ECLI:NL:RBAMS:2025:3369

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11411757 CV EXPL 24-14870
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koopovereenkomst aquarium en schuldeisersverzuim

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de koop van een aquarium. De partijen sloten op 2 mei 2022 een overeenkomst waarbij [eiser] een groot aquarium met toebehoren kocht van [gedaagde] voor € 1.900,00. Na een aanbetaling van € 500,00 heeft [eiser] het aquarium echter niet volledig opgehaald, wat leidde tot een situatie van schuldeisersverzuim. [gedaagde] heeft herhaaldelijk geprobeerd [eiser] te bereiken om de resterende spullen op te halen, maar [eiser] heeft zijn afspraken niet nagekomen. Uiteindelijk heeft [gedaagde] de aquariumbak buiten gezet, waar deze beschadigd raakte. [eiser] vorderde schadevergoeding en ontbinding van de overeenkomst, maar de kantonrechter oordeelde dat de tekortkoming niet toerekenbaar was aan [gedaagde] en dat [eiser] in schuldeisersverzuim was geraakt. De vorderingen van [eiser] werden afgewezen, en [gedaagde] werd bevrijd van zijn leveringsverplichting. [eiser] werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11411757 \ CV EXPL 24-14870
Vonnis van 16 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [gemachtigde] , die zich op 7 maart 2025 heeft onttrokken,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. L.L. Metselaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 november 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties,
- het tussenvonnis van 6 februari 2025, waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- de brief van 7 maart 2025, waarin [gemachtigde] zich heeft onttrokken als gemachtigde van [eiser] ,
- de mondelinge behandeling van 1 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt die zich in het dossier bevinden. Namens [eiser] is niemand verschenen.
1.2.
Daarna is bepaald dat vandaag een vonnis wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben op 2 mei 2022 een overeenkomst gesloten voor de koop van een groot aquarium met toebehoren. [eiser] zou het aquarium met onder meer een sump (extra reservoir), apparatuur en levend steen kopen van [gedaagde] voor € 1.900,00. Dezelfde dag heeft [eiser] een aanbetaling gedaan van € 500,00.
2.2.
Daarna werd afgesproken dat [eiser] het aquarium met toebehoren zou ophalen op 4 mei 2022 bij het vakantiehuisje van [gedaagde] . Op die dag heeft hij alleen de apparatuur van het aquarium meegenomen, omdat de overige spullen niet in zijn auto pasten. [eiser] heeft die dag de resterende € 1.400,- aan [gedaagde] betaald.
2.3.
[eiser] heeft daarna twee afspraken gemaakt om de resterende spullen te komen ophalen, te weten op 6 mei en 10 mei 2022. Beide afspraken heeft [eiser] kort van tevoren afgezegd. Op 11 mei 2022 is [gedaagde] in het ziekenhuis opgenomen voor problemen aan zijn hart. In sms-berichten van 11 en 13 mei 2022 heeft [gedaagde] aan [eiser] laten weten dat hij de resterende spullen uiterlijk in het weekend van 14-15 mei 2022 moest komen ophalen:
“Het moet snel gebeuren ik leg in het ziekenhuis met een hartinfarct morgen word ik overgeplaatst naar [locatie] dus deze week moet hij weg en je moet met meerdere mensen komen want ik mag verlopig niet tillen”
“Ik heb je nu een paar keer geprobeerd te bellen dat aquarium moet nu echt van het weekend weg”
2.4.
In reactie daarop heeft [eiser] op 11 mei 2022 alleen aan [gedaagde] laten weten dat hij het zo snel mogelijk probeert te regelen. Intussen heeft [gedaagde] meermaals geprobeerd [eiser] telefonisch te bereiken, maar dat is niet gelukt. Daarna heeft [gedaagde] in een sms-bericht van 14 mei 2022 het volgende aan [eiser] geschreven:
“Je laat niets meer van je horen dus zet ik alles buiten het hek en als het stuk gaat pech ik haal de verwarmingen ook uit de specikuipen en zet ze ook buiten”
[eiser] heeft hierop niet gereageerd.
2.5.
Daarna heeft [gedaagde] een kennis van hem gevraagd de aquariumbak na 15 mei 2022 buiten het hek van zijn vakantiehuisje te zetten. Toen die kennis de aquariumbak verplaatste, is het glaswerk beschadigd geraakt.
2.6.
Op 17 mei 2022 heeft [eiser] weer van zich laten horen en aan [gedaagde] laten weten dat hij de resterende spullen nog steeds wilde ophalen. Daarop heeft [gedaagde] dezelfde dag geantwoord dat de aquariumbak inmiddels beschadigd was geraakt. [eiser] vroeg om een oplossing, waarna [gedaagde] heeft voorgesteld om hem 1.000 euro terug te geven, zodat hij een nieuwe bak zou kunnen laten maken.
2.7.
Op dit voorstel heeft [eiser] niet inhoudelijk gereageerd. Hij heeft aangegeven dat hij navraag zou doen bij leveranciers over de kosten en levertijd van nieuw glaswerk.
2.8.
Op 19 mei 2022 heeft [gedaagde] het volgende sms-bericht gestuurd aan [eiser] :
“Waar ik al bang voor was is gebeurd me kleinzoon is met ze fiets tegen de sump gereden en legt zijn been open me dochter is nu naar het ziekenhuis ben er klaar mee de kast gaat zo ook de grofvuil bak in ik ben nu echt in alle staten je bekijkt het maar”
2.9.
Vervolgens heeft [gedaagde] bijna een jaar niets meer van [eiser] vernomen.
2.10.
Bij brief van 17 mei 2023 heeft een incassogemachtigde in opdracht van [eiser] [gedaagde] gesommeerd tot betaling van € 5.198,05 aan schadevergoeding. [gedaagde] heeft daar niet op gereageerd. Nog eens anderhalf jaar later is [eiser] overgegaan tot dagvaarding.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
voor recht verklaart dat [gedaagde] uit hoofde van wanprestatie aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade;
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 5.198,05 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 768,23 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
subsidiair:
voor recht verklaart dat de overeenkomst tussen [gedaagde] en [eiser] is ontbonden of de overeenkomst tussen [gedaagde] en [eiser] in rechte ontbindt;
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1.900,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 344,85 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
zowel primair als subsidiair:
[gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
  • bepaalt dat hij bevrijd is van zijn leveringsverplichting jegens [eiser] ,
  • [eiser] veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
[eiser] heeft geen verweer gevoerd.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
[eiser] legt – samengevat – aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. [gedaagde] heeft nooit het volledige aquarium inclusief toebehoren geleverd. Omdat de aquariumbak en de sump kapot zijn gegaan en [gedaagde] op 19 mei 2022 de resterende spullen heeft weggegooid, is nakoming blijvend onmogelijk. [eiser] heeft door de tekortkoming van [gedaagde] € 5.198,05 aan schade geleden, welke [gedaagde] moet vergoeden. Verder rechtvaardigt de tekortkoming van [gedaagde] ontbinding van de overeenkomst, met terugbetaling van de koopprijs, aldus steeds [eiser] .
4.2.
[gedaagde] is het daar niet mee eens. Volgens hem is [eiser] zelf in verzuim. [eiser] heeft tot drie keer toe nagelaten om de aquariumbak en de andere spullen op te halen. Daarnaast heeft hij niet gereageerd op berichten en telefoontjes van [gedaagde] . [gedaagde] heeft [eiser] een laatste mogelijkheid geboden om de resterende spullen in het weekend van 14 en 15 mei 2022 op te halen, maar daarvan heeft hij geen gebruik gemaakt. Daarom meent [gedaagde] dat hij geen schadevergoeding hoeft te betalen en de koopprijs niet terug hoeft te betalen.
4.3.
De vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen. De kantonrechter legt hierna uit waarom.
Schuldeisersverzuim
4.4.
[gedaagde] doet onder meer een beroep op schuldeisersverzuim. Op grond van artikel 6:58 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) komt de schuldeiser in verzuim, wanneer nakoming van de verbintenis verhinderd wordt doordat hij de daartoe noodzakelijke medewerking niet verleent of doordat een ander beletsel van zijn zijde opkomt, tenzij de oorzaak van verhindering hem niet kan worden toegerekend.
4.5.
[eiser] zou het aquarium met toebehoren komen ophalen bij het vakantiehuisje van [gedaagde] . [gedaagde] had dan ook de medewerking nodig van [eiser] om zijn afleverplicht als verkoper na te komen. [eiser] heeft die noodzakelijke medewerking echter niet verleend. Hij is bij de eerste ophaalafspraak met ongeschikt vervoer gekomen, waardoor hij alleen de apparatuur van het aquarium mee kon nemen. Vervolgens heeft [eiser] tot twee keer toe een nadere ophaalafspraak kort van tevoren afgezegd. Toen [gedaagde] [eiser] vervolgens meermaals heeft bericht dat hij de resterende spullen uiterlijk 15 mei 2022 moest komen ophalen, heeft hij niet meer gereageerd en is hij niet op komen dagen.
4.6.
[gedaagde] heeft op zijn beurt alles gedaan wat voor de levering nodig was. Hij heeft doorlopend per sms en telefonisch contact gezocht met [eiser] om een (nieuwe) ophaalafspraak te maken. Daarnaast heeft hij onbetwist gesteld dat hij tijdens de eerste ophaalafspraak zijn aanhanger aan [eiser] heeft aangeboden zodat hij toch alles mee zou kunnen nemen, maar dat [eiser] daarvan geen gebruik heeft gemaakt. Ook heeft [gedaagde] onbetwist gesteld dat hij voor de ophaalafspraak van 10 mei 2022 een vrije dag had opgenomen. Tot slot heeft [gedaagde] aan [eiser] een laatste mogelijkheid geboden om de resterende spullen in het weekend van 14 en 15 mei 2022 op te halen. Vanuit het ziekenhuis heeft hij zelfs een kennis op het vakantiepark bereid gevonden om [eiser] eventueel te helpen sjouwen dat weekend.
4.7.
Gezien de voorgaande omstandigheden had [eiser] dan ook uiterlijk op 15 mei 2022 de resterende spullen moeten ophalen. Aangezien hij dit niet heeft gedaan, is hij in beginsel vanaf maandag 16 mei 2022 in schuldeisersverzuim geraakt. [eiser] heeft nog aangevoerd dat het vervoer van een aquarium gezien het gewicht niet op korte termijn verzorgd kon worden. Bovendien zou hij gerechtvaardigde redenen hebben gehad om de ophaalafspraken af te zeggen, te weten de beschikbaarheid van een bakwagen en de verkeersdrukte. Voor zover [eiser] hiermee bedoelt dat hij niet in schuldeisersverzuim verkeert, gaat de kantonrechter daar niet in mee. Partijen hebben afgesproken dat [eiser] het aquarium met toebehoren zou komen ophalen, zodat het vervoer voor zijn rekening en risico kwam.
4.8.
De tussenconclusie is dat [eiser] vanaf 16 mei 2022 in schuldeisersverzuim is geraakt. De kantonrechter zal hierna bespreken welke gevolgen dit heeft voor de door hem gestelde tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan de zijde van [gedaagde] en zijn beroep op ontbinding van de overeenkomst.
Tekortkoming niet toerekenbaar aan [gedaagde]
4.9.
Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde] heeft namelijk niet het complete en intacte aquarium met toebehoren aan [eiser] geleverd zoals was afgesproken. Het hiervoor vastgestelde schuldeisersverzuim aan de zijde van [gedaagde] heeft echter gevolgen voor de vereiste toerekenbaarheid van die tekortkoming in de zin van artikelen 6:74 en 6:75 BW.
4.10.
Op grond van artikel 7:10 lid 1 en 2 BW komt de zaak voor risico van de koper op het moment dat hij in schuldeisersverzuim komt door niet aan de aflevering mee te werken. De koper blijft dan de koopprijs verschuldigd, ongeacht tenietgaan of achteruitgang van de zaak door een oorzaak die niet aan de verkoper kan worden toegerekend. Of de oorzaak aan de verkoper kan worden toegerekend, moet mede beoordeeld worden aan de hand van de maatstaf die daarvoor geldt op grond van artikel 6:64 BW. In dat artikel staat dat als tijdens het schuldeisersverzuim een omstandigheid opkomt die behoorlijke nakoming geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt, dat niet aan de schuldenaar wordt toegerekend, tenzij deze door zijn schuld of die van een ondergeschikte is tekortgeschoten in de zorg die in de gegeven omstandigheden van hem mocht worden gevergd.
4.11.
[eiser] is vanaf 16 mei 2022 in schuldeisersverzuim geraakt. Daarna is nakoming van de overeenkomst door [gedaagde] blijvend onmogelijk geworden doordat de aquariumbak en de sump kapot zijn gegaan en [gedaagde] die op 19 mei 2022 samen met de overige spullen bij het grofvuil heeft gezet. De vraag is of [gedaagde] door zijn schuld of die van een ondergeschikte tekort is geschoten in de zorg die in de gegeven omstandigheden van hem mocht worden gevergd.
4.12.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat [gedaagde] in de gegeven omstandigheden voldoende zorg heeft betracht. Daarbij is van belang dat [gedaagde] meerdere keren aan [eiser] heeft laten weten dat hij de resterende spullen snel moest komen ophalen. Al op 7 mei 2022 liet hij met zoveel woorden weten dat hij niet wilde dat het aquarium met toebehoren beschadigd zou raken door zijn spelende kleinkinderen in de tuin van zijn vakantiehuisje. [gedaagde] heeft vanuit het ziekenhuis nog geprobeerd de aflevering in goede banen te leiden, door een kennis van hem te vragen om [eiser] eventueel te helpen sjouwen in het weekend van 14 en 15 mei 2022. Aangezien [eiser] nergens meer op reageerde en dat weekend niet kwam opdagen, is het begrijpelijk dat [gedaagde] het aquarium uit zijn tuin wilde. Omdat [gedaagde] zelf nog in het ziekenhuis lag, heeft hij de kennis gevraagd om de aquariumbak buiten het hek van zijn vakantiehuisje te zetten. Dat de aquariumbak tijdens de daaropvolgende verplaatsing per ongeluk beschadigd is geraakt, is onder de gegeven omstandigheden niet de schuld van [gedaagde] . Daarbij komt dat de kennis van [gedaagde] geen ondergeschikte is in de zin van artikel 6:64 BW. Ook de beschadiging van de sump komt onder deze omstandigheden niet voor het risico van [gedaagde] .
4.13.
Het voorgaande brengt mee dat de tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van de overeenkomst, niet aan hem kan worden toegerekend. Dit betekent dat de primaire vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
Ontbinding niet mogelijk
4.14.
[eiser] vordert subsidiair dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de overeenkomst is ontbonden, althans de overeenkomst zelf ontbindt. Daaraan legt hij dezelfde tekortkoming van [gedaagde] ten grondslag als aan zijn vordering tot schadevergoeding. De kantonrechter komt tot het oordeel dat ook de door [eiser] gevorderde ontbinding van de overeenkomst moet worden afgewezen en legt hierna uit waarom.
4.15.
Voorop staat dat [eiser] vanaf maandag 16 mei 2022 in schuldeisersverzuim is geraakt. Op grond van artikel 6:266 lid 1 BW kan geen ontbinding worden gegrond op een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis ten aanzien waarvan de schuldeiser zelf in verzuim is. Door het schuldeisersverzuim van [eiser] kan de overeenkomst dus in beginsel niet ontbonden worden.
4.16.
Daarop wordt een uitzondering gemaakt in artikel 6:266 lid 2 BW, welke bepaling voor de ontbinding van overeenkomsten een met artikel 6:64 BW vergelijkbare maatstaf bevat. Als tijdens het verzuim van de schuldeiser behoorlijke nakoming geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt, kan de overeenkomst worden ontbonden, indien door schuld van de schuldenaar of zijn ondergeschikte is tekortgeschoten in de zorg die in de gegeven omstandigheden van hem mocht worden gevergd. Uit hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.12, blijkt dat [gedaagde] de zorg heeft betracht die in de gegeven omstandigheden van hem mocht worden gevergd. De uitzondering van artikel 6:266 lid 2 BW is dus niet van toepassing, zodat de overeenkomst niet ontbonden kan worden.
4.17.
Gelet op het voorgaande wordt de door [eiser] gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen partijen is ontbonden afgewezen. Hetzelfde geldt voor de door hem gevorderde ontbinding van de overeenkomst.
Slotsom en proceskosten.
4.18.
De slotsom is dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. Gezien dit oordeel komt de kantonrechter niet meer toe aan het beroep van [gedaagde] op de klachtplicht van de artikelen 6:89 en 7:23 lid 1 BW en de verjaringstermijn van artikel 7:23 lid 2 BW.
4.19.
[eiser] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten van [gedaagde] betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde: € 678,00 (2 punten × tarief: € 339,00)
- nakosten:
€ 135,00(plus de in de beslissing vermelde verhoging)
- totaal: € 813,00
in reconventie
4.20.
[gedaagde] vordert bevrijding van zijn leveringsverplichting jegens [eiser] . [eiser] heeft hiertegen geen verweer gevoerd.
4.21.
Als de schuldeiser in verzuim is kan de rechter op grond van artikel 6:60 BW op vordering van de schuldenaar bepalen dat deze van zijn verbintenis bevrijd zal zijn. Voorop staat dat [eiser] vanaf 16 mei 2022 in schuldeisersverzuim is. Als de onmogelijkheid om na te komen niet aan de schuldenaar kan worden toegerekend in de zin van artikel 6:64 BW, dan blijft het schuldeisersverzuim bestaan. Het schuldeisersverzuim ontheft de schuldenaar echter niet van de verplichting om alsnog zijn eigen verbintenis na te komen. Dat zou in dit geval betekenen dat er op [gedaagde] alsnog een verplichting rust om een aquarium met toebehoren te leveren aan [eiser] .
4.22.
Gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, zou het niet redelijk zijn om [gedaagde] aan zijn leveringsverplichting te houden. Hij heeft namelijk alles gedaan wat van hem kon worden gevergd om de overeenkomst na te komen, maar is daarin verhinderd door [eiser] . De kantonrechter zal daarom de vordering van [gedaagde] tot bevrijding van zijn leveringsverplichting jegens [eiser] toewijzen.
4.23.
[eiser] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten van [gedaagde] betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 82,00 (2 punten x factor 0,5 x tarief: € 82,00) aan salaris gemachtigde.
in conventie en in reconventie
4.24.
[eiser] wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van de betekening als hij niet tijdig aan de proceskostenveroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
4.25.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals hierna vermeld in de beslissing.
4.26.
De veroordelingen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de veroordelingen ook moeten worden uitgevoerd als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld en zolang daarop niet anders is beslist.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
5.3.
bevrijdt [gedaagde] van zijn leveringsverplichting jegens [eiser] ,
5.4.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 82,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
5.5.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de kosten van betekening als hij niet tijdig aan de proceskostenveroordelingen onder 5.2 en 5.4 voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten onder 5.2 en 5.4 als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.7.
verklaart de veroordelingen onder 5.2, 5.4, 5.5 en 5.6 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.T. Hylkema, kantonrechter, bijgestaan door mr. J.G.H. Tonnaer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2025.