslagbrief maakt wel melding van ‘je persoonlijke omstandigheden alsmede het feit dat een ontslag op staande voet maakt dat je per direct geen werk en geen inkomen hebt’ maar welke persoonlijke omstandigheden dat dan zijn en hoe zaken als leeftijd, arbeidsverleden, de wijze waarop [verzoeker] zijn werk bij HVO-Querido vanaf 1 januari 2022 heeft verricht zijn meegewogen, wordt niet duidelijk uit de brief. Deze onvolkomenheid maakt evenwel niet dat de kantonrechter van oordeel is dat het ontslag niet correct en terecht heeft plaatsgevonden gelet ook op hetgeen over die omstandigheden in het verweerschrift en op de zitting door HVO-Querido is gesteld.
4.13.
Het voorgaande betekent dat het door HVO-Querido verleende ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven vanwege een dringende reden, zodat de door [verzoeker] verzochte verklaring voor recht wordt afgewezen.
Positief getuigschrift
4.14.
[verzoeker] vordert overdracht van een positief getuigschrift onder straffe van een dwangsom ad € 500,00 per dag. Tegen dit verzoek heeft HVO-Querido geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat dit deel van het verzoek zal worden toegewezen, zoals na te melden.
De overige verzoeken
4.15.
Nu de arbeidsovereenkomst niet onregelmatig is opgezegd, bestaat geen aanspraak op een vergoeding voor een niet-inachtgenomen opzegtermijn (art. 672 lid 11 BW). Het bepaalde in art. 673 lid 7 onder b. BW verhindert voorts dat [verzoeker] aanspraak heeft op een transitievergoeding en nu niet aan de voorwaarden van art. 681 lid 1 sub a BW is voldaan, bestaat eveneens geen aanspraak op een billijke vergoeding. Deze verzoeken worden derhalve afgewezen.
De proceskosten
4.16.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] , omdat [verzoeker] overwegend ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van HVO-Querido worden begroot op € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 67,50 aan nakosten, plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst af de verzoeken van [verzoeker] zoals geformuleerd onder a. en onder c. tot en met h. van het verzoekschrift,
5.2.
beveelt HVO-Querido om binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking een positief getuigschrift aan [verzoeker] te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat HVO-Querido niet tijdig aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 10.000,00,
5.3.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 881,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderd.
Deze beschikking is gegeven door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.H.I. Hoestra.
61289