3.3.1.Algemene overwegingen
Modus operandi
Zowel verdachte als zijn medeverdachte [medeverdachte] hebben verklaard over de werkwijze in hun verhoren bij de politie in januari 2022. Ter zitting heeft verdachte deze werkwijze ook bevestigd. De telefoonnummers van de beoogde slachtoffers werden opgezocht in een online telefoongids, waarna zij (onder andere door verdachte) werden gebeld. Als de slachtoffers oud leken te zijn, werd een gesprek begonnen. In de meeste gevallen werd aan de slachtoffers verteld dat er een pakketje van bijvoorbeeld het Ouderenfonds voor hen klaar lag, dat het pakketje zou worden bezorgd en dat het slachtoffer een klein bedrag voor de bezorging aan de deur moest pinnen. Niet lang daarna stond er een zogenaamde pakketbezorger van bijvoorbeeld PostNL voor de deur om het aangekondigde pakketje van bijvoorbeeld het Ouderenfonds af te geven. De slachtoffers werden verzocht om een klein bedrag te pinnen voor de ontvangst van hun pakket en hen werd verteld dat contant betalen niet mogelijk was. De slachtoffers moesten hun pinpas tegen een apparaat/telefoon aanhouden en hun pincode intoetsen op dit apparaat/deze telefoon. Vervolgens werd hun pinpas verwisseld en kregen de slachtoffers een (eerder gestolen) pinpas terug die toebehoorde aan een ander slachtoffer dat bankierde bij dezelfde bank. Het pakketje bevatte vaak een ontbijtkoek, om het gewicht van het pakketje zwaarder te laten zijn en het pakketje zo echter te laten lijken, en een (lege) cadeaukaart van Bol.com. Met de weggenomen pinpas en de bijbehorende pincode werd vervolgens korte tijd later geld van de rekening van het slachtoffer opgenomen, of een poging daartoe gedaan, veelal in de directe woonomgeving van het slachtoffer. Deze werkwijze past bij de in veel zaaknummers gebruikte modus operandi.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat bij alle feiten steeds sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader(s). Uit de bewijsmiddelen in het dossier en de verklaring van verdachte op de zitting blijkt dat sprake was van een gezamenlijk en weldoordacht plan en dat verdachte niet steeds dezelfde rol heeft vervuld. Verdachte heeft zich beziggehouden met meerdere uitvoeringshandelingen om de babbeltrucs te laten slagen. Zo heeft hij adressen van de slachtoffers opgezocht, telefonisch contact met sommige slachtoffers gehad en zich aan de deur voorgedaan als de pakketbezorger van PostNL. Dat verdachte alleen maar de auto of scooter bestuurde en verder niet betrokken was, vindt geen steun in de andere bewijsmiddelen in het dossier. Op de zitting heeft verdachte ook verklaard dat het gepinde geld onderling werd verdeeld en dat daarover ook van tevoren afspraken waren gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank waren de rollen van verdachte en zijn mededader(s) inwisselbaar. Alle handelingen stonden in dienst van het uiteindelijke doel: geld buit maken. Eenieder die één van de handelingen of rollen binnen de modus operandi vervulde, leverde daarmee ook een wezenlijke en essentiële bijdrage aan de babbeltrucs.
3.3.2.Zaak B
3.3.2.1.
Vrijspraak van feit 2: medeplegen van oplichting van [benadeelde partij 10]
Overeenkomend met de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte betrokken was bij de oplichting van [benadeelde partij 10] . Verdachte wordt daarom vrijgesproken van feit 2.
3.3.2.2.
Zaak B, feit 1: medeplegen van poging tot oplichting
Partiële vrijspraak ten aanzien van [benadeelde partij 9] en/of een of meer onbekend gebleven personen
Net als de raadsvrouw heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte niet kan worden vastgesteld ten aanzien van de poging tot oplichting van [benadeelde partij 9] en/of één of meer onbekend gebleven personen. Hoewel op de achterbank van de auto van de moeder van verdachte een pakket van het Ouderenfonds geadresseerd aan [benadeelde partij 9] is aangetroffen en op de telefoon van verdachte is gezocht naar het adres van [benadeelde partij 9] , kan niet worden vastgesteld dat er een voldoende begin van uitvoering is geweest en dat verdachte en/of zijn mededader(s) hebben geprobeerd [benadeelde partij 9] op te lichten. [benadeelde partij 9] heeft namelijk geen verklaring willen afleggen/aangifte willen doen, waardoor de rechtbank niet kan vaststellen dat er een strafbaar feit heeft plaatsgevonden. De rechtbank is daarom van oordeel dat feit 1, voor zover dat ziet op [benadeelde partij 9] en/of één of meer andere personen, niet kan worden bewezen. Verdachte zal van die onderdelen worden vrijgesproken.
Ten aanzien van [benadeelde partij 8]
De rechtbank is op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte op de zitting van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot oplichting van [benadeelde partij 8] . Gelet op de standpunten van de officier en de raadsvrouw behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
3.3.2.3.
Zaak B, feit 3: opzetheling van pinpassen
Op 17 januari 2022 zijn in het dashboardkastje van de Volkswagen Polo van de moeder van verdachte, waar verdachte die dag samen met [medeverdachte] in reed, een pinpas op naam van [naam 1] en een pinpas op naam van [naam 2] aangetroffen. Zowel [naam 1] als [naam 2] hebben aangifte van diefstal/oplichting gedaan. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de pinpassen die in het dashboardkastje zijn aangetroffen voorhanden had terwijl hij wist dat deze van een misdrijf afkomstig waren.
Verder zijn op 17 januari 2022 in het Post NL vestje dat verdachte aan had drie pinpassen aangetroffen: twee pinpassen op naam van F. [naam 2] en één pinpas op naam van [benadeelde partij 10] . Verdachte heeft op de zitting verklaard dat bij de babbeltrucs pinpassen werden verwisseld. Aan de slachtoffers moest een (eerder gestolen) pinpas lijkend op de afhandig gemaakte pinpas worden teruggeven. [benadeelde partij 10] is slachtoffer geworden van een babbeltruc. De rechtbank acht bewezen dat de in het Post NL aangetroffen pinpassen gebruikt werden voor de babbeltruc en acht bewezen dat er ten aanzien van deze passen sprake is van medeplegen van opzetheling. Het medeplegen ziet de rechtbank in de eerder benoemde gezamenlijke plan en uitvoering.
3.3.3.Zaak A
3.3.3.1.
Vrijspraak van feit 2 en feit 4 in zaak A: medeplichtigheid
De rechtbank is, onder verwijzing naar hetgeen onder 3.3.1. is overwogen, van oordeel dat steeds sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader(s). Van de onder feit 2 en feit 4 tenlastegelegde medeplichtigheid wordt verdachte daarom vrijgesproken.
3.3.3.2.
Zaak A, feit 1 – medeplegen van oplichting
Partiële vrijspraak ten aanzien van [benadeelde partij 4] (zaaksdossier 05C)
Net als de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat feit 1, voor zover dat ziet op zaaksdossier 05C, niet kan worden bewezen. Verdachte zal daarvan partieel worden vrijgesproken.
Ten aanzien van [benadeelde partij 1] (zaaksdossier 2), [benadeelde partij 6] (zaaksdossier 6) en [benadeelde partij 7] (zaaksdossier 7A)
De rechtbank komt op grond van de aangiftes in het dossier en de verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris tot een bewezenverklaring van feit 1, voor zover dat ziet op de zaaksdossiers 2, 6 en 7A. Anders dan door de raadsvrouw bepleit, is de rechtbank, zoals reeds onder 3.3.1. is overwogen, van oordeel dat steeds sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] (zaaksdossier 5A)
Aangever [benadeelde partij 2] (mantelzorger van [benadeelde partij 3] ) heeft verklaard dat [benadeelde partij 3] op 19 oktober 2022 werd gebeld door een jonge vrouw, die haar vertelde dat een koerier een pakketje kwam afleveren en dat [benadeelde partij 3] bij de koerier € 0,90 moest pinnen. Omstreeks 15:30 uur kwam de bezorger aan de deur van de woning van [benadeelde partij 3] . [benadeelde partij 2] heeft zijn pinpas afgegeven en zijn pincode ingetoetst, omdat [benadeelde partij 3] haar pincode niet meer wist. [benadeelde partij 2] kwam er vervolgens achter dat zijn pinpas was verwisseld. Het pakketje kwam van het Ouderenfonds en bevatte een bon van Bol.com en een pakket groene thee.
Een getuige heeft verklaard dat hij op de hoek van straat een brommer zag staan met daarop een Marokkaanse jongen en dat een andere Marokkaanse jongen voor de deur van [adres] (het adres van [benadeelde partij 3] ) met een kennis van de bewoner in gesprek was. Getuige zag dat de jongen een telefoon in zijn hand had met aan de achterkant van de telefoon een ING pas. De kennis had ook een ING pas in zijn hand. Toen de getuige vervolgens zei dat de jongens skimmers waren, is de jongen weggerend, achterop de brommer gesprongen en vervolgens weggereden.
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van verdachte blijkt dat hij op 19 oktober 2022 om 12:58 uur het telefoonnummer van [benadeelde partij 3] heeft gebeld. Uit de historische verkeersgegevens van het IMEI-nummer van verdachte blijkt dat hij tussen 14:03 uur en 16:42 uur een reisbewegingen van Amsterdam naar Zaandam en vervolgens weer terug naar Amsterdam heeft gemaakt. Het IMEI-nummer van verdachte peilt om 14:42 uur uit in Zaandam. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte betrokken was bij de babbeltruc bij [benadeelde partij 2] . De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van feit 1, voor zover dat ziet op zaaksdossier 05A. Verdachte zal partieel worden vrijgesproken van oplichting van [benadeelde partij 3] , omdat ten aanzien van [benadeelde partij 3] geen sprake is van een voltooide oplichting.
Ten aanzien van [benadeelde partij 5] (zaaksdossier 5D)
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in het dossier vast dat bij de woning van [benadeelde partij 5] op 7 juli 2022 rond 11:30 uur een babbeltruc heeft plaatsgevonden. [benadeelde partij 5] moest van de bezorger 1,10 euro pinnen voor de verzendkosten van een envelop. Hij heeft zijn pinpas op een kastje gelegd en achteraf bleek dat zijn pinpas was verwisseld. Die handelwijze past bij de handelwijze waar verdachte zich volgens zijn eigen verklaring bij de (pogingen tot) oplichtingen aan heeft schuldig gemaakt. [benadeelde partij 5] is op 7 juli 2022 om 10:27 uur gebeld door het telefoonnummer van [medeverdachte] en het telefoonnummer van [medeverdachte] peilde rond het tijdstip van de babbeltruc uit op locatie [adres] Haarlem. Het IMEI-nummer van verdachte maakte die dag tussen 10:30 uur en 11:52 uur een reisbeweging van Amsterdam naar Haarlem. Rond het tijdstip van de babbeltruc peilde het IMEI-nummer van verdachte ook uit op locatie [adres] Haarlem. De locatie [adres] ligt in de directe omgeving van de woning van [benadeelde partij 5] . Uit voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat verdachte betrokken was bij de babbeltruc bij [benadeelde partij 5] . De rechtbank acht feit 1, voor zover dat ziet op zaaksdossier 05D, bewezen.
3.3.3.3.
Zaak A, feit 3: diefstal in vereniging door middel van valse sleutels
Partiële vrijspraak ten aanzien van [benadeelde partij 4] (zaaksdossier 05C)
Net zoals de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat feit 3, voor zover dat ziet op zaaksdossier 05C, niet kan worden bewezen. Verdachte zal daarvan partieel worden vrijgesproken.
Ten aanzien van [benadeelde partij 1] (zaaksdossier 2)
De rechtbank heeft onder feit 1 bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van oplichting van [benadeelde partij 1] , waarbij haar pinpas is weggenomen. De babbeltruc heeft rond 16:00/16:15 uur plaatsgevonden. Met de weggenomen pinpas is korte tijd later, om 16:28 uur, door [medeverdachte] geld opgenomen. Verdachte heeft verklaard dat hij in de zaak van [benadeelde partij 1] de bestuurder was van de Volkswagen Polo en dat hij tijdens de pintransactie in Polo zat te wachten. Mede omdat het pinnen onderdeel was van de hele werkwijze rondom de babbeltruc volgt dat gelet op hetgeen hiervoor daarover is overwogen ook sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het wegnemen van het geld tussen verdachte en [medeverdachte] . Of nu verdachte of zijn medeverdachte [medeverdachte] feitelijk het geld uit de pinautomaat haalde, doet niet af aan de samenwerking met elkaar. De rechtbank is van oordeel dat feit 3, voor zover dat ziet op zaaksdossier 2, kan worden bewezen.
Ten aanzien van [benadeelde partij 7] (zaaksdossier 7A)
De rechtbank heeft onder feit 1 bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van oplichting van [benadeelde partij 7] , waarbij haar pinpas is weggenomen. Vervolgens is met de pinpas van [benadeelde partij 7] diezelfde dag om 13:43 uur 500 euro opgenomen bij de geldautomaat aan de Koestraat in Purmerend. Uit het proces-verbaal van observatie blijkt dat [medeverdachte] om 13:42 uur stond te pinnen bij de geldautomaat in de buurt van de Koestraat . Om 13:48 uur werd gezien dat [medeverdachte] samen met verdachte bij de geldautomaat stond. Verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte] op de scooter naar Purmerend was, dat [medeverdachte] het geld had gepind en dat hij een gedeelte van de buit kreeg. De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging met een valse sleutel, zoals ten laste gelegd onder feit 3, voor zover dat ziet op zaaksdossier 7A .