ECLI:NL:RBAMS:2025:3367

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
13/275490-22 (A) en 13/052458-23 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere gevallen van oplichting door middel van babbeltrucs en opzetheling van pinpassen

Op 23 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere gevallen van oplichting door middel van babbeltrucs en opzetheling van pinpassen. De verdachte heeft zich in de periode van 7 juli 2022 tot en met 9 december 2022 samen met medeverdachten schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting van verschillende slachtoffers, voornamelijk ouderen, door zich voor te doen als pakketbezorgers van het Ouderenfonds. De slachtoffers werden misleid om hun pinpas en pincode af te geven, waarna geldbedragen van hun rekeningen werden opgenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 140 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 150 uur. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak, wat heeft geleid tot een matiging van de straf. De verdachte is vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar de bewezenverklaring van de oplichtingen en heling is in stand gebleven. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij Coöperatieve Rabobank U.A. toegewezen, terwijl andere vorderingen zijn afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummers: 13.275490.22 en 13.052458.23 (ter terechtzitting gevoegd)
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/275490-22 (A) en 13/052458-23 (B) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 23 mei 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 2004,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 mei 2025.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. D. Alsemgeest, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.A. Docter, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaak A
1. medeplegen van oplichting van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] in de periode van 7 juli 2022 tot en met 9 december 2022 in Haarlem, Zaandam (Gemeente Zaanstad), Heemskerk, Purmerend en/of Amsterdam;
2. medeplichtigheid aan oplichting van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 7] in de periode van 7 juli 2022 tot en met 9 december 2022 te Haarlem, Zaandam (Gemeente Zaanstad), Purmerend en/of Amsterdam;
3. diefstal in vereniging met een valse sleutel van geldbedragen van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 7] in de periode van 10 juli 2022 tot en met 9 december 2022 te Zaandam (Gemeente Zaanstad), Amsterdam en/of Purmerend;
4. medeplichtigheid aan diefstal met een valse sleutel van een geldbedrag van [benadeelde partij 1] op 30 september 2022 te Zaandam;
Zaak B
1. medeplegen van poging tot oplichting van [benadeelde partij 8] en/of [benadeelde partij 9] op 17 januari 2022 in Alkmaar;
2. medeplegen van oplichting van [benadeelde partij 10] op 24 december 2021 in Haarlem
3. medeplegen van opzet/schuldheling van pinpassen op 17 januari 2022 in Alkmaar.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 1 in zaak A op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van oplichting van [benadeelde partij 3] , omdat die oplichting niet is voltooid. Verdachte moet onder feit 1 en feit 3 in zaak A worden vrijgesproken van oplichting en diefstal met een valse sleutel van [benadeelde partij 4] , omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de betrokkenheid van verdachte. Het medeplegen van oplichting van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] (feit 1 in zaak A) en de diefstal in vereniging met een valse sleutel van geldbedragen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 7] (feit 3 in zaak A) kunnen wel worden bewezen. De officier van justitie heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd. Nu steeds sprake is van medeplegen, moet verdachte worden vrijgesproken van feit 2 en feit 4 in zaak A, waarin de medeplichtigheid aan dezelfde oplichtingen is ten laste gelegd.
In zaak B moet verdachte worden vrijgesproken van feit 2. De omstandigheid dat in de telefoon van verdachte meerdere zoekslagen op achternamen in Haarlem zijn opgeslagen, waaronder de naam van [benadeelde partij 10] , is onvoldoende om de betrokkenheid van verdachte vast te stellen. Feit 1 en 3 in zaak B kunnen wel worden bewezen. De officier van justitie heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich in zaak A op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 omdat er geen sprake is van medeplegen. Ten aanzien van [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 3] / [benadeelde partij 2] kan de betrokkenheid van verdachte in het geheel niet worden bewezen. Onder feit 2 refereert de verdediging zich voor wat betreft de ten laste gelegde medeplichtigheid aan oplichting van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 7] . Verdachte moet worden vrijgesproken voor feit 3, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte hierbij betrokken was. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
In zaak B moet verdachte onder feit 1 partieel moet worden vrijgesproken van poging tot oplichting van [benadeelde partij 9] , nu het dossier daarvoor onvoldoende bewijs bevat. Met betrekking tot het medeplegen van de poging tot oplichting van [benadeelde partij 8] refereert de raadsvrouw zich. Verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2, omdat de betrokkenheid van verdachte niet kan worden bewezen. De bij verdachte aangetroffen pinpas van [benadeelde partij 10] is hiertoe onvoldoende. Ten aanzien van feit 3, de heling van de pinpassen, heeft de raadsvrouw zich gerefereerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Algemene overwegingen
Modus operandi
Zowel verdachte als zijn medeverdachte [medeverdachte] hebben verklaard over de werkwijze in hun verhoren bij de politie in januari 2022. Ter zitting heeft verdachte deze werkwijze ook bevestigd. De telefoonnummers van de beoogde slachtoffers werden opgezocht in een online telefoongids, waarna zij (onder andere door verdachte) werden gebeld. Als de slachtoffers oud leken te zijn, werd een gesprek begonnen. In de meeste gevallen werd aan de slachtoffers verteld dat er een pakketje van bijvoorbeeld het Ouderenfonds voor hen klaar lag, dat het pakketje zou worden bezorgd en dat het slachtoffer een klein bedrag voor de bezorging aan de deur moest pinnen. Niet lang daarna stond er een zogenaamde pakketbezorger van bijvoorbeeld PostNL voor de deur om het aangekondigde pakketje van bijvoorbeeld het Ouderenfonds af te geven. De slachtoffers werden verzocht om een klein bedrag te pinnen voor de ontvangst van hun pakket en hen werd verteld dat contant betalen niet mogelijk was. De slachtoffers moesten hun pinpas tegen een apparaat/telefoon aanhouden en hun pincode intoetsen op dit apparaat/deze telefoon. Vervolgens werd hun pinpas verwisseld en kregen de slachtoffers een (eerder gestolen) pinpas terug die toebehoorde aan een ander slachtoffer dat bankierde bij dezelfde bank. Het pakketje bevatte vaak een ontbijtkoek, om het gewicht van het pakketje zwaarder te laten zijn en het pakketje zo echter te laten lijken, en een (lege) cadeaukaart van Bol.com. Met de weggenomen pinpas en de bijbehorende pincode werd vervolgens korte tijd later geld van de rekening van het slachtoffer opgenomen, of een poging daartoe gedaan, veelal in de directe woonomgeving van het slachtoffer. Deze werkwijze past bij de in veel zaaknummers gebruikte modus operandi.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat bij alle feiten steeds sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader(s). Uit de bewijsmiddelen in het dossier en de verklaring van verdachte op de zitting blijkt dat sprake was van een gezamenlijk en weldoordacht plan en dat verdachte niet steeds dezelfde rol heeft vervuld. Verdachte heeft zich beziggehouden met meerdere uitvoeringshandelingen om de babbeltrucs te laten slagen. Zo heeft hij adressen van de slachtoffers opgezocht, telefonisch contact met sommige slachtoffers gehad en zich aan de deur voorgedaan als de pakketbezorger van PostNL. Dat verdachte alleen maar de auto of scooter bestuurde en verder niet betrokken was, vindt geen steun in de andere bewijsmiddelen in het dossier. Op de zitting heeft verdachte ook verklaard dat het gepinde geld onderling werd verdeeld en dat daarover ook van tevoren afspraken waren gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank waren de rollen van verdachte en zijn mededader(s) inwisselbaar. Alle handelingen stonden in dienst van het uiteindelijke doel: geld buit maken. Eenieder die één van de handelingen of rollen binnen de modus operandi vervulde, leverde daarmee ook een wezenlijke en essentiële bijdrage aan de babbeltrucs.
3.3.2.
Zaak B
3.3.2.1.
Vrijspraak van feit 2: medeplegen van oplichting van [benadeelde partij 10]
Overeenkomend met de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte betrokken was bij de oplichting van [benadeelde partij 10] . Verdachte wordt daarom vrijgesproken van feit 2.
3.3.2.2.
Zaak B, feit 1: medeplegen van poging tot oplichting
Partiële vrijspraak ten aanzien van [benadeelde partij 9] en/of een of meer onbekend gebleven personen
Net als de raadsvrouw heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte niet kan worden vastgesteld ten aanzien van de poging tot oplichting van [benadeelde partij 9] en/of één of meer onbekend gebleven personen. Hoewel op de achterbank van de auto van de moeder van verdachte een pakket van het Ouderenfonds geadresseerd aan [benadeelde partij 9] is aangetroffen en op de telefoon van verdachte is gezocht naar het adres van [benadeelde partij 9] , kan niet worden vastgesteld dat er een voldoende begin van uitvoering is geweest en dat verdachte en/of zijn mededader(s) hebben geprobeerd [benadeelde partij 9] op te lichten. [benadeelde partij 9] heeft namelijk geen verklaring willen afleggen/aangifte willen doen, waardoor de rechtbank niet kan vaststellen dat er een strafbaar feit heeft plaatsgevonden. De rechtbank is daarom van oordeel dat feit 1, voor zover dat ziet op [benadeelde partij 9] en/of één of meer andere personen, niet kan worden bewezen. Verdachte zal van die onderdelen worden vrijgesproken.
Ten aanzien van [benadeelde partij 8]
De rechtbank is op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte op de zitting van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot oplichting van [benadeelde partij 8] . Gelet op de standpunten van de officier en de raadsvrouw behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
3.3.2.3.
Zaak B, feit 3: opzetheling van pinpassen
Op 17 januari 2022 zijn in het dashboardkastje van de Volkswagen Polo van de moeder van verdachte, waar verdachte die dag samen met [medeverdachte] in reed, een pinpas op naam van [naam 1] en een pinpas op naam van [naam 2] aangetroffen. Zowel [naam 1] als [naam 2] hebben aangifte van diefstal/oplichting gedaan. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de pinpassen die in het dashboardkastje zijn aangetroffen voorhanden had terwijl hij wist dat deze van een misdrijf afkomstig waren.
Verder zijn op 17 januari 2022 in het Post NL vestje dat verdachte aan had drie pinpassen aangetroffen: twee pinpassen op naam van F. [naam 2] en één pinpas op naam van [benadeelde partij 10] . Verdachte heeft op de zitting verklaard dat bij de babbeltrucs pinpassen werden verwisseld. Aan de slachtoffers moest een (eerder gestolen) pinpas lijkend op de afhandig gemaakte pinpas worden teruggeven. [benadeelde partij 10] is slachtoffer geworden van een babbeltruc. De rechtbank acht bewezen dat de in het Post NL aangetroffen pinpassen gebruikt werden voor de babbeltruc en acht bewezen dat er ten aanzien van deze passen sprake is van medeplegen van opzetheling. Het medeplegen ziet de rechtbank in de eerder benoemde gezamenlijke plan en uitvoering.
3.3.3.
Zaak A
3.3.3.1.
Vrijspraak van feit 2 en feit 4 in zaak A: medeplichtigheid
De rechtbank is, onder verwijzing naar hetgeen onder 3.3.1. is overwogen, van oordeel dat steeds sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader(s). Van de onder feit 2 en feit 4 tenlastegelegde medeplichtigheid wordt verdachte daarom vrijgesproken.
3.3.3.2.
Zaak A, feit 1 – medeplegen van oplichting
Partiële vrijspraak ten aanzien van [benadeelde partij 4] (zaaksdossier 05C)
Net als de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat feit 1, voor zover dat ziet op zaaksdossier 05C, niet kan worden bewezen. Verdachte zal daarvan partieel worden vrijgesproken.
Ten aanzien van [benadeelde partij 1] (zaaksdossier 2), [benadeelde partij 6] (zaaksdossier 6) en [benadeelde partij 7] (zaaksdossier 7A)
De rechtbank komt op grond van de aangiftes in het dossier en de verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris tot een bewezenverklaring van feit 1, voor zover dat ziet op de zaaksdossiers 2, 6 en 7A. Anders dan door de raadsvrouw bepleit, is de rechtbank, zoals reeds onder 3.3.1. is overwogen, van oordeel dat steeds sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] (zaaksdossier 5A)
Aangever [benadeelde partij 2] (mantelzorger van [benadeelde partij 3] ) heeft verklaard dat [benadeelde partij 3] op 19 oktober 2022 werd gebeld door een jonge vrouw, die haar vertelde dat een koerier een pakketje kwam afleveren en dat [benadeelde partij 3] bij de koerier € 0,90 moest pinnen. Omstreeks 15:30 uur kwam de bezorger aan de deur van de woning van [benadeelde partij 3] . [benadeelde partij 2] heeft zijn pinpas afgegeven en zijn pincode ingetoetst, omdat [benadeelde partij 3] haar pincode niet meer wist. [benadeelde partij 2] kwam er vervolgens achter dat zijn pinpas was verwisseld. Het pakketje kwam van het Ouderenfonds en bevatte een bon van Bol.com en een pakket groene thee.
Een getuige heeft verklaard dat hij op de hoek van straat een brommer zag staan met daarop een Marokkaanse jongen en dat een andere Marokkaanse jongen voor de deur van [adres] (het adres van [benadeelde partij 3] ) met een kennis van de bewoner in gesprek was. Getuige zag dat de jongen een telefoon in zijn hand had met aan de achterkant van de telefoon een ING pas. De kennis had ook een ING pas in zijn hand. Toen de getuige vervolgens zei dat de jongens skimmers waren, is de jongen weggerend, achterop de brommer gesprongen en vervolgens weggereden.
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van verdachte blijkt dat hij op 19 oktober 2022 om 12:58 uur het telefoonnummer van [benadeelde partij 3] heeft gebeld. Uit de historische verkeersgegevens van het IMEI-nummer van verdachte blijkt dat hij tussen 14:03 uur en 16:42 uur een reisbewegingen van Amsterdam naar Zaandam en vervolgens weer terug naar Amsterdam heeft gemaakt. Het IMEI-nummer van verdachte peilt om 14:42 uur uit in Zaandam. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte betrokken was bij de babbeltruc bij [benadeelde partij 2] . De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van feit 1, voor zover dat ziet op zaaksdossier 05A. Verdachte zal partieel worden vrijgesproken van oplichting van [benadeelde partij 3] , omdat ten aanzien van [benadeelde partij 3] geen sprake is van een voltooide oplichting.
Ten aanzien van [benadeelde partij 5] (zaaksdossier 5D)
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in het dossier vast dat bij de woning van [benadeelde partij 5] op 7 juli 2022 rond 11:30 uur een babbeltruc heeft plaatsgevonden. [benadeelde partij 5] moest van de bezorger 1,10 euro pinnen voor de verzendkosten van een envelop. Hij heeft zijn pinpas op een kastje gelegd en achteraf bleek dat zijn pinpas was verwisseld. Die handelwijze past bij de handelwijze waar verdachte zich volgens zijn eigen verklaring bij de (pogingen tot) oplichtingen aan heeft schuldig gemaakt. [benadeelde partij 5] is op 7 juli 2022 om 10:27 uur gebeld door het telefoonnummer van [medeverdachte] en het telefoonnummer van [medeverdachte] peilde rond het tijdstip van de babbeltruc uit op locatie [adres] Haarlem. Het IMEI-nummer van verdachte maakte die dag tussen 10:30 uur en 11:52 uur een reisbeweging van Amsterdam naar Haarlem. Rond het tijdstip van de babbeltruc peilde het IMEI-nummer van verdachte ook uit op locatie [adres] Haarlem. De locatie [adres] ligt in de directe omgeving van de woning van [benadeelde partij 5] . Uit voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat verdachte betrokken was bij de babbeltruc bij [benadeelde partij 5] . De rechtbank acht feit 1, voor zover dat ziet op zaaksdossier 05D, bewezen.
3.3.3.3.
Zaak A, feit 3: diefstal in vereniging door middel van valse sleutels
Partiële vrijspraak ten aanzien van [benadeelde partij 4] (zaaksdossier 05C)
Net zoals de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat feit 3, voor zover dat ziet op zaaksdossier 05C, niet kan worden bewezen. Verdachte zal daarvan partieel worden vrijgesproken.
Ten aanzien van [benadeelde partij 1] (zaaksdossier 2)
De rechtbank heeft onder feit 1 bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van oplichting van [benadeelde partij 1] , waarbij haar pinpas is weggenomen. De babbeltruc heeft rond 16:00/16:15 uur plaatsgevonden. Met de weggenomen pinpas is korte tijd later, om 16:28 uur, door [medeverdachte] geld opgenomen. Verdachte heeft verklaard dat hij in de zaak van [benadeelde partij 1] de bestuurder was van de Volkswagen Polo en dat hij tijdens de pintransactie in Polo zat te wachten. Mede omdat het pinnen onderdeel was van de hele werkwijze rondom de babbeltruc volgt dat gelet op hetgeen hiervoor daarover is overwogen ook sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het wegnemen van het geld tussen verdachte en [medeverdachte] . Of nu verdachte of zijn medeverdachte [medeverdachte] feitelijk het geld uit de pinautomaat haalde, doet niet af aan de samenwerking met elkaar. De rechtbank is van oordeel dat feit 3, voor zover dat ziet op zaaksdossier 2, kan worden bewezen.
Ten aanzien van [benadeelde partij 7] (zaaksdossier 7A)
De rechtbank heeft onder feit 1 bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van oplichting van [benadeelde partij 7] , waarbij haar pinpas is weggenomen. Vervolgens is met de pinpas van [benadeelde partij 7] diezelfde dag om 13:43 uur 500 euro opgenomen bij de geldautomaat aan de Koestraat in Purmerend. Uit het proces-verbaal van observatie blijkt dat [medeverdachte] om 13:42 uur stond te pinnen bij de geldautomaat in de buurt van de Koestraat . Om 13:48 uur werd gezien dat [medeverdachte] samen met verdachte bij de geldautomaat stond. Verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte] op de scooter naar Purmerend was, dat [medeverdachte] het geld had gepind en dat hij een gedeelte van de buit kreeg. De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging met een valse sleutel, zoals ten laste gelegd onder feit 3, voor zover dat ziet op zaaksdossier 7A .

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Zaak A
1.
op tijdstippen in de periode van 7 juli 2022 tot en met 9 december 2022 te Haarlem, Zaandam (Gemeente Zaanstad), Heemskerk en Purmerend, telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [benadeelde partij 1] (zaaksdossier 02), en
- [benadeelde partij 2] (zaaksdossier 05A), en
- [benadeelde partij 5] (zaaksdossier 05D), en
- [benadeelde partij 6] (zaaksdossier 06), en
- [benadeelde partij 7] (zaaksdossier 07A), en
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de afgifte van een pinpas en/of bijbehorende pincode,
door (telkens)
(Zaaksdossiers 02, 05A, 05D, 06 en 07A
-voornoemde personen (telefonisch) te benaderen en zich voor te doen als medewerker van PostNl, KPN en/of Ouderenfonds, en/of
- vervolgens aan te geven dat
* er een pakket foutief was bezorgd en/of het niet gelukt was om te bezorgen en/of er nog een pakket bij hen lag en/of dat er een pakket voor voornoemde persoon/personen was, en/of
* dat er (nog) (bezorg- en/of verzend)kosten voor betaald moest worden en/of dat het pakket alsnog bezorgd zal worden en/of dat er aan de deur en/of bij bezorging nog betaald zal moeten worden, en/of
-(vervolgens) naar de woning(en) van voornoemde persoon/personen te gaan, en/of
-(vervolgens) aan de deur te komen met een pakket en/of doos (al dan niet met adresgegevens) en/of met inhoud ontbijtkoek en/of cake en/of een chocolade reep en/of een cadeaubon van bedrijf bol.com en/of een puzzelwoordenboek en/of thee, althans een of meerdere voorwerpen en/of goederen en/of deze pakket/doos (vervolgens) te overhandigen aan voornoemde persoon/personen en/of
- een apparaat en/of telefoon, aan voornoemde personen voor te houden en/of te verzoeken om de pincode in te voeren en/of handelingen te (laten) verrichten, alsof een (pin)transactie werd uitgevoerd en/of
-(vervolgens) de pinpas te wisselen en een andere pinpas terug te geven;
3.
op tijdstippen in de periode van 10 juli 2022 tot en met 9 december 2022 te Zaandam (Gemeente Zaanstad) en Purmerend, telkens tezamen en in vereniging met een ander, geldbedragen, te weten:
- 1250 euro (zaaksdossier 02) en
- 500 euro (zaaksdossier 07A) en
die aan een anderen toebehoorden dan aan verdachte en zijn mededader, te weten aan
- [benadeelde partij 1] (zaaksdossier 02) en
- [benadeelde partij 7] (zaaksdossier 07A) en
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader, die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van de pinpas (en bijbehorende pincode) van die voornoemde personen, en geldbedragen te pinnen bij geldautomaten, terwijl hiervoor geen toestemming was gegeven;
Zaak B
1.
op 17 januari 2022 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 8] te bewegen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens,
- voornoemde [benadeelde partij 8] telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van PostNL en
- vervolgens aan te geven dat een pakket niet bezorgd kon worden en
- vervolgens aan te geven dat het vandaag bezorgd kon worden en de bezorger langs kon komen en er 1 euro gepind zal moeten worden en
- vervolgens aan de deur te komen (met een PostNL jas) met een pakket al met adresgegevens met inhoud (een ontbijtkoek en een bol.com cadeaukaart) en
- een apparaat aan voornoemde [benadeelde partij 8] voor te houden en/of te verzoeken om een pincode in te voeren en/of handelingen te (laten) verrichten, alsof een (pin)transactie werd uitgevoerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op 17 januari 2022 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, pinpassen voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 180 uur.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met het tijdsverloop, de jonge leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat hij zijn leven inmiddels op de rit heeft. Daarnaast is de redelijke termijn geschonden. De eis van de officier van justitie moet daarom fors worden gematigd. De raadsvrouw heeft verzocht om een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen en daarnaast een (deels voorwaardelijke) taakstraf.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich vijf keer schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting door middel van babbeltrucs en één poging daartoe. Daarbij zijn bewust kwetsbaardere ouderen als slachtoffers gekozen. Verdachte en zijn medeverdachte(n) hebben zich voorgedaan als pakketbezorgers en hebben op listige wijze de beschikking gekregen over de pinpassen en pincodes van de slachtoffers. Verdachte en zijn mededaders hebben daarbij ook nog eens specifiek gezocht naar een instantie die op ouderen betrouwbaar zou overkomen als geadresseerde van een pakketje, namelijk het Ouderenfonds. In twee gevallen is het verdachte en zijn medeverdachte gelukt om met deze pinpassen geld op te nemen. Door zo te handelen heeft verdachte het vertrouwen van de slachtoffers in de medemens ernstig geschaad. Deze zelfverrijking ten koste van kwetsbare ouderen op doortrapte wijze neemt de rechtbank de verdachte kwalijk. Daarnaast heeft verdachte zich in het kader van de oplichtingen schuldig gemaakt aan opzetheling van pinpassen. Kennelijk hadden er dus al meer oplichtingen plaatsgevonden, waar verdachte al dan niet bij betrokken was, maar in ieder geval de pinpassen van had. De rechtbank neemt het verdachte extra kwalijk dat, nadat hij op 17 januari 2022 door de politie was aangehouden voor de babbeltrucs, in juli van datzelfde jaar wederom is overgegaan tot het plegen van dezelfde soort babbeltrucs. Kennelijk heeft de eerdere aanhouding verdachte er niet van weerhouden om opnieuw dezelfde fout in te gaan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van
verdachte van 24 maart 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het rapport van de Reclassering Nederland van 18 maart 2025. De reclassering adviseert om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Verdachte beschikt over voldoende handelingsvaardigheden, hij schat de risico’s van zijn handelen voldoende in en hij is in staat zijn gedrag te organiseren. Er zijn geen aanwijzingen dat gezinsgerichte hulpverlening en een groepsgericht leefklimaat nodig zijn. Verdachte staat sinds zijn schorsing medio december 2022 onder toezicht van de reclassering. Hij heeft zich altijd netjes aan de voorwaarden gehouden en heeft alle doelen die in het toezicht gesteld waren behaald. Volgens de reclassering hebben een negatief netwerk en een financieel motief aan het gedrag van verdachte ten grondslag gelegen. Verdachte heeft zijn leven inmiddels echter goed op orde. Hij is verhuisd naar een andere buurt en wil niets meer te maken hebben met zijn vroegere sociale netwerk. Na een moeizame start verloopt zijn studie aan de Hogeschool nu goed. Daarnaast heeft hij werk en daarmee een inkomen. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. De reclassering adviseert om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, nu interventies of toezicht niet nodig worden geacht.
Overschrijding van de redelijke termijn
Iedere verdachte heeft het recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt geldt dat een strafzaak door de rechtbank dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaar nadat die redelijke termijn is aangevangen. Het startmoment voor de redelijke termijn is het moment waarop de verdachte in redelijkheid kan verwachten dat hij door het Openbaar Ministerie voor een bepaald strafbaar feit zal worden vervolgd. De redelijke termijn in zaak A begon te lopen toen verdachte op 14 december 2022 in verzekering werd gesteld. In zaak B begon de redelijke termijn te lopen toen hij op 18 januari 2022 in verzekering werd gesteld. De rechtbank doet uitspraak op 23 mei 2025 en dus is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van vijf maanden in zaak A en één jaar en vier maanden in zaak B. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die deze overschrijding rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat de overschrijding een matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Strafoplegging
De rechtbank zal het volwassen strafrecht toepassen bij het opleggen van de straf aangezien verdachte al een tijd zelfstandig zijn leven leidt, zo ook ten tijde van het plegen van de (poging tot) oplichtingen en er ook volgens de reclassering geen aanwijzingen zijn voor de oplegging van een jeugdsanctie. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 150 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 140 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 150 uren passend en geboden. Door een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen wil de rechtbank met name uitdrukken dat zij de gepleegde strafbare feiten ernstig en kwalijk vindt en dat daar forse (gevangenis)straffen op staan. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de stijgende lijn in het leven van verdachte sinds het plegen van de strafbare feiten, ziet de rechtbank in dit geval af van het opleggen van een hoger onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf.

8.Beslag

In zaak A is onder verdachte een geldbedrag van 100 euro (goednummer 6275555) in beslag genomen. Net zoals de officier van justitie en de raadsvrouw hebben betoogd, is de rechtbank van oordeel dat dit geldbedrag moet worden teruggegeven aan verdachte.

9.Vorderingen van de benadeelde partijen

9.1.
Vorderingen
De benadeelde partij [benadeelde partij 11] vordert € 460,- aan vergoeding van materiële schade en
€200,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente
.
De benadeelde partij ING Bank N.V. vordert € 22.527,99 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en € 240,- aan vergoeding van proceskosten.
De benadeelde partij Coöperatieve Rabobank U.A. vordert € 1.250,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partijen [benadeelde partij 11] en Coöperatieve Rabobank U.A. hebben gevorderd aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de Rabobank hoofdelijk kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde partij 11] moet niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, omdat hij geen slachtoffer is in de zaken van verdachte.
De ING Bank moet ook niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, omdat verdachte in zaak A ten aanzien van alle strafbare handelingen jegens [benadeelde partij 4] moet worden vrijgesproken.
9.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [benadeelde partij 11] moet worden afgewezen, omdat hij geen slachtoffer is in de zaak van verdachte. Gelet op de bepleitte vrijspraak ten aanzien de zaaksdossiers van [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 4] , moet de ING Bank niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Verder heeft de raadsvrouw ten aanzien van de vorderingen van de ING Bank en de Rabobank aangevoerd dat banken in staat moeten worden geacht om zelf voor de incasso te zorgen. Bovendien hebben zij de klanten uit coulance gecompenseerd. De Rabobank moet daarom ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
9.4.
Oordeel van de rechtbank
9.4.1.
Benadeelde partij Coöperatieve Rabobank U.A.
Vast staat dat de Rabobank door het onder 1 en 3 in zaak A bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De Rabobank heeft immers de schade van haar rekeninghouder [benadeelde partij 1] ter hoogte van een bedrag van 1.250 euro vergoed. Die schade is aan te merken als verplaatste schade, die de rekeninghouder ook zelf van verdachte had kunnen vorderen als deze niet door de Rabobank was gecompenseerd. Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering voldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2022 (het moment dat de Rabobank de schade heeft vergoed).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
9.4.2.
Benadeelde partij ING Bank N.V.
De ING Bank zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte in zaak A wordt vrijgesproken van strafbare handelingen jegens [benadeelde partij 4] en er bij [benadeelde partij 5] geen schade was ontstaan. Ten aanzien van de overige ING-klanten die in de vordering worden genoemd is niet komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de bewezenverklaarde feiten
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
9.4.3.
Benadeelde partij [benadeelde partij 11]
De rechtbank is conform de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de vordering van [benadeelde partij 11] moet worden afgewezen, nu de gevorderde schade geen verband houdt met de bewezenverklaarde feiten.
9.4.4.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien
verdachte jegens de benadeelde partij Coöperatieve Rabobank U.A. naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 311, 326 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 en 4 in zaak A en het onder 2 in zaak B ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 in zaak A en het onder 1 en 3 in zaak B ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A, feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak A, feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van zaak B, feit 1:
medeplegen van poging tot oplichting;
Ten aanzien van zaak B, feit 3:
medeplegen van opzetheling;
en
opzetheling;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat
een gedeelte, groot 140 (honderdveertig) dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 150 (honderdvijftig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 (vijfenzeventig) dagen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van: 100 EUR (goednummer 6275555)
Benadeelde partij Coöperatieve Rabobank U.A.
Wijst de vordering van de benadeelde partij Coöperatieve Rabobank U.A. hoofdelijk toe tot een bedrag van € 1.250,- (twaalfhonderdvijftig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 oktober 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan Coöperatieve Rabobank U.A. voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Coöperatieve Rabobank U.A. aan de Staat € 1.250,- (twaalfhonderdvijftig euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 oktober 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 22 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij ING Bank N.V.
Verklaart de ING Bank N.V. niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Benadeelde partij [benadeelde partij 11]
Wijst de vordering van [benadeelde partij 11] af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. van Hall, voorzitter,
mrs. B. van Galen en B. Kuppens, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. S. van Gerven en K.V. Meiring, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 mei 2025.